Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 3 (1901)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 3
Afbeelding van De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 3Toon afbeelding van titelpagina van De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 3

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (23.38 MB)

Scans (75.58 MB)

ebook (24.92 MB)

XML (2.38 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 3

(1901)– [tijdschrift] Huisvriend, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Lady Melusine.
(Vervolg van blz. 372.)

‘Ge ziet er uit als de fee in het sprookje,’ riep Louise Bane onwillekeurig uit, en als antwoord op de verontschuldiging van Melusine sprak Lady Carlyle: ‘Wij zijn immers onder ons!’ en eenigszins boos voegde zij er bij: ‘Wat zegt ge er van, Melusine, dat eene Carlyle je bediend heeft? Zulk een eer valt niet iedereen te beurt.’

Melusine mompelde iets onverstaanbaars en kon niet nalaten even de schouders op te halen.

‘Ik geloof, dat het tijd is voor het diner,’ sprak zij.

‘Hebt ge honger, Mylady? Ik ook!’ riep miss Louise lachend. ‘Maar waar is Sir Frederik gebleven, hij was zooeven nog hier?’

‘Het is onwellevend ons te laten wachten,’ bromde Melusine; ‘hij weet toch, wanneer er gegeten wordt.’

Lady Carlyle, naar wier smaak de gebieder van Hereford wat weinig salonheer was, nam voor dezen keer zijne verdediging op zich.

‘Wij hebben op u gewacht,’ sprak zij. ‘Overigens geloof ik, dat Sir Frederik den geheelen dag bij het portret van Lady Besz heeft doorgebracht. De gelijkenis met haar en onze Isabel moet treffend zijn.’

‘Nog is hij niet verloren, reeds is hij weder daar!’ declameerde miss Bane, toen de deur openging en Sir Frederik verscheen, gevolgd door - Sir Robert Mount-Severn, bij

[pagina 382]
[p. 382]

wiens verschijning Melusine haar fijnen ivoren waaier brak, terwijl haar toch reeds bleek gelaat nog een tintje witter werd.

‘Ik heb de eer,’ sprak Sir Robert buigend, en ging lachend voort: ‘Ik kom regelrecht uit Parijs, beste Charley, en zie dat ik juist op tijd ben, want men heeft zooeven voor het diner geluid.’

‘Uw reis kwam zeer onverwacht, oom,’ sprak de hertog droog; ‘er zijn hier intusschen zonderlinge dingen gebeurd.’

‘Zoo? Zonderlinge dingen? Ge maakt mij nieuwsgierig. Misschien kunt ge er mij onder tafel wel wat van vertellen?’

‘Neen, dat kan niet,’ antwoordde de hertog; ‘hetgeen ik te vertellen heb is van veel te ernstigen aard om terloops te behandelen. Zijt ge werkelijk zoo slecht op de hoogte als ge voorwendt, dan zal ik het u later vertellen.’

‘Parbleu, dat klinkt verbazend interessant,’ meende Sir Robert op onverschilligen toon. ‘Wij zullen dus wachten. Ma chère nièce j'ai l'honneur!’

Hij bood Melusine den arm en bracht haar naar de eetkamer. Lord Hastings geleidde Lady Carlyle en Sir Frederik miss Bane.

‘Waarom zijt ge niet in Parijs gebleven?’ vroeg Melusine heftig maar zacht aan haar cavalier.

‘Ik ben van plan veranderd,’ antwoordde Mount-Severn snel, en met een uiterlijk als sprak hij over onverschillige zaken, ging hij voort: ‘Ik meende dat het beter was hier te komen dan in Parijs te blijven, waarvoor geen gegronde reden bestaat. Bovendien, Dexter is dood en er zal u wel weinig aan gelegen zijn mijne correspondentie met hem te presenteeren. Heb ik geen gelijk?’

‘Zwijg,’ beval Melusine, en haar oogen schoten een rood, toornig licht; ‘houd je mond, of....’

‘Ge zult u wreken,’ sprak hij kalm lachend. ‘Ben ik in uw oog dan zulk een baby, dat ge mij angst aanjagen wilt? Overigens dat geen droppel Aqua Toffana mijn maal zal kruiden - en dat ge goed schieten kunt, weet ik ook.’

Melusine werd aschvaal. ‘Ge zijt een duivel,’ siste zij.

‘En gij natuurlijk een engel - hoe kan het ook anders,’ sprak hij met lachende galanterie.

Daar ieder der gasten te veel met zijn eigen gedachten bezig was, kwam het onder het diner niet tot een gezellig gesprek. Miss Bane en Mount-Severn waren nog de eenigen die spraken. Melusine scheen werkelijk hoofdpijn te hebben, want donkere kringen omgaven haar anders zoo schitterende oogen en aan het dessert dronk zij veel champagne, die door den hertog bijna niet aangeroerd werd.

‘Charley, zijt ge ziek?’ vroeg Melusine, toen hij voor wijn bedankte.

‘Lichamelijk ziek - neen!’ antwoordde hij kortaf. ‘Champagne is slechts voor menschen, die vroolijk gestemd zijn, en door het gebruik ervan nog vroolijker willen worden.’

‘Maar Mylord,’ riep miss Bane, in de hoop wat leven in het eentonig gezelschap te brengen, ‘Orsini zingt in “Lucretia Borgia”: “Schenkt en drinkt, verbant de zorgen” - en een zeker philosoof zegt: “In wijn ligt vergetelheid”.’

De hertog lachte onwillekeurig.

‘Sedert wanneer zijt ge zoo'n bacchante geworden, miss Louise?’ vroeg hij.

Zij lachte en riep: ‘Ik haal slechts een philosoof aan.’

‘De philosoof heeft gelijk,’ verklaarde Melusine, terwijl zij haar glas opnam en het haastig leegde. Toen zette zij halfluid het drinklied van Orsini in: ‘Il segretto per esser felice.’

Lady Carlyle zag haar nicht verbaasd aan.

‘Het is zeker Italiaansch gebruik om aan tafel te zingen,’ sprak zij. ‘Maar als ik mij niet vergis, dan werd dit lied door een grafgezang onderbroken.’

‘Dat was het de profundis en de doodsklok luidde ertusschen,’ sprak Melusine en dronk huiverend nog een glas. Toen stond zij op en verliet de eetzaal, waarin de heeren niet, zooals gewoonlijk, nog een poosje achterbleven, maar dadelijk de dames naar het salon volgden.

Miss Bane zette zich aan den vleugel en speelde een der sympathieke liederen ‘ohne Worte’ van Mendelsohn. Hiermeê had zij haar doel bereikt, want men kon nu luisteren inplaats van een gedwongen gesprek te moeten voeren.

‘Zing eens een mooi Fransch lied, miss Louise,’ verzocht Mount-Severn, nadat zij het ‘Frühlingslied’ geëindigd had, en zij knikte toestemmend. Toen zong zij het mooie lied, gezet op woorden van Victor Hugo:

‘Si vous n'avez rien à me dire -
Pourquoi venir auprés de moi?
’

Nog vóór zij geëindigd had ging de deur open en verscheen Mr. Roy, de geleerde.

‘Ik vraag excuus als ik stoor, Mylord, maar ik wilde graag een paar woorden spreken.’

‘Graag - ik kom dadelijk!’ antwoordde de hertog; maar Mr. Roy kwam een schrede nader.

De hertog stond op.

‘Wat ik den hertog te zeggen heb, gaat ook het overige gezelschap aan,’ sprak hij verlegen.

‘O, een nieuwtje uit den boekentoren. Hoort, hoort!’ riep Melusine met gedwongen vroolijkheid van uit haar laag stoeltje bij den haard.

Miss Bane zat aan den vleugel; niet ver van haar af aan een kleine tafel Lady Carlyle, Frederik en Mount-Severn.

‘Ik moet ver uitweiden, Mylord,’ begon hij, en dingen zeggen, die u misschien allen reeds bekend zijn. En toch, ik moet het vertellen, al zal het mogelijk voor hare genade de hertogin niet prettig zijn om aan te hooren. Nu dan! Den 16den November, 18 jaar geleden, werd er voor de deur van Sir Ralph Hereford een kind gelegd, een arm weenend meisje van anderhalf jaar. Sir Ralph's edele gemalin, Lady Mary, nam het kleine wezen liefdevol op en verzorgde het tot aan haar dood. Mary-Rose, de vondeling, groeide op als een lieftallige schoonheid, zij werd door allen bemind, ja, Sir Frederik Hereford noemde haar zelfs zijn verloofde. Vergeef mij, Sir Frederik, wanneer ik oude wonden openhaal, maar de oude Roy is niet zoo harteloos als ge misschien wel zult denken, want hij bezit de middelen deze oude wonden te genezen. Doch daarover later, ik ben nog niet ten einde. Sir Ralph huwde voor den tweeden keer, en van nu af aan was Mary-Rose niet meer het kind des huizes, maar de dienares der nieuwe Lady Hereford. Deze wist werkelijk toen nog niet wat wij allen nu weten, dat de vondeling, Mary-Rose, Lady Isabella Carlyle was, de dochter van den hertog van Hastings, die haar op haar reis in de groote, wijde wereld niets anders meegaf dan een brief, waarin men om opname van de kleine verzocht. In chemisch schrift was ook aan den anderen kant van den brief door dokter Dexter de rang en naam van het kind geschreven. Het eene deel dezer verklaring werd zichtbaar als men het papier verwarmde, het andere als men het met chloor bevochtigde. Sir Ralph heeft nooit van het bestaan van dit schrift geweten; wel wist Lady Melusine ervan. Of zij het evenwel ontdekt heeft vóór of na het zoogenaamde ongeluk te Hampton, kan ik niet nagaan.’

Melusine stoof op, maar een blik van den hertog hield haar terug. Mount-Severn was zeer bleek geworden.

Mr. Roy ging voort: ‘Lady Hereford woonde nu als weduwe op Hereford-House en Sir Frederik ging voor zaken naar Londen. In dien tusschentijd was Mary-Rose zoo onvoorzichtig om te verraden dat zij een droef geheim wist uit het leven van Lady Hereford, en dat was voldoende om over het arme meisje het oordeel uit te spreken. Zij verborg haar in een klein, koud kabinet, terwijl zij in huis het gerucht liet verspreiden, dat Mary-Rose waanzinnig was geworden. Wie zou er twijfelen aan Mylady's woorden? Lady Melusine schreef aan Dr. Norton, directeur van een krankzinnigengesticht, en verzocht hem het meisje op te nemen. Hierin werd toegestemd en Bob Chester, de trouwe dienaar van

[pagina 383]
[p. 383]

Sir Ralph, zou Mary-Rose wegbrengen, terwijl hem ingeprent werd onderweg niet met het meisje te praten, en hetgeen zij sprak, als wartaal te beschouwen.’

Roy's rede werd hier door een zeer onmelodieus lachen van Mylady onderbroken.

‘Wie heeft ooit zoo iets gehoord? En gij zegt hem niet den mond te houden, Charley!’ riep zij, de handen om de leuning van haar stoel geklemd.

En weer was het slechts een blik, een handbeweging van den hertog, die haar tot zwijgen dwong. En Mr. Roy ging voort:

‘Bob Chester vertrok dus met Mary-Rose, maar kwam onderweg tot de ontdekking, dat zijne lieve miss, zooals hij het meisje noemde, volstrekt niet krankzinnig, maar het slachtoffer was van Mylady, die haar geheim, dat ik intusschen niet ken, gaarne achter slot en grendel bewaard wilde zien. Bob Chester was evenwel een brave kerel en verzon een plan om Mary-Rose te redden. In een herberg bij den heksenvijver te Hampton verwisselde Mary-Rose van kleeren, die Chester onderweg gekocht had, en verliet ongemerkt het gebouw, Chester een afgesproken teeken gevend. Het meisje had intusschen haar hoed en sjaal in den vijver geworpen, benevens een grooten steen, wat natuurlijk een doffen plomp ten gevolge had.

Toen snelde Chester naar buiten en kwam terug met het bericht, dat het meisje zich verdronken had, en bood een groote som om haar te redden. Chester wist evenwel het bijgeloovig verhaal, dat zich aan den vijver vastknoopte, en dat niemand hulp zou verleenen.

Mary-Rose was dus vrij! Een ander dan zij had stellig de zaak wereldkundig gemaakt en Lady Melusine aan het gerecht overgeleverd, maar daarvoor was zij veel te goed, veel te rechtschapen. Zij wendde zich dus tot mij, haar eenigen vriend op de wijde wereld, en smeekte mij haar op te nemen.

Sedert dien tijd bewoont zij den noordelijken vleugel en maakte mij daardoor schuldig aan inbreuk op uw huisrechten. Eerst voor korten tijd bemerkte ik wie zij eigenlijk was, en nu mag ik mij niet langer weerhouden, uw familie de zuster, uw geslacht het edele loot terug te geven.’

Melusine was als onder een zweepslag van haar stoel opgesprongen.

‘Hoe kunt ge toch den onzin van dien ouden intrigant aanhooren?’ riep zij woest en hartstochtelijk. ‘Charley, ik zeg je, deze man liegt, Mary-Rose is dood, dood, dood!’

Aamechtig viel zij in haar stoel terug.

‘Roy, ge vertelt ons daar een zeldzame geschiedenis,’ sprak de hertog met heesche stem en zonder Melusine aan te zien, als wist hij maar al te goed, dat de afgrond tusschen hem en haar geen denkbeeldige was.

Mr. Roy antwoordde niets, maar hij opende de deur achter zich en wenkte.

Eene kleine feeëngestalte in zwarte kleeren, zooals men ze vóór driehonderd jaar droeg, betrad het vertrek, met Stuartmutsje en sluier, het sprekend evenbeeld van Lady Besz. Melusine stiet bij dezen aanblik een woesten kreet uit.

‘Het is haar geest.’

‘Niet haar geest,’ sprak Mr. Roy op luiden toon, ‘maar de hooggeboren Lady Isabel Carlyle in de bloeiende lente haars levens.’

In Frederik kwam het eerst van allen leven; hij sprong op en wankelend liep hij naar haar toe, terwijl hij overtuigd uitriep: ‘Mary-Rose, mijn lief meisje!’

Zij lachte op haar oude, betooverende wijze en sprak zacht, terwijl zij hem met haar kleine, blanke hand over het voorhoofd streek: ‘Lieve, beste Frederik!’ Toen ging zij naar den hertog en fluisterde aarzelend: ‘Mijnbroeder!’

‘Isabel, ja, ge zijt het, ge hebt de echte trekken der Carlyle's,’ antwoordde hij opgewekt en trok haar tot zich. Langen tijd hield hij haar diep bewogen in de armen en bracht haar toen bij Lady Carlyle.

‘Hier, tante Anne, breng ik u de eenige nicht, die ge zoo lang beweend hebt. Isabel, ze is de zuster van onzen vader!’

Lady Anne snikte luid, terwijl zij haar nichtje tot zich trok en allerlei onsamenhangende woorden zei.

De hertog greep evenwel Roy's hand en zei eenvoudig: ‘Ge hebt u weer als een trouw vriend doen kennen.’

Roy haalde een grooten, bonten zakdoek te voorschijn en begon daarmee zijn brilleglazen schoon te maken; eigenlijk gold het meer zijn oogen, die vochtig geworden waren.

‘Ik heb je verdriet gedaan, Charley,’ sprak hij op onvasten toon, ‘maar ik kon niet anders.

Ik ben evenwel nog niet gereed met mijn verklaringen. Na haar vlucht woonde Lady Isabel dus bij mij, en ik zocht voor haar de oude kleeren op, die ik in een der kasten van den noordelijken vleugel vond. Het lag evenwel niet in mijn plan haar als Lady Isabel te laten spoken, maar niettegenstaande dat werd zij door de bewoners van het kasteel en ook door Lady Melusine gezien, en toen moest zij haar rol volhouden. Had ik mij destijds maar eens bemoeid met dingen buiten mijn zaken om, had ik er op gelet wie Mylord als Lady Hastings hier op het kasteel wilde brengen, dan had ik, niettegenstaande het verbod van Lady Isabel, toen reeds gesproken, hoewel ik toen werkelijk nog niet wist, dat Mary-Rose uw zuster was.

Lady Melusine was intusschen meesteres op Hastings-Castle geworden, te meer reden dus om Mary-Rose onder mijn bescherming te houden, totdat ik voor haar een ander onderkomen - ik had een betrekking als Engelsche leerares in een kleine Duitsche stad op het oog - gevonden had. Zij vertelde mij o.a. ook van den brief, dien men haar had meegegeven, toen men haar op den drempel van Hereford-House legde, en ik voelde veel lust dien te zien. Sir Frederik zou hem wel bewaren - Sir Ralph had het vroeger gedaan.

Het was op den avond dat de hertog en de hertogin uit Londen terug verwacht werden, en in dien tusschentijd ging Lady Isabel, die wist dat alle vertrekken leeg waren, naar Lady Melusine's boudoir om dat te bewonderen. Toen het meisje nu langs het schrijfbureau van de hertogin liep, bleef zij met een plooi van haar japon haken aan een bronzen knopje, en toen zij het los wilde maken, sprong er een veer, een driekantig geheim laadje werd zichtbaar en daaruit viel - de zoo lang gewenschte brief.

Lady Isabel herkende hem dadelijk als het document, dat Sir Ralph haar meermalen had laten zien; zij deed dus het laadje, dat nog meer papieren bevatte, dicht en behield den brief, als een haar toekomend pand. Toen zij Mylady's boudoir verliet, liep zij bijna tegen de zoo juist thuisgekomene aan, en kon zich ternauwernood nog in een kast verbergen. Zij liet mij het papier zien en ik zag dadelijk dat de identiteitsverklaring van Lady Isabel eerst onlangs aan het licht gekomen was.

Mijn verklaringen wijzen dus op de volgende feiten:

1) Dat de geest van Lady Besz niet gespookt heeft.

2) Dat ik niet den reuzenhonger had, zooals Mrs. Fly dacht, maar mijn maaltijden met Lady Isabel deelde.

3) Dat Lady Melusine, nog niet gesproken van de waanzinnigheidsverklaring van Sir Ralph's pleegdochter, niet meer in staat is te loochenen, dat de herkomst van de vondeling van Hereford-House haar onbekend was.’

Er ontstond een lange pauze. Melusine's opgewondenheid had plaats gemaakt voor diepe neerslachtigheid; zij was als versteend en luisterde toe alsof al het gesprokene haar niet aanging.

Lady Isabel zat tusschen haar tante en broeder, ieder hunner een harer kleine handen reikend. Toen Roy geëindigd had, omarmde zij haar broeder, want ook zij voelde het verdriet, dat hem treffen moest bij de ontdekking, dat zijn aangebedene Hooglandsfee een onwaardige was.

[pagina 384]
[p. 384]

Frederik zat tegenover Lady Isabel en dikke tranen rolden den eerlijken man over het gelaat, tranen van louter vreugde.

Mount-Severn had zwijgend toegeluisterd, daar hij zich onbehaaglijk gevoeld had. Nu hij evenwel zag, dat men van zijn medeplichtigheid niets scheen te weten, gedroeg hij zich alsof het verhaal hem zeer getroffen had. Hij naderde zijn nicht en reikte haar de hand.

‘Lief kind,’ sprak hij, ‘laat ons vriendschap sluiten, daar wij bloedverwanten zijn. Ik ben de broeder uwer moeder.’

Maar Lady Isabel nam de aangeboden hand niet aan. Zij maakte een stomme, onberispelijke buiging en begaf zich naar den stoel, waarop Lady Melusine zat.

‘Mylady,’ sprak zij met haar zachte stem, de handen als een smeekende gevouwen, ‘Mylady, laat ons het gebeurde vergeten.’

Melusine zag op en staarde het lieve meisje aan, als ontwaakte zij langzaam uit een zwaren droom.

Maar Lady Carlyle voorkwam een verdere toenadering. Zij greep Isabel's hand en voerde haar weg.

‘Kom kind,’ sprak zij goedig, maar op beslisten toon, ‘laat dat nu. Het is zeer edel van je, te vergeven, maar ik, als je natuurlijke beschermster, verlang geen gemeenschap tusschen u en deze vrouw. Hier ziet ge mijn pleegdochter, miss Louise Bane; gij moet vriendschap met elkaar sluiten. Wees niet boos, Charley, maar na alles wat ik gehoord heb, moet ik een scheidsmuur trekken tusschen haar en - die vrouw!’

Melusine was opgestaan.

‘Ge hebt gelijk, tante Anne,’ sprak zij, ‘wat ik aan Lady Isabel goed te maken heb, moet ik eerst voor mijn man rechtvaardigen.’

De hertog antwoordde niet. Strak voor zich uitziende, leunde hij op den schoorsteenmantel. De liefelijke stem van Melusine had plotseling alle macht over hem verloren. Zelfs kon hij niet boos op haar zijn; het was hem als was door hetgeen zij gedaan had, alle gevoel voor haar uitgedoofd en vernietigd.

Een namelooze, waanzinnige angst maakte zich van Melusine meester, en daar hij zich niet verroerde, haar zelfs niet aanzag, naderde zij hem, bang, sidderend. ‘Charley!’ kwam het bevend over haar lippen.

Maar geen trek op zijn gelaat bewees, dat hij haar verstaan had. Toen wierp zij zich voor hem neer en strekte de handen naar hem uit.

‘Charley,’ klonk het nog eens als een smartkreet van haar lippen en de saffierblauwe oogen vulden zich met heete tranen.

Hij zag haar vóór zich liggen in de deemoedigste houding, haar, de trotsche vrouw, de verklaarde schoonheid van het seizoen, en de witte zijden stof ritselde en ruischte en haar lange loshangende haren verspreidden een heerlijken geur van Ylang-Ylang, maar het kon zijn hart niet vermurwen.

‘Geen comedie, Melusine,’ sprak hij boos; ‘wij zijn niet alleen. Ik zal je naar je kamer brengen!’

De toon zijner stem trof haar tot in het diepst der ziel en zwijgend stond zij op.

Mount-Severn wierp haar de met zilver doorwerkte sortie over de schouders, terwijl hij haar toefluisterde:

‘Moed, en ge behaalt toch de overwinning.’

Zij hoorde nauwelijks deze woorden. Zwijgend legde zij haar arm in dien van den hertog, tot zij in haar boudoir was. Toen sprak zij zacht: ‘Charley, wilt ge mij niet aanhooren?’

Hij lachte bitter.

‘Wat zoudt ge mij te vertellen hebben? Er is immers geen verdediging meer mogelijk. En vergeven - vandaag al vergeven.... ik ben ook maar een mensch,’ antwoordde hij; ‘morgen zal ik u te woord staan. O, Melusine,’ voegde hij er diep getroffen bij, ‘hoe hebt ge mij zoo iets kunnen aandoen.’ En met deze woorden verliet hij haar.

Den volgenden morgen werd Lady Isabel door haar broeder geroepen. Zij had de kleederen van Lady Besz afgelegd en voorloopig een japon van miss Bane aangetrokken.

‘Zijt ge ziek, Charley?’ vroeg zij, toen zij bij haar broeder binnentrad.

Hij lachte droevig en sprak: ‘Ik zal dezen slag niet zoo spoedig te boven komen, Isabel.’

‘Arme broer; had ik maar geen gehoor gegeven aan Roy's aandringen, dan was deze slag je gespaard gebleven, en...’

‘Dat was Roy's plicht,’ viel de hertog haar in de rede.

‘O,’ ging zij voort, ‘wat hoorde ik Sir Ralph steeds met eerbied over je spreken, en ook Sir Frederik hield zooveel van je - moet ik het mij nu niet tot een verwijt maken, tusschen jou en je geluk te zijn getreden?’

‘Het was toch niet duurzaam geweest. Maar ach, Isabel, ik had mij het ontwaken uit dezen schoonen droom niet zoo vreeselijk voorgesteld.’

‘Ik begrijp het,’ antwoordde zij op medelijdenden toon, en met ontzetting dacht zij eraan, wat gebeuren zou, als hij alles wist....

Het gevreesde - de vraag was nu reeds op zijn lippen. Hij vatte haar hand en zag haar vast in de oogen.

‘Isabel,’ sprak hij, ‘wat was het voor een geheim, waarvoor mijn vrouw je uit den weg wilde ruimen?’

‘Ik zal het nooit zeggen en aan niemand verraden - ook jou niet, Charley,’ antwoordde zij met zulk een beslistheid, dat de hertog begreep dat een verder aandringen noodeloos was.

‘Bedenk wel, Isabel,’ ging de hertog voort, ‘dat er door zwijgen dikwijls meer onheil gesticht wordt, dan door bijtijds spreken. Als gij evenwel de eenige medeweetster bent, moet ge het zelf weten.’

‘Ik geloof niet, dat een derde ervan op de hoogte is,’ antwoordde Isabel beslist. ‘Lady Melusine zou ook stellig hemel en aarde bewegen om die persoon voorgoed te verwijderen.’

De hertog zuchtte diep en sprak: ‘Is het dan zoo erg?’

‘Ja, Charley, het is ontzettend!’ antwoordde het meisje met bleek gelaat.

De hertog deed nog één vraag en sprak:

‘Ik eerbiedig je zwijgen, Isabel, maar zeg mij, is het onteerend?’

‘Niet voor u, slechts voor haar, maar zij draagt je naam, zooals zij vroeger dien der Herefords droeg,’ antwoordde het meisje met terneergeslagen blik.

‘Ik begrijp je,’ sprak de hertog langzaam, ‘het is misschien ook beter dat ik niets weet. Deze beide namen wilt ge hoog houden, en ik zweer je, dat ik je niet verder zal lastig vallen! Lief zusje - eerst gisteren werdt ge de onze, en hoe kort zal het misshien nog duren of ge wordt ons weer ontroofd?’

Zij wendde haar gloeiend gezichtje af.

‘Ik ben zoo gelukkig, bij u en tante Anne een tehuis gevonden te hebben.’

‘En Frederik dan?’ vroeg hij lachend.

‘Ik weet het niet...’ stamelde zij; maar de hertog liet haar niet verder uitspreken en nam haar handen in de zijnen.

‘Ik weet, kind, dat Frederik, de brave kerel, je oprecht liefheeft. Isabel - lief, klein zusje, Frederik Hereford zal mij altijd een welkome zwager zijn.’

Later op den middag zocht de hertog zijn vrouw op.

‘Ik heb op u gewacht,’ sprak zij eenvoudig.

‘Ik kom, om met je te bespreken, hoe ons verder leven zal ingericht zijn,’ antwoordde hij kalm. ‘Ge zult zelve inzien, dat de gruwelijke behandeling, die ge het meisje, van wie ge wist, dat zij mijn zuster was, hebt doen ondergaan, mijn liefde den genadestoot gegeven heeft.’

(Wordt vervolgd.)


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken