grote C. Zijn boeken zijn ambivalent en contradictorisch, doordrongen van een onstuitbare obsessie en een bizar gevoel voor humor. Het zijn ook portretten van menselijke psyches. Als een zelfportret of als een expressionistisch portret. Jim Thompson breekt resoluut met afstandelijkheid en neutraliteit. De vlotheid van de detective wordt in zijn werk één van de symptomen van mentale onevenwichtigheid. Zijn stijl is grillig, maar nooit verward. Je krijgt een helder beeld van een donkere wereld. Met protagonisten die even ontspoord zijn als de realiteit. Een wereld zonder moreel centrum en zonder verlossing. Toch blijven de hoofdfiguren menselijk, hun acties begrijpelijk en hun emoties aangrijpend. Het worden ‘zieke’ mensen met meer inzicht in de wereld dan in de eigen gevoelens en ervaringen. Zij zijn eenzaam en zoeken beschutting in een ersatz-familie, verbergen zich in anonimiteit of slaan op de vlucht. In een goddeloze wereld worden alle mensen gedreven door eenzelfde ‘waanzin’, eenzelfde gewelddadige drift. Thompson schreef o.m.: The getaway (1959), The killer inside me (1952).
Recentste vertaling
De zwendelaars (BZZTôH, 1991) |
Elmore Leonard werd full-time schrijver dankzij Hollywood (enkele van zijn westerns, zoals Hombre, werden verfilmd) en refereert in zijn noir-thrillers vaak naar de film noir. Vanaf 52 Pick-up (1974 - 52 Piek up, Van Holkema & Warendorf, 1987) was meteen duidelijk wat de kracht van Leonard was: scherpe (filmische) dialogen, laconieke personages, een sfeer van fataliteit, een flinke dosis humor en een perfect geritmeerd verhaal. In boeken als Swag (1976), The switch (1979), City primeval (1980), LaBrava (1983 - La Brava, Van Holkema & Warendorf, 1987), Touch (1987), Freaky deaky (1988 - Dynamiet, Van Holkema & Warendorf, 1989) en Killshot (1989 - Killers, De Boekerij, 1997) is de actie gruwelijk genadeloos, zijn de personages van prettig tot onprettig gestoord en is de popcultuur alomtegenwoordig. Elmore Leonard verwierf erkenning bij het grote publiek met een noir-comedy thriller: Get shorty (1990 - Geldschieter, Van Holkema & Warendorf, 1991).
Recente vertalingen
Jackie Brown (Van Holkema & Warendorf, 1998) |
Bankroof (Van Holkema & Warendorf, 1997) |
Tuig (De Boekerij, 1996) |
Charles Willeford introduceert in o.a. Miami blues (1984 - Miami blues, Atlas, 1992), New hope for the dead (1985 - Hoop voor de doden, Atlas, 1993), Sideswipe (1987 - Molenwiek, Atlas, 1995) en The way we die now (1988) Hoke Mosely, een door het leven getekende speurder die harmonieus past in het chaotisch, cynisch en gewelddadig milieu waarin hij opereert. Willeford maakt daarbij uitstekend gebruik van Florida, een locatie die paradijselijk oogt maar een hel blijkt. In werk als Pick-up (1967), The burnt orange heresy (1971) en Cockfighter (1972) blijkt Charles Willeford een meester in het opbouwen van spanning, het psychologisch tekenen van obsessief en destructief gedrag, het evoceren van fataliteit en het voelbaar maken van het ontstaan van geweld.
James Crumley maakt van Montana een perfecte noir-locatie: een wilde, duistere en getormenteerde streek bevolkt door mensen die de beschaving achter zich lijken te hebben gelaten. The last good kiss (1978 - De laatste echte kus, De Arbeiderspers, 1980) is een briljant romantisch tough-guy verhaal met een gerateerde speurder, C.W. Sughrue, die tijdens een zoektocht naar een verdwenen persoon zelf in een soort onderwereld belandt. Net als in The mexican tree duck (1993 - De Mexicaanse boomeend, De Arbeiderspers, 1995) blijkt het hoofdpersonage zich in een verwarrende en complexe wereld tot een helder filosoof te ontpoppen, iemand ook die zich, net als James Crumley zelf, de Ernest Hemingway-pose heeft eigen gemaakt.
James Lee Burke begon als schrijver van ‘serieuze’ literatuur, maar kende pas succes met The neon rain (1987 - Neon glamour, Muntinga, 1996), een noir-verhaal met de complexe politieman Dave Robicheaux als centrale figuur. Burke zou met Heaven's prisoners (1988 - Gevangene van de hemel, BZZTôH, 1997), Black cherry blues (1989), A morning for flamingo's (1990 - Een ochtend voor flamingo's, Muntinga, 1996), A stained white radiance (1992), Dixie city jam (1994) en Cadillac jukebox (1995) zijn liefde voor Louisiana, zijn sociale ingesteldheid en zijn vermogen om perfect geritmeerde thrillers te schrijven, laten blijken. Zijn centrale figuur is een ‘morele man in een amorele wereld’, een man die lijdt (hij worstelt met een alcoholverslaving) en daardoor een groot empathisch vermogen heeft.
Recentste vertaling
Engel der wrake (BZZTôH, 1997) |
James Ellroy schrijft snel, obsessief, donker, persoonlijk, riskant en emotioneel. Alles lijkt negatief in zijn boeken, maar door de stuwende kracht van zijn obsessie wordt een positieve uitweg gecreëerd. Via het uitzieken van een trauma. Het vertrekpunt van de romans van Ellroy is steevast gelijklopend: de hoofdpersonen (veelal politieagenten) leven in een wereld uit evenwicht (vaak het L.A. van de jaren '50) en worden geconfronteerd met een chaotische zaak (die bol staat van moord en corruptie). Hun speurtocht wordt snel een odyssee doorheen zowel de eigen als de maatschappelijke waanzin. De protagonisten verliezen de controle over zichzelf en hun omgeving. Hun onderbewustzijn en hun leefwereld vallen samen: de wanorde en de gruwel waarop ze stuiten drukt a.h.w. de eigen chaotische en gewelddadige geest uit. James Ellroy ontwikkelde een obsessie voor de ‘Zwarte Dahlia’, een jonge vrouw die in 1947 vermoord werd in Hollywood. Ze zou een rode draad door zijn werk worden. De centrale figuren van Ellroy zijn getormenteerd (ze worden verscheurd door pijn, schuldgevoelens, driften en verdriet) en moeten door een diep persoonlijk dal (waarbij ze zichzelf wantrouwen en verafschuwen) om te ontsnappen aan haat, ontgoocheling en blind triomfalisme. Zij het nooit zonder kleerscheuren. Dat blijkt uit Brown's requiem (1981), Clandestine (1982), de trilogie Blood on the moon (1984 - Bloed op de maan, De Arbeiderspers, 1992), Because the night (1984) en Suicide hill (1986), Silent terror (1986), het episch L.A. kwartet: The Black Dahlia (1987 - De Zwarte Dahlia, De Arbeiderspers, 1995), The big nowhere (1988 - De lange leegte, De Arbeiderspers, 1993), LA Confidential (1990 - Strikt vertrouwelijk, De
Arbeiderspers, 1997) en White jazz (1992), dat bij Archipel als Zwartboek L.A. verschijnt. Na zijn commercieel succes kon James Ellroy zijn doelstellingen nog hoger stellen. In American tabloid (1995 - Amerikaanse riool, De Arbeiderspers, 1996) herschept hij Amerika volgens zijn eigen visie: de geschiedenis als misdaadverhaal en het kwaad als essentie van de Amerikaanse droom. My dark places (1996 - Mijn moordkuil, De Arbeiderspers, 1997) is zowel een autobiografie van James Ellroy is als een onderzoek (met speurder Bill Stone) naar de moordenaar van zijn moeder. Geschreven in een wervelende en compromisloze stijl die Ellroy eigen is. Waarmee hij het voor zichzelf en voor zijn lezers onmogelijk maakt om afstand te nemen. James Ellroy schrijft verbluffend én verontrustend. Akelig ‘noir’.
[Ivo de Kock]