Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 3 (1901)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 3
Afbeelding van De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 3Toon afbeelding van titelpagina van De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 3

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (23.38 MB)

Scans (75.58 MB)

ebook (24.92 MB)

XML (2.38 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 3

(1901)– [tijdschrift] Huisvriend, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

De geschiedenis der goudmijnen.

Omstreeks 1830 was Californië van de Sierra Nevada tot aan de Stille Zuidzee een groote verlaten strook. De Mexicanen dachten er niet aan hun vruchtbaren grond te bewerken; de pionniers uit de Vereenigde Staten, die van magazijn tot magazijn en van de eene boerderij naar de andere hoe langer hoe meer het westen introkken, zagen zich tegengehouden door de reusachtige keten van het Rotsgebergte, door de met sneeuw bedekte toppen en ondoorwaadbare stroomen, waar verschillende expedities reeds van koû en honger waren omgekomen. Montery, de eigenlijke hoofdplaats, was niets meer dan een fort, dat een bevolking van Mexicaansche ambtenaren en grondeigenaren verdedigde, die in volslagen afzondering leefden; San Francisco was een dorp, bestaande uit enkele houten hutten. Herhaalde invallen van Indianen ontmoedigden de kolonisten, wier rijkdom bestond uit groote troepen ossen en bijna nog wilde paarden. Door volslagen gebrek aan een verkeersweg met het westen, zou het bebouwen van het land nutteloos blijken, daar de oogst toch niet vervoerd kon worden; alle handel werd over zee gedreven met schepen uit de Vereenigde Staten, die om Kaap Hoorn zeilden, en twee jaar noodig hadden voor de heen- en terugreis, of ook met de hoofdstad van Columbia, Sante-Fé-de-Bogata.

Op dit tijdstip ongeveer verhuisde een oud-kapitein van de Zwitsersche garde in Frankrijk, Sutter genaamd, in Baden geboren (1834), naar Amerika, waagde zich in den handel op Sante-Fé, deed onderzoekingen in Alaska en leed na afloop van dit onderzoek schipbreuk in de baai van San-Francisco. Het land beviel hem; hij had wat geld en kreeg van het Mexicaansch gouvernement een aanzienlijk stuk land op de plaats, waar zich tegenwoordig de stad Sacramento bevindt.

[pagina 358]
[p. 358]

Dit land, dat hij den naam gaf van Nieuw-Helvétia, had een lengte van 97 bij een breedte van 19 kilometers. Hij bebouwde er ongeveer 600 hectaren van en op de rest liet hij kudden weiden. Langzamerhand maakte hij er vlasspinnerijen, distilleerderijen, mechanische zagerijen, en leefde er te midden van zijn werklieden en beambten als een koning uit de vroegste tijden; de grootst mogelijke gastvrijheid uitoefenend, voor het land en zichzelf fortuin makende, en op die wijze wist hij in zoo hooge achting te komen, dat het Mexicaansche gouvernement hem benoemde tot gouverneur van Noord-Californië.

't Was ook bij hem dat de onderzoeker Frément toevlucht en hulp zocht en vond, toen hij, nadat hij een doortocht gevonden had van uit het Zuiden in het Rotsgebergte en nog een anderen wilde zoeken, op de bevroren en besneeuwde rotsen verdwaald raakte.

Door een vreemde speling van het noodlot werd deze man, die door den grond te bebouwen en vruchtbaar te maken zooveel voor het land gedaan had, door dienzelfden grond geruïneerd, zoodra men de schatten ontdekt had, die hij bevatte.

* * *

 

In 1848, eenigen tijd vóór (door het verdrag van Guadeloupe-Hidalgo) Californië aan de Vereenigde Staten was afgestaan, liet Sutter een waterloop graven ter voeding eener nieuwe machine met water uit de Sacramento. De ondernemer van het werk, Marshall genaamd, kwam op zekeren dag zeer opgewonden aanloopen en schudde voor hem zijn zakken leeg, die vol waren met zand waar iets in schitterde.

‘Het is mica,’ zei Sutter. Maar bij een nader onderzoek bleek, dat het zonder twijfel goud was. Zij waren van plan het in te zamelen en er alleen van te profiteeren. Maar de zorg, waarmee zij iedereen verwijderd hielden van de plaatsen waar zij groeven en het zand omwoelden, maakte de nieuwsgierigheid gaande. Een werkman uit Kentucky bespiedde hen, begreep wat zij deden, en het geheim lekte uit.

Nu was er geen stoppen meer aan. Zonder zich aan eigendomsrechten te storen, zonder te bedenken welke verplichtingen zij aan hun weldoener hadden, die algemeen geacht en bemind was, lieten zij allen Sutter in den steek.

Den volgenden morgen waren zijn landerijen, fabrieken en kantoren leeg; er waren niet anders dan lieden die den grond van het El-Dorado omwroetten en wieschen. Het nieuwtje verspreidde zich als een loopend vuurtje. Landloopers, zwervers, grootsprekers kwamen van alle kanten saamgestroomd, want - er was goud in het platgetrapte land; men had zich slechts te bukken om het op te rapen. Alle werklieden lieten hun ambacht in den steek; eerst later moesten zij erkennen dat het beter was het goud, dat de mijnwerkers met groote vermoeienissen en ontberingen uit de aarde en de rotsen haalden, in ruil te krijgen voor hun dagelijksch werk.

Een der eersten, die zoo verstandig was dit in te zien, was een neger, een jongen in een café, die eischte dat men zijn loon tot 10 dollar, ongeveer 25 gulden per dag, zou verhoogen. Maar alle prijzen gingen in dezelfde mate in de hoogte. De goudwasscher, de minst in aanzien zijnde werkman, verdiende in het begin 25 dollar (f 62.50) per dag. Maar het brood, het vleesch, het drinken was niet in voldoenden voorraad aanwezig en men moest er fabelachtige prijzen voor betalen.

(Slot volgt.)


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken