Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 3 (1901)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 3
Afbeelding van De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 3Toon afbeelding van titelpagina van De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 3

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (23.38 MB)

Scans (75.58 MB)

ebook (24.92 MB)

XML (2.38 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 3

(1901)– [tijdschrift] Huisvriend, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Zonderlinge heiligen.
Met illustratiën.

In het Turksche rijk vormen de Derwischen volgens de Encyclopaedia Brittannica goed geregelde godsdienstige orden, en verschillen met de Ulemás of wereldsche priesters. In Turkije, Egypte, Perzië, Hindostan en Centraal-Azië vindt men intusschen veel Derwischen en Fakiers die tot geen enkele orde behooren en eenvoudig bedelaars zijn of vrome lieden, van wie velen door tooverij in hun onderhoud trachten te voorzien; zoo is het ook met de Byragis, Dundis, Bhikshooks, Wanuspruts, Sungasis, Agharpunts, Gosaens, Jogis, Osdassis, Jutis en de Lingdet Jungums van noordelijk Hindostan, en nog meer met de Bonzen of Boedistische monniken. In een gunstigen zin beteekent Derwisch de geestelijke en mistieke zijde van den

illustratie
fakier op slaapkruk.


Islam. De Derwischen erkennen den gewonen uitleg van den Koran, zooals de gerechtshoven ze geven, niet, en ook geen andere macht dan die van Allah, die regelrecht tot hun harten spreekt. Vandaar dan ook dat de Turken hen altijd met een zekere ijverzucht behandelen.

Vele orden van Derwischen zijn in hoog aanzien; zoo is het o.a. met de Mevlevi, waarbij zich de hoogstgeplaatste en machtigste personen aansloten. Maar dezen konden, als zij niet onder strenge observatie genomen werden, aan hun lidmaatschap slechts voldoen door het herhalen van eenige gebeden thuis en het dragen van de heilige muts gedurende eenige minuten daags.

De echte Derwischen leven in kloosters, waarbij uitgestrekte landerijen behooren. Zoo is het ook het geval in Hindostan.

De waardigheid van Scheikh is in sommige streken erfelijk; in andere gedeelten gaat het volgens ouderdom of bij keuze.

De nieuwelingen moeten een reeks van beproevingen doorstaan voordat zij de verschillende versierselen, die bij de orde behooren, verdiend hebben; dezen bestaan uit oorringen in den vorm van een paardenhoef, een rozenkrans die de ‘99 schoone namen Gods’ bevat, de witte kap en den naam van de orde.

In Indië heerscht nog het gebruik om hen strepen uit sandelhoutmeel, het teeken van Schiva, of den witten en rooden drietand van Bishnu op het voorhoofd te teekenen. Bij de Mevlevi-orde moet de nieuweling vóór zijn opname 1001 dagen kloosterarbeid verrichten en wordt zoolang Schakal genoemd.

Niettegenstaande de voorgeschreven armoede is het den Derwischen toch veroorloofd privé eigendommen te hebben, ja velen mogen zelfs handel drijven volgens de wet der profeten. ‘Wie voordeel zoekt is de vriend Gods.’ Velen mogen zelfs trouwen en zich vrijelijk bewegen; weer anderen zijn gedoemd om ongehuwd te blijven en moeten in afzondering leven.

Door hun geheele levenswijze streven evenwel allen er naar, om in een bovennatuurlijken droomtoestand te komen, ten einde één te worden met God. Kaif of rust trachten zij zich te verzekeren door Haschisch, een bedwelmend praeparaat, door ingetogenheid en veertig dagen vasten. Dan weder galmen zij tot vervelens toe zekere zinnen of gezangen uit, die met steeds luider wordende stem gezongen worden.

De huilende Derwischen staan schouder aan schouder op den rechtervoet en wringen het lichaam en den linkervoet naar voor en achter of naar de beide zijkanten. Anderen voeren met

[pagina 357]
[p. 357]

gesloten oogen woeste dansen uit onder begeleiding van eigenaardige muziek en het geschreeuw der dansenden.

In de ‘Halet’, eind-extase, houden zij gloeiende ijzers vast, nemen brandende kolen in den mond of geven voorstellingen hunner spierkracht, die dikwijls oorspronkelijke, interessante werkingen hunner opgewondenheid, maar ook dikwijls

illustratie
eeuwig zwijgen.


berekende posen zijn.

Aan ieder kleedingstuk, aan iedere schrede die de Derwisch in het klooster doet, knoopen zich gebeden, hoewel veelal slechts stille, vast. Door al deze oefeningen meenen de Derwischen geestelijke kracht te verkrijgen, die hen in staat stelt zieken te genezen, geesten te bezweren en tooverijen te verrichten.

Anderen verkoopen talisman, bezweren slangen, enz. enz.

In Egypte en Hindostan worden de hoogste graden van vuilheid, bedrog, zelfverloochening en kastijding gevonden. Eenigen brengen hun leven door in volslagen naaktheid, hun lichaam met houtasch besmeerd, hun haar in een tulband gewikkeld; anderen leggen over het hoofd duikelend honderden mijlen af; weer anderen leven van den bedrieglijken verkoop van artsenijen of het verrichten van tooverkunststukjes. Vele boetenden staan urenlang op het hoofd en bidden in deze, juist niet zeer gemakkelijke houding.

Alle Mahomedaansche Derwischen gelooven aan de voortdurende werkzaamheid der heiligen, der reine afgestorvenen en der onzichtbare menschen of heeren van het noodlot, die vanaf het dak der Kaäba, het gebouw waarin de heilige grafsteen der profeten ligt, gezonden worden als dubbelgangers uit de onzichtbare wereld.

De Indische boetedoeners, uit wier midden de Fakiers ontstaan, zijn meerendeels aanhangers van Schiva. Het eenige, wat zij bezitten, is een lingam, die zij bestendig aanbidden, en een vel, waarop zij rusten. Zij laten zich door een lid hunner sekte of broederschap allerlei martelingen aandoen. Sommigen ontvleezen hun lichaam door voortdurende roedeslagen, anderen laten zich met een ketting aan een boom vastsmeden en blijven daar tot aan hun dood. Weer anderen doen de gelofte levenslang een uiterst moeilijke positie aan te nemen; zij houden bijv. hun vuisten vast gesloten, zoodat de nagels mettertijd aan de handen groeien. Anderen houden hun handen steeds over de borst gekruist of boven het hoofd gestrekt, zoodat zij ze ten laatste niet meer buigen kunnen. Zulke fanatieke menschen kunnen natuurlijk zonder hulp niet eten of drinken, maar moeten zich alles door hun leerlingen in den mond laten stoppen.

De Kave-Patrepandaron hebben de gelofte van eeuwig zwijgen afgelegd en gaan bedelend van huis tot huis, door gebaren hun verlangen te kennen gevend.

Velen begraven zich levend, halen slechts door een kleine opening adem, en blijven zoolang onder de aarde, dat men er zich over verwondert, dat zij niet sterven. Anderen laten zich tot aan den hals ingraven, weer anderen, op den grond liggend, alleen het hoofd.

Sommigen brengen hun geheele leven staande door; als zij slapen leggen zij zich tegen een muur of een boom, en opdat zij nooit lekker zouden slapen, laten zij zich een ijzeren rooster om den hals smeden, dien zij nooit meer kunnen afleggen. Ook slapen velen zittend en ondersteunen gedurende den slaap hun armen met een slaapkruk.

Velen staan urenlang op één voet, met de oogen naar de zon gekeerd; die nog ijveriger zijn, strekken den eenen voet in de lucht, staan met den andere slechts op één teen en strekken de armen uit; omgeven door vier potten, waarin vuur brandt, kijken zij voortdurend in de zon.

Om steeds te moeten zwijgen, doorboren zich eenigen de wangen en de tong met een ijzer, en laten daaraan een ander ijzer smeden, dat onder de kin doorgaat. Weer anderen gaan of staan hun leven lang op ronde potten of op schoenen met ijzeren pennen beslagen.

Vooral het Mahomedaansche Marokko biedt in dit opzicht interessante voorbeelden van godsdienstwaanzin, maar ook andere Oostersche landen staan daarbij niet achter.



illustratie
fakier-sandalen met ijzeren pennen. (Worden door het vastklemmen van den kegel tusschen de teenen gehouden.)


De verschillende afbeeldingen, die bij dit artikel behooren, geven den lezer eenigszins een denkbeeld van de dwaze begrippen dezer ‘zonderlinge heiligen’.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken