Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Klein kapitaal uit het handschrift-Van Hulthem (1992)

Informatie terzijde

Titelpagina van Klein kapitaal uit het handschrift-Van Hulthem
Afbeelding van Klein kapitaal uit het handschrift-Van HulthemToon afbeelding van titelpagina van Klein kapitaal uit het handschrift-Van Hulthem

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.35 MB)

XML (0.59 MB)

tekstbestand






Editeurs

Hans van Dijk

W.P. Gerritsen

Orlanda S.H. Lie

Dieuwke E. van der Poel



Genre

poëzie

Subgenre

verzamelhandschrift


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Klein kapitaal uit het handschrift-Van Hulthem

(1992)–Anoniem Hulthemse handschrift–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 70]
[p. 70]

Drie poente die de vrouwe haren sone leerde
Wim van Anrooij en Frits van Oostrom Rijksuniversiteit Leiden

De meest actuele onderzoeksvraag omtrent het handschrift-Van Hulthem is die naar de veronderstelde stedelijke achtergrond van deze codex. Met meer en minder stellig- en schoorvoetendheid hebben recentelijk Van Anrooij en Van Buuren, Lie en Pleij het grootste verzamelhandschrift van de Middelnederlandse letterkunde stadsburgerlijke antecedenten toegedacht (zie hun bijdragen aan Pleij e.a. 1991). En waarom ook eigenlijk niet, waar het een betrekkelijk eenvoudig uitgevoerd volkstalig verzamelboek betreft dat aan het begin der vijftiende eeuw in Brussel of omgeving moet zijn geboekstaafd?

De hier uitgegeven tekst uit Hulthem, nr. 96, lijkt deze sociale situering evenwel op hinderlijke wijze te weerspreken. Er is hierin een wijze dame aan het woord, die haar zoon onderwijst in de deugden die hij in zijn verdere leven moet betrachten. Vanuit de hierboven veronderstelde context van het boek zou men wellicht verwachten dat zij de jongen onderricht in noties als hard werken, spaarzaamheid en zelfstandigheid - en dit alles dan waarschijnlijk ook nog overgoten met een stedelijke saus van stoïcisme, sexualiteit en strontfolklore.

Maar het is daarentegen een en al noblesse wat de klok slaat (vgl. Van Oostrom 1989, 34-36). De zoon moet vooral leven voor een goede naam (v. 32, 39, 60, 64, 78), en dat betekent in de eerste plaats (v. 33-48): in het gevecht niet van de zijde wijken van zijn veldheer. Ten tweede (v. 49-64): het zegel is voor een heer een heilige zaak; de afspraken waaraan het is gehecht, moeten tot elke prijs gestand worden gedaan, wil hij daadwerkelijk als edelman bekend staan - reden temeer om goed te overwegen waarom en wat men zegelt. Ten derde (v. 65-78) moet een heer de ridders en de knechten die hem dienen, met inbegrip van hun families, liefhebben en respecteren, en bijvoorbeeld hun vrouwen en dochters niet lastigvallen (!).

De geïmpliceerde zoon van deze moederlijke raad - die zelf alleen in v. 27-28 aan het woord komt, en dan nog slechts indirect - heeft onmiskenbaar trekken van de aristocratische jonkman, een jonge ridder die misschien niet zelf tot de allerhoogste adellijke rangen zal behoren (v. 34-44), maar toch voor een aanzienlijke positie is voorbestemd, met een aanmerkelijk gevolg aan ridders ook (v. 66-76) dat hij rechtvaardig moet regeren. Dat het juist een vrouw moet zijn die aan de jongen deze ridderlijke levenslessen voorhoudt, is voor wie de Arturliteratuur een beetje

[pagina 71]
[p. 71]

kent, niet echt verwonderlijk: men denke aan de Dame du Lac die Lancelot zijn ridderlijke opvoeding geeft (ook in de vorm van ‘mondelinge theorieles’), en vooral aan de vergelijkbare rol van de moeders van Ferguut en, in het bijzonder, Perchevael. Wie durft en wil - binnen de Amerikaanse mediëvistiek schijnt zoiets tegenwoordig aan de orde van de dag te zijn - kan in deze gender-rol nog trekken zien van een oeroud matriarchaat.

 

Maar voor we te ver van het handschrift-Van Hulthem afraken, verdient het onze aandacht dat de leerrede van de moeder in deze codex wordt voorafgegaan door een proloog, en gevolgd door explicatie vanuit het perspectief van een verteller/ sprookspreker. De explicatie doet op het eerste oog niet zoveel anders dan de moederlijke lessen nog eens in eigen woorden navertellen. Maar bij nader toezien lijkt de spreker hier de teneur van de adviezen veelbetekenend te moduleren. Als hij de eerste les bespreekt (v. 85-92), is de militante context op zijn minst enigszins afgezwakt, en getransformeerd in een algemeen advies tot scamelheit (vgl. Van Buuren 1984). In de bespreking van het tweede punt (v. 93-100) is het accent verschoven van de bezegeling die schuld maakt naar de vooruitziende blik waarmee een heer zijn afspraken moet maken. In het geval van het derde advies lijkt de spreker zelfs enigszins verlegen te zijn geweest om een goede overdrachtelijke toepassing te bedenken: sone weetic bat gheliken wien dan ict gheliken mach der trouwen. Weer is de toepassing veralgemeend, in de richting van betrouwbaarheid jegens de eigen kring van hoog tot laag. De verschillen zijn beslist niet spectaculair, maar de nuances significant: de eer is er nog steeds, de heren ook; maar het militante en het ridderlijke zijn overvleugeld door een algemene vorm van rationele deugdzaamheid. Hebben we hier met een bewuste herinterpretatie te doen, ontwikkeld om klassieke aristocratische principes toepasselijk te maken in een stedelijke elitaire context?

De proloog van deze tekst geeft extra steun aan zo'n gedurfde veronderstelling. Hier gaat de spreker nog een stapje verder in de uitbreiding van de actieradius van de adviezen. Terwijl de moederlijke lessen verderop toch uitsluitend relevant zijn voor een (opgroeiende) man, kondigt de proloog een deugdenleer aan voor elc, [...] weder hi man si ochte vrouwe. De deugden waarom het hier blijkt te gaan zijn scaemte, wijsheit ende trouwe - en wie dit drietal respecteert, heeft edelheit in hem besloten. De deugden maken dus de inborst edel, wat echt iets anders is dan het ‘noblesse oblige’ van waaruit de moeder lijkt te spreken. Als we de proloog mogen geloven, ligt de weg naar innerlijke (en lees: ware) adel voor eenieder open die de deugd in ere houdt. Daarvoor hoeft men niet noodzakelijkerwijs een man te zijn, laat staan het slagveld op te gaan, een eigen zegel te voeren of er een aanzienlijke hofhouding op na te houden. Dit kon eenieder zich ter harte nemen die een beetje meetelde in de Brabantse stadscultuur der late Middeleeuwen.

Zoals wel vaker in het handschrift-Van Hulthem (en vooral als het om teksten uit de oude, hoofse sfeer gaat? vgl. Vergi), staat de proloog dan wel niet haaks op

[pagina 72]
[p. 72]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

het gedicht, maar vertoont zij toch een ‘knik’ met de materie van de tekst (vgl. overigens de opmerkelijke verzen 21-22). Het gaat zeker te ver om zonder meer te veronderstellen dat hier om een oude kern iets heen gemaakt is (of duidt het opmerkelijke enjambement van v. 24-25 er juist op dat er aan een oudere versie is gesleuteld?). Misschien zijn de Drie poente nog eerder aan een bron ontleend (zie ook v. 23!), bijvoorbeeld een Oudfrans gedicht dat, zoals wel vaker aan de orde lijkt te zijn geweest (vgl. Van Oostrom 1992, 316, n. 4), meer hoofs-aristocratisch van sfeer was en bij bewerking in de Middelnederlandse sproke werd ‘verburgerlijkt’? En weer is het vooral opvallend hoe daarbij wijsheit (goed voor den lande [!] ende den here) op de voorgrond is geplaatst (v. 1, 13, 94), waarvoor men toch een heel traject heeft afgelegd vanaf het punt in de moederlijke levensleer waarmee het is verbonden, namelijk het zegelen. Is het dan toch zo dat tekst 96 in Hulthem de stadsburgerlijke situering van het boek veeleer bevestigt dan weerspreekt?

Literatuur

A.M.J. van Buuren, ‘Dat scamelheit thoechste poent es van minnen’, in: J.J.Th.M. Tersteeg en P.E.L. Verkuyl (red.), Ic ga daer ic hebbe te doene. Opstellen aangeboden aan prof. dr. F. Lulofs ter gelegenheid van zijn afscheid als hoogleraar in de Nederlandse taal- en letterkunde aan de Rijksuniversiteit te Groningen. Groningen, 1984, p. 127-148.
F.P. van Oostrom, ‘Lezen, leren en luisteren in klooster, stad en hof’, in: N. Heimeriks en W. van Toorn (red.), De hele Bibelebontse berg. De geschiedenis van het kinderboek in Nederland en Vlaanderen van de Middeleeuwen tot heden. Amsterdam, 1989, p. 15-40.
F.P. van Oostrom, Het woord van eer. Literatuur aan het Hollandse hof omstreeks 1400. 3e dr. Amsterdam, 1992.
H. Pleij e.a., Op belofte van profijt. Stadsliteratuur en burgermoraal in de Nederlandse letterkunde van de Middeleeuwen. Amsterdam, 1991. Nederlandse literatuur en cultuur in de Middeleeuwen 4.

Drie poente die de vrouwe haren sone leerde
XCVI

1[regelnummer]
Scaemte, wijsheit ende trouwe -aant.
 
Dese drie poente sal elc ane sien,aant.
 
Weder hi man si ochte vrouwe,
4[regelnummer]
Want daer vele dochden ave ghescien.aant.
[pagina 73]
[p. 73]
 
Dese drie sijn fondamentaant.
 
Daer alle doghet sijn uut ghesproten.
 
Soe wie dese drie met herten mint
8[regelnummer]
Heeft edelheit in hem besloten.
 
 
 
Scaemte die heet meneghen ridder
 
Ende oec meneghen goeden stam
 
Dranc doen drincken soer ende bitter
12[regelnummer]
Die hem herdelike ane quam.
 
 
 
Dander poent es wijsheit,
 
Daer den lande ende den here
 
Herde vele ane gheleit,
16[regelnummer]
Ende oec eest een poent van groter eren.
 
 
 
Trouwe dat es dalder leste
 
Van desen drien ende oec slot.
 
Ic rade elken dat hise veste
20[regelnummer]
Wantse selve ghemaect heeft God.
 
 
 
Nu gaic uut mier prologhen
 
Ende trecke ter materien waert.
 
Een tijts soe was mi vertoghen
24[regelnummer]
Hoe dat een vrouwe uut goeder aert
 
 
 
Haren sone te voren leide
 
Dat hi drie poente van haer hilde.aant.
 
Hi andwerde ende seide,aant.
28[regelnummer]
Waert moghelijc, dat hijt doen wilde.
 
 
 
Die vrouwe sprac: ‘Lieve kint, verstaet:
 
Het sijn drie poente sonder blame;
 
Hier bi willic dat ghise ontfaet:
32[regelnummer]
Si moghen meeren uwen name.
 
 
 
Dits dierste poent, hoert na mi:
 
Als ghi ghewapent sijt om striden
 
Daer meerder heren sijn dan ghi
36[regelnummer]
En seldi ierst niet achter tiden,
[pagina 74]
[p. 74]
 
Maer altoes biden hoefde blivenaant.
 
Daer ghi met sijt comen daer;
 
Soe mach men uwen name scriven
40[regelnummer]
In scamelheiden, wet vor waer!
 
 
 
Want het es ene jammerlike vraghen
 
Dat men enen ridder vracht
 
“Waer lietti uwen here verslaghen?”
44[regelnummer]
Die scaemte al in sijn herte dracht.
 
 
 
Hier bi, lieve kint, soe radic u
 
Dat ghi dit poent hebt voer oghen
 
Van desen daghe vorwaert nu,
48[regelnummer]
Waer ghi sijt, na u vermoghen!
 
 
 
Dander poent dat ic rade:aant.
 
Soe waer ghi uwen zeghel sent,
 
Dat ghijt met herten hout ghestade,
52[regelnummer]
Want daer u trouwe in es bekent.
 
 
 
Maer eer ghi zeghelt, soe ane siet
 
Hoe ghi zeghelt ende watte,
 
Soe misselike eest wat na ghesciet;
56[regelnummer]
Met herten soe radic u datte.
 
 
 
En es here op erterike
 
Wat hi zeghelt, hi en moet houden
 
Sal hi leven ghetrouwelike
60[regelnummer]
Ochte oec edel sijn ghescouden.
 
 
 
Hier bi, lieve kint, waer ghi sijt,
 
Gheeft emmer uwen worden macht
 
Ocht wat ghi zeghelt tenegher tijt;
64[regelnummer]
Soe weert al docht in u gheacht!
 
 
 
Nu verstaet mine derde lere:
 
Ridderen, knechten, die u lijf
 
Achter waren, dien doet ere
68[regelnummer]
Ende en staet niet na haer lijf,
[pagina 75]
[p. 75]
 
Noch na hare kinderen, wats ghesciet.
 
Ghi mochter u bederven met,
 
Lieve kint, daer es groet verdriet
72[regelnummer]
Dicke af comen, dat ghijt wet.
 
 
 
Hier bi soe seldi met trouwen
 
U ghesende altoes minnen;
 
Noch ane maeghden, no aen vrouwenaant.
76[regelnummer]
Die hem toe hoert gheen arch beghinnen.
 
 
 
Soe staen si u ghetrouwelike bi;
 
Oec soe blijfdire met gheert.
 
Dese drie poente hout van mi,
80[regelnummer]
Lieve kint, soe waer ghi u bekeert!’
 
 
 
Nu elc here van hogher machte
 
Die in eren wilt volstaen,
 
Nemt dese drie poente in sine ghedachteaant.
84[regelnummer]
Want der doghet vele leghet aen.
 
 
 
Dierste, na mijns sijns viseren,
 
Van deser werder vrouwen leren
 
Mach men billijc compareren
88[regelnummer]
Scamelheden min no mere;
 
 
 
Want menech werf edel manaant.
 
Bleven es bi groten heren
 
Om dat hi niet wech en ran;
92[regelnummer]
Want scamte en woden niet laten keren!
 
 
 
Dander poent es woenachtechaant.
 
Inder wijsheit groet ende smal;
 
Want een here moet sijn vordachtech
96[regelnummer]
Sijns sijns wanneer hi zeghelen sal.
 
 
 
Oec en eest ghene clene sake,aant.
 
Eens heren zeghel, verstaet den sin:
 
Hets seker, na der wiser spraken,
100[regelnummer]
Sijns selfs trouwe, meer no min!
[pagina 76]
[p. 76]
 
Dleste poent van desen drien,
 
Na der leringhe vander vrouwen,
 
Sone weetic bat gheliken wien
104[regelnummer]
Dan ict gheliken mach der trouwen.aant.
 
 
 
Oec willic u dit verclaren:
 
Sijn si hoghe, sijn si neder,
 
Die eens heren ere verwaren,
108[regelnummer]
Sal een here verwaren weder.
 
 
 
Soe verwaert hi, des sijt vroet,
 
Trouwe, lijf, goet ende ere.
 
Soe wie dese drie poente doet,
112[regelnummer]
Heeft verstaen der vrouwen lere!

Nota: item cxii verse.

Aantekeningen

De tekst is geschreven op F.78R, b, 1-F78V, b, 26. Een eerdere uitgave is C.P. Serrure (ed.), ‘Kleine gedichten uit de dertiende en veertiende eeuw’, in: Vaderlandsch museum 1 (1855), p. 337-340, nr. xxxiv.

1 Scaemte: de S is een rode initiaal van twee regels hoog.
2 poente: Serrure geeft poenten.
4 ave: Serrure geeft ane.
5 Dese: de D is een rode lombarde van een regel hoog. Een dergelijke lombarde keert vanaf hier regelmatig om de vier verzen terug. Op basis van deze lombardenstructuur kiezen we voor een presentatie van de tekst in vierregelige strofen.
26 poente: Serrure geeft poenten.
27 andwerde: Serrure geeft antwerde.
37 hoefde: het handschrift heeft hoeefde, zo ook Serrure.
49 Na ic voegt Serrure u toe.
75 ane: Serrure geeft aen.
83 sine: Serrure geeft sinen.
89 werf: het handschrift heeft verf (vgl. MNW 6, 1439), zo ook Serrure. edel man: Serrure geeft edelman.
93 poent: Serrure geeft poente.
97 en: Serrure geeft ende.
104 der: Serrure geeft ter (zie ook reeds MNW 2, 1262).

[tekstkritische noot]1 scaemte: eergevoel
2 ane sien: in het oog houden
3 weder [...] ochte: hetzij... of
4 daer [...] ave: daardoor

[tekstkritische noot]9 heet: heeft
10 stam: (iemand uit een bepaald) geslacht
11 soer: zuur
12 herdelike ane quam: zeer aangreep
15 gheleit: gelegen ligt
19 veste: een vaste plaats geeft (in het gemoed)
23 vertoghen: verteld
24 uut goeder aert: vanuit een edele natuur
25 te voren leide: voorlegde
26 hilde: ter harte moest nemen
30 sonder blame: uitstekend
32 meeren: vergroten
35 meerder: voornamere
36 ierst: als eerste. achter tiden: terugtrekken
[tekstkritische noot]37 hoefde: aanvoerder
39 scriven: noemen
40 in: vol. scamelheiden: dapperheid
43 here: (leger)aanvoerder. verslaghen: gedood
50 waer: wanneer. sent: aan verbindt (om aan derden te sturen)
51 hout ghestade: gestand doet
52 daer [...] in es bekent: daaraan wordt... afgemeten
53 ane siet: bedenk
54 hoe: waarom
55 misselike: onzeker
59 sal: wil
60 ghescouden: genoemd (in het openbaar)
63 ocht wat ghi: (bij) wat u ook
64 docht: deugd
67 achter waren: bewaken
[tekstkritische noot]69 wats ghesciet: wat er ook voorvalt
70 bederven: te gronde richten
74 ghesende: gevolg
76 arch: kwaad
80 u bekeert: gaat en staat
82 volstaen: blijven staan
85 mijns sijns viseren: mijn mening
86 werder: edele
87 compareren: gelijkstellen aan
92 woden: wilde hem
93 woenachtech: verankerd
95 sijn vordachtech: anticiperen op
96 sijns sijns: zijn eigen positie
[tekstkritische noot]107 verwaren: beschermen


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • Het Hulthemse handschrift


Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Drie poente die de vrouwe haren sone leerde

  • Drie poente die de vrouwe haren sone leerde


auteurs

  • Wim van Anrooij

  • F.P. van Oostrom