Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 3 (1901)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 3
Afbeelding van De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 3Toon afbeelding van titelpagina van De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 3

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (23.38 MB)

Scans (75.58 MB)

ebook (24.92 MB)

XML (2.38 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 3

(1901)– [tijdschrift] Huisvriend, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 385]
[p. 385]

Lady Melusine.
(Vervolg van blz. 384.)

Zij gilde luid: ‘Charley, slechts dàt niet! Doe wat ge wilt, maar laat mij je liefde!’

‘De liefde leeft van het geloof, waarop het gebouwd is, - en mijn geloof aan u is gestorven,’ antwoordde hij treurig.

‘Charley, Charley!’ snikte zij met bittere tranen. ‘Ge zijt vreeselijk hardvochtig. Ik zweer je, dat ik niet wist wie het meisje was, toen men mij vertelde, dat zij dood was!’

‘Dat verandert niets aan de zaak,’ zei hij streng en bitter; ‘moest juist dat u niet zeggen, dat het meisje uit vertwijfeling in den vijver gesprongen

illustratie
† vrijheer van nordenskjöld. (Zie blz. 387.)


was; of gaf het u mogelijk een gevoel van verlichting, te weten dat je geheim nu voor altijd bewaard was?’

Melusine waagde het niet op deze vraag te antwoorden, en weenend liet zij onder den blik van den hertog het hoofd zinken.

‘Ge zult me toch niet van je laten scheiden?’ vroeg Melusine na een pauze, met angstigen blik.

‘Wees daaromtrent gerust,’ antwoordde hij bitter. ‘Ik wil niet dat een Lady Hastings, als gescheiden vrouw, tot de uitgestootenen van onzen kring zal behooren. Bovendien, het scheidingsproces zou ook je geheim aan den dag brengen, en ik verlang het niet te weten. Heb overigens geen zorg - Isabel zal geen woord verraden, de lippen eener Carlyle zijn even gesloten als - de muren van een krankzinnigengesticht.’

‘Charley!’ riep Melusine uit.

‘Schrikt ge nu van wat ge een meisje, een kind bijna nog, hadt willen aandoen, en gisteren nog dacht gedaan te hebben?’ vroeg hij met vlammenden blik; en kalmer ging hij voort: ‘Ge blijft dus in je hooge onaantastbare positie van hertogin van Hastings; ge zult de honneurs van mijn huis waarnemen zooals vroeger, ik zal je voor de wereld de eer bewijzen en de achting schenken, die je rang eischen. Gij verliest daarbij niets dan mij en ge zult je daarover wel weten te troosten.’

‘Nooit, neen nooit, Charley!’ riep zij weenend.

‘Dat moet ge maar voor u zelf uitmaken,’ antwoordde hij ernstig. ‘Ook ik heb veel te overdenken.’

‘En zult ge me nooit kunnen vergeven?’

Hij was op het punt zich te verwijderen en keerde zich nogmaals om. ‘Het zou mogelijk zijn,’ sprak hij niet zonder zachtheid, ‘dat de tijd, die alle wonden heelt, ook troostend over de mijne ging, wanneer niet de schaduw van je geheim tusschen ons beiden bleef bestaan. Het zal en moet ons voor eeuwig gescheiden houden. Ik wil nog aannemen, dat ge mij om mijzelf en niet uit eerzucht genomen hebt, maar ik zal nooit vergeten, dat er een geheim in je leven is, voor welks geheimhouding ge mijn zuster tot levenslange ellende hebt willen doemen; je verleden is niet vlekkeloos, en ge hebt daarmee Sir Ralph waarschijnlijk ook bedrogen. Dat vergeet geen man.’

Hij verliet haar, ernstig en treurig, zooals hij gekomen was. Melusine wilde hard roepen, hem terugtrekken, toen de deur zich achter hem sloot, en zij dwong haar lippen tot zwijgen.

‘Wat wil ik eigenlijk?’ vroeg zij zich af. ‘Zoover mijn oog reikt bezit ik alles wat een hart slechts begeeren kan, rang, schoonheid, briljanten. Men huldigt mij, men ligt aan mijn voeten, het geheele rijk is vervuld van den roep over mijn schoonheid. Ben ik niet rijk genoeg? Heb ik meer noodig? Wat?’ Zij lachte bitter. ‘Neen,’ klaagde zij weenend, ‘ik ben armer dan de armste bedelares! De geliefde man mijns harten veracht mij; velen benijden, maar niemand bemint mij, niemand in de wijde, wijde wereld. Is dat nu de oogst van hetgeen ik gezaaid heb? En ik deed het toch om zijnentwille.’

Zij zonk in haar stoel terug en verviel in dof gepeins. De kamenier, die kwam om haar aan te kleeden, zond zij weg, zij wilde alleen zijn. Niemand bekommerde zich om haar, en die het deden kwamen slechts om de bevelen der hertogin van Hastings in ontvangst te nemen, anders kwam er niemand naar haar omzien.

Toen het donker werd stond zij op.

‘Waartoe dient dat tobben?’ dacht zij. ‘Nog ben ik de meesteres en ik zal het blijven tot aan het bittere einde.’

[pagina 386]
[p. 386]

Kalm liet zij zich aankleeden, prachtig zooals altijd met juweelen versierd. Toen zij na verloop van vier en twintig uur weer voor het eerst in het salon verscheen, waren allen er bij elkaar. Lady Carlyle speelde met den hertog een partijtje schaak, Mount-Severn zat te lezen en Frederik schertste met de jonge dames. Bij haar binnentreden stond men op. Sir Robert bood haar den arm; zij nam de honneurs waar aan tafel, maar Mount-Severn was op weinig uitzonderingen na de eenige, die tot haar sprak; zelfs miss Bane beantwoordde slechts schuw hare vragen. Na het diner speelde zij met Mount-Severn een partij piquet en zong een Schotsche ballade. Haar thee gebruikte zij in haar boudoir, alleen, door niemand opgezocht.

Zoo ging het meer dagen.

‘Ik kan het niet langer verdragen,’ dacht Melusine; ‘als het langer duurt word ik krankzinnig. Ik moet menschen om mij heen hebben, die met mij praten willen en lachen, anders ga ik ten gronde.’

XIV.

Hastings-Castle was weer vol gasten, die meegesleept door de schoonheid hunner gastvrouw, haar allen aan de voeten lagen.

Men had ditmaal met dubbel zooveel genoegen als anders de uitnoodiging naar Hastings-Castle aangenomen, want het wonderlijke verhaal van de verloren en teruggevonden zuster des hertogs had zich als een loopend vuurtje verspreid, en de omstandigheid, dat Lady Isabel het pleegkind geweest was van Sir Ralph Hereford, maakte de zaak bizonder pikant, zoodat het vele dagen het onderwerp van gesprek in de hoogere kringen uitmaakte.

Men kwam en bewonderde oprecht de jonge dame met haar fijn, aanvallig rococokopje en weldra vormde zich uit het gezelschap, het leger en de marine inbegrepen, zulk een drom van aanbidders om het moderne doornroosje, zooals Penelope waarschijnlijk niet gehad heeft.

Miss Bane had natuurlijk ook haar vereerders, die zij altijd, zonder er één voor te trekken, gelijk behandelde, daar zij onder hen er nog geen gevonden had, die oprecht de arme miss Bane en niet de rijke Lady Isabel Carlyle het hof maakte, hoewel onder de laatsten ook twijfel was gerezen of onder de veranderde omstandigheden Lady Isabel de erfgenaam worden zou, wat door anderen weer bestreden werd, daar de inkomsten van Hastings wel zoo groot waren, dat er voor de dochter des huizes een bruidschat zou kunnen overschieten. Bovendien werd er gefluisterd dat de hertog aan zijn zuster haar door Mount-Severn verkwist erfdeel harer moeder, met den interest erbij, vergoed had, wat haar reeds tot een der rijkste erfgenamen maakte, zoodat er in de positie van miss Bane als erfgename harer tante volstrekt geen verandering kwam. Men ziet dus, dat door het plotseling opduiken van Lady Isabel Carlyle den liefhebbers voor een grooten bruidschat heel wat hoofdbrekens bezorgd werd.

Melusine had de wijsste partij gekozen; zij wierp zich namelijk op als beschermster harer schoonzuster, en terwijl men Isabel huldigde, maakte men tegelijk Melusine het hof.

Mount-Severn maakte Frederik er eens opmerkzaam op, hoe sommigen er op uit waren Isabel's gunst door een omweg langs Lady Melusine te winnen.

Maar Frederik was niet geneigd op het thema in te gaan; hij had sedert den avond, dat Isabel aan hare familie teruggegeven werd, nog geen woord met de hertogin gesproken, en zwoer, haar nooit te vergeven, wat zij de arme Mary-Rose, en daardoor ook hem, had aangedaan.

Tusschen de zuster van den hertog en hem was het nog niet tot een verklaring gekomen, hoe gaarne hij het ook wenschte. Niettegenstaande dat zag hij rustig toe hoe anderen haar het hof maakten, hetzij uit liefde, hetzij uit andere motieven; geen kon zijn ijverzucht opwekken, want hij wist maar al te goed, dat Isabel of Mary-Rose, zooals hij haar zoo graag noemde, ter wille van het oude eenvoudige Hereford-House, alle lords der wereld met al hun geld erbij een blauwtje zou laten loopen; het kwam hem volstrekt niet in de gedachten dat het anders zijn kon, want zijn hart zeide hem luid, dat zij voor eeuwig de zijne was. Dat hij met Isabel een der rijkste vrouwen van het land zou bezitten, daaraan dacht de eerlijke kerel niet; voor hem bleef zij de arme vondeling en ging integendeel bij zichzelven na of de opbrengst van den oogst wel voldoende zou zijn om van het overschot een gezellig kamertje voor zijn toekomstige vrouw te laten inrichten. En Isabel zelve?

Nu, lachend liet zij haar aanbidders hun gang gaan en droomde daarbij van haar jong geluk in Hereford-House, een droom, die, als hij werkelijkheid werd, alle vrijers zonder onderscheid op de vlucht zou jagen.

Op een koelen herfstmorgen zat Lady Carlyle in haar eigen woonkamer bij den haard, en Lady Isabel en miss Bane, die elkaar zeer liefgekregen hadden, op lage bankjes aan haar voeten.

‘Wat gaat de tijd bij u toch snel voorbij, tante,’ sprak Isabella, op de pendule kijkend. ‘Al bijna elf uur en over tien minuten moeten wij in de bibliotheek zijn om plannen te bespreken voor die vervelende charade-opvoering.’

‘Zoo, mijn kind, bevalt de voortdurende afleiding, die Lady Melusine ons tracht te bezorgen, je niet bizonder?’ vroeg Lady Carlyle lachend aan haar nichtje.

‘Och, ik vind het nogal aardig onder die vroolijke en dikwijls belachelijke menschen,’ antwoordde Isabel, maar ernstig ging zij voort: ‘Maar het verwondert mij dikwijls, dat Lady Melusine zoo opgewekt kan zijn en zoo vroolijk kan lachen!’

‘Wij menschen hebben niet allen dezelfde natuur,’ zuchtte Lady Carlyle, maar opgewekter voegde zij erbij: ‘Wat zegt ge er toch wel van, Isabel, dat Lord Templeton, de sportsman en parforce-jager bij uitnemendheid, je op zoo opvallende wijze het hof maakt? Het schijnt mij toe, dat hij zijn rooden rok en Templeton-Grange u aan de voeten wil leggen.’

Isabel lachte luid en vroolijk.

‘Het is een grappig, maar goed mensch, tante Anna, en het zou mij spijten, als het hem ernst was met mij.’

‘Wat - zelfs zijn roode, vlekkelooze parforce-jagersrok kan je niet bekoren?’ spotte Lady Carlyle. ‘Maar als het dan toch rood moet zijn - dan zijn de roode baksteenmuren van Hereford-House altijd nog aantrekkelijker voor je, niet waar?’

Isabel lachte en Lady Carlyle streek liefkoozend over het zachte haar van het jonge meisje.

‘Hoe bent gij zoo ernstig, Louise?’ vroeg zij, zich tot deze wendend. Miss Bane richtte hare mooie donkere oogen op het vuur in den haard en hare roode lippen beefden verraderlijk.

‘Ik zou wel willen weten of oom Reginald nog geneigd zou zijn, mij op reis mee te nemen, als ik het hem verzoek,’ sprak zij met heesche stem.

Genoemde oom was een broer van haar overleden vader en niet rijk met aardsche goederen bedeeld.

‘Maar kind - ge hebt het altijd als een straf beschouwd met oom Reginald te moeten reizen?’ sprak Lady Carlyle verwonderd; ‘ik meende ook dat het hier een aangename verblijfplaats voor je was.’

‘Mij maakt het eeuwig uitdenken van altijd nieuwe genoegens zeer moe,’ was het korte antwoord.

‘Louise, ge zijt nu toch al niet geblaseerd?’ lachte Isabel.

‘Ja, ja, dat is het,’ antwoordde miss Bane half lachend en schuchter ging zij voort: ‘Tante Anne, ik zou wel willen dat oom Reginald mij geheel tot zich nam.’

‘Louise!’

Lady Carlyle sprak dit woord uit op verwijtenden toon, ja zelfs eenigszins boos, want reeds van kind af had zij voor het meisje gezorgd.

[pagina 387]
[p. 387]

‘Wees niet boos op mij, tante Anne,’ riep Louise smeekend, ‘ge hebt mij immers niet meer noodig. Isabel zal bij u blijven.’

‘Jawel, dat ziet er nogal mooi uit, met Frederik op den achtergrond,’ viel de oude dame haar in de rede. ‘Louise, hoe komt ge eraan?’

Miss Bane schoof dichter bij Lady Carlyle en legde het hoofd op haar schoot.

‘Tante Anne, laat ons dan weer naar uwe mooie villa in Westend terugkeeren,’ sprak zij smeekend. ‘Ter wille van mijn zielsrust kan ik hier niet langer blijven. Ik kan het niet langer aanzien, hoe hij lijdt; ik kan het niet dulden dat deze vrouw, nadat zij zoo slecht en gewetenloos met Isabel gehandeld heeft, niet eens tracht zijne achting weer te winnen, maar in plaats daarvan zich aan allerlei vermaak overgeeft. Tante Anne, deze blonde Schotsche is een zeer, zeer booze vrouw, en de ontdekking daarvan heeft hem het haar aan de slapen in enkele dagen grijs doen worden. Hebt u het niet gemerkt? Tante Anne, laat ons van hier gaan, ik kan het niet verdragen.’ En miss Bane stond op en verliet zeer geroerd de kamer.

‘Mijn God, wat moet dat beteekenen?’ vroeg Isabel verwonderd.

Lady Carlyle zweeg een poosje.

‘Ik heb haar begrepen,’ sprak zij eindelijk. ‘Arme Louise, arm kind! Zij gelijkt in zooveel opzichten op mij, en zal juist handelen zooals ik. Weet ge, Isabel, waarom - hoewel ik mooi was, even mooi als gij, en rijk ook - ik ongetrouwd gebleven ben? Er was een zeker Lord, die trouwde met een ander....

 
‘Weary is young life, when blighted,
 
Heavy his love, unrequited....’

‘En Louise?’ vroeg Isabel. ‘Meent ge, gelooft ge, dat ze...’

‘Zij zal, evenals ik, ongetrouwd blijven,’ sprak Lady Carlyle fluisterend. ‘Gij vermoedt niet, Isabel, hoe Charley Lady Melusine bemind heeft. Hij is met haar getrouwd, trots mijn waarschuwing, die hij destijds een vooroordeel noemde, en begreep niet, wat men hebben kon tegen de stralende zon, de vlekkelooze godin, die Melusine in zijn oog was. Het zou voor hem een zegen zijn, als hij van haar scheidde, want haar aanblik zal de wonde altijd opnieuw doen bloeden.

Ge vraagt naar Louise?

De diadeem der hertogin von Hastings is niet voor haar bestemd, en haar eenzaam leven zal in mijn mooie, lieve villa in Westend geëindigd worden.’

Lady Carlyle stond op, om brieven te schrijven, en daar Isabel wel geneigd was de afspraak in de biblotheek te vergeten, sloop zij zonder gezien te worden het park in. Daar was het reeds echt herfstachtig, de bladeren geel, de ranken van den wilden wingerd rood, hier en daar nog een late roos, maar op de bedjes tusschen het groene, fluweelachtige gras bloeiden de kinderen van den herfst, asters, dahlia's en herfsttijrozen.

Isabel nam haar japon een weinig op, deed een paar oude handschoenen aan en betrad het grasperk om bloemen te plukken, want zij verstond de kunst uit de eenvoudigste bloemen en blâren ruikers te maken, zooals menigeen het haar uit de zeldzaamste planten niet zou nadoen.

‘Deze Chineesche winterasters zijn zoo mooi,’ zei een stem achter haar, en toen zij verschrikt en blozend omkeek, stond Frederik naast haar.

‘Modellen,’ sprak zij, op de bloemen wijzend, en voegde erbij: ‘De broeikas zal mij van den winter heerlijke bloemen leveren om na te maken, en mijn broer heeft mij reeds carte blanche gegeven, om daarin naar hartelust te plukken!’

‘Ik heb plan, het volgend jaar de oude leege broeikas in Hereford weer te laten inrichten,’ en toen zij een opgewekt: ‘ja, werkelijk?’ deed hooren, ging hij stralend voort:

‘Ge zoudt Hereford-House niet meer herkennen, Lady Isabel; er is reeds zooveel hernieuwd en gerestaureerd, en ook het park is weer gedeeltelijk in orde gebracht. Wel is waar ontbreken de eiken, en dat was de mooiste versiering, maar ik heb in hun plaats beuken laten planten en die zullen in weinig jaren zoo groot zijn, om een idee van de oude allee, ook slechts een idee ervan, weer te geven. Toen ik twee jaar geleden het sprookje van uw dood hoorde, was ik bijna op het punt Hereford-House te verkoopen en zoo snel mogelijk naar Indië terug te keeren!’

Isabel ging voort met bloemen plukken.

‘Dat was zeer dwaas van u geweest, Sir Frederik,’ sprak zij zacht.

‘Mij scheen het integendeel het verstandigste wat ik doen kon,’ antwoordde hij, ‘want voor wie zou ik Hereford-House weer in zijn ouden glans herstellen? Gij waart immers voor mij verloren!.... Isabel, kleine, lieve Isabel, zoudt ge, nu ge Hastings-Castle met al zijn pracht als uw tehuis hebt, je nog kunnen tevredenstellen met Hereford-House?’

Met stralenden blik zag zij hem aan.

‘Niet alleen tevredenstellen, Frederik,’ sprak zij met een aanminnig lachje onder tranen; ‘Hereford-House zal mij altijd een Eldorado zijn!’

De met zooveel zorg geplukte bloemen vielen op den grond; de tuinman moest het grasperk weer schoonmaken, maar wat kwam er dat op aan? Na langen tijd van beproeving waren twee menschen voor het leven gelukkig geworden; zij hadden alle vuur- en waterproeven glanzend doorstaan en, gelouterd tot het zuiverste goud, waren de jonge, trouwe harten eruit te voorschijn getreden. En toen men dien dag bij het diner den champagne inschonk, kondigde de hertog de verloving aan van zijn zuster, Lady Isabel Carlyle, met Sir Frederik Hereford.

De parforce-jager comme il faut, Sir Templeton van Templeton-Grange, trok een lang gezicht en met hem vele anderen. Melusine had er niets van geweten; zij had het ‘kinderspel’ tusschen hen beiden als geëindigd beschouwd, en het zich tot plicht gerekend voor haar schoonzuster zoo snel mogelijk een goede partij te zoeken. Nu evenwel de verloving, die zij in haar binnenste als zeer dwaas kenmerkte, bekendgemaakt werd, moest zij voor haar gasten den schijn aannemen of zij er reeds lang van wist. Nadat het diner met zijn toasten en gelukwenschen voor het jonge paar was afgeloopen, en dit naast elkaar in een der vensternissen stond, ging zij naar hen toe en reikte hen met haar liefste lachje beide handen.

‘Dat noem ik de lui overrompelen,’ sprak zij.

‘Maar hoe is dat mogelijk, Mylady?’ vroeg Frederik, zonder Melusine's hand te zien. ‘Reeds voor twee jaar, toen u mij het bericht van Isabel's dood bracht, zei ik u dat wij verloofd waren, en vóór dien tijd moet ge toch wel gezien hebben hoe de zaken stonden.’

Melusine liet haar handen langzaam vallen en het lachje verdween van hare lippen.

‘Vóór twee jaar!’ herhaalde zij. ‘Mijn God, wat kan er in twee jaar veel veranderen - ook harten kunnen dat doen. Slechts de uwen zijn dezelfde gebleven. Doch wat er ook van zij, ik wil niet de eenige zijn, die zonder gelukwensch tot u komt, al heeft die ook mogelijk geen waarde voor u,’ voegde zij er bitter, bijna vijandelijk bij.

(Wordt vervolgd.)


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken