| |
[Recensies]
000 - Algemeen
Frits Abrahams
Oog in oog
EU-Nede 095.2 / Televisieprogramma's, Televisie; Nederland
‘Notities van een dwarskijker’ is de ondertitel van Abrahams nieuwe, hilarische samenraapsel van eigen columns - speciaal herzien voor deze publicatie - uit de rubrieken ‘Zendtijd’ en ‘Oog in oog’ in ‘NRC-Handelsblad’. Reeds vanaf de eerste pagina wordt de toon gezet. In een proloog schrijft Abrahams ‘De geachte heren headhunters van het omroepbestel aan in een gefabriceerde tongue-in-cheek sollicitatiebrief. In die brief belooft hij ‘het zooitje in Hilversum een enorme schop onder zijn kont te geven’ en die belofte maakt hij in de volgende bladzijden dan ook waar.
Geen enkel programma lijkt veilig voor de pen van Abrahams. Van documentaires springt hij naar het Diana-gebeuren, van Youp van 't Hek lezen we door naar de laatste ontwikkelingen in de ziekenhuisserie ‘ER’, en natuurlijk worden ook de oude rotten als Sonja Barend en Paul de Leeuw niet vergeten. In een epiloog spreekt Abrahams zijn lezers nog even toe over het belang van televisiekritiek en over zijn favoriete stelling: ‘Televisie biedt negentig procent pulp en tien procent kwaliteit’.
Centraal staan de programma's op de Nederlandse buis, maar het grote aandeel internationale (Amerikaanse) producties geven ook voer voor verstokte VRT-kijkers. Het is altijd leuk om kritiek te spuien, en vaak nog leuker om het te lezen. Alhoewel Abrahams meestal de spijker op de kop slaat in zijn commentaren, lijkt het soms toch wat makkelijk om op deze wijze populair te zijn.
[David Dubié]
Podium, 200 p., 598 F
ISBN 90-5759-062-X
| |
Ernest Henau e.a.
De fakkel in het oor
090 / Media En Democratie / Media En Maatschappij
De fakkel in het oor is een samenvoeging van vier artikelen (als je de inleiding meerekent) over media, democratie en commercie. Ernest Henau (directeur KTRO), Hendrik Opdebeeck (UFSIA), Guido Vanheeswijck (UFSIA) en Mark van de Voorde (hoofdredacteur ‘Kerk en Leven’) analyseren op hun manier het hedendaagse medialandschap in functie van de vrijheid en de commercie. Vertrekkende vanuit de premissen persvrijheid en vrije meningsuiting schetsen zij een beeld van het wankelende evenwicht tussen beide. Een evenwicht dat verstoord wordt door de commercie. De zoektocht van de programmamakers naar de eenheidsworst om de kijk- en leescijfers op te krikken, het gebrek aan journalistieke eerlijkheid en de honger van de vierde macht naar primeurs en sensatie zijn de onderwerpen van dit boek. Daarnaast wordt ook een blik geworpen op de steeds groeiende machtsconcentratie van de grote internationale mediagroepen die de eigen producties (cultuur) verdringen van de buis. Dit boek weerspiegelt de gegronde angsten van een verloederend perslandschap, waarin de vaste waarden plaats maken voor de wet van het geld.
[Koen Cuypers]
Davidsfonds, 104 p., 495 F
ISBN 90-6152-637-X
| |
| |
| |
100 - Wijsbegeerte
Annemie Halsema
Dialectiek van de seksuele differentie
Luce Irigaray
Hoewel enkele teksten van de in België geboren Franse filosofe, psychoanalytica en linguïste Luce Irigaray (geb. 1930) al sinds begin jaren '80 vertaald werden, was het wachten tot deze publicatie voor de eerste Nederlandstalige inleiding op haar werk. Baanbreker is de Nederlandse Annemie Halsema (geb. 1962) wier proefschrift aan de basis van deze uitgave ligt. De afbeelding van de godin Diana op de cover (zie ill.) kadert in een project van de Franse kunstenares Colette Deblé ‘om in 888 tekeningen de voorstellingen van de vrouw vanaf de prehistorie tot de dag van vandaag te hernemen’. Opvallend zijn de gaten die vallen op plaatsen waar het lichaam niet zichtbaar was. Ze illustreren hoe mannelijke representaties vrouwen niet volledig weergeven. Zowel Deblé als Irigaray herschrijven de geschiedenis van de vrouw. Beiden bekijken de manier waarop vrouwen worden voorgesteld en trachten het vrouwelijke tot uitdrukking te brengen in de kunst resp. de filosofische geschiedenis.
Als een van de vertegenwoordigers van de feministische kritiek op het filosofische en wetenschappelijke weten, wortelt Irigaray's filosofie van de seksuele differentie in het Parijs van de jaren '70. Haar filosofie bouwt voort op Simone de Beauvoirs analyse van de vrouw, maar benadrukt niet zozeer het streven naar gelijkheid dan wel de differentie van de vrouw. Vertrekkende vanuit de Lacaniaanse fallische symboliek die de vrouw uitsluit, opteert ze voor het herschrijven van die symbolische orde, het creëren van van een tweede, autonoom vrouwelijk subject dat ze naast het al bestaande mannelijke plaatst. Deze omwenteling van het patriarchaat beoogt ze vanuit een mimetische strategie. Zij vertrekt van filosofen als Freud, Lacan, Hegel, Plato om de mechanismen van het fallocentrische denken bloot te leggen, te becommentariëren, te kritiseren en te herformuleren; een vorm van deconstructie.
Dit proces illustreert Halsema uitgebreid aan de hand van Irigaray's benadering van de patriarchale Franse Hegel-traditie, die ze tot een dialectiek van de seksuele differentie omvormt. Ondanks de proefschriftbenadering levert Halsema een bijzonder helder en goed leesbaar vertoog af. Door het in vraag stellen van normatieve vrouwelijkheid en het creëren van nieuwe mogelijkheden tot vrouw-worden, profileert Irigaray zich als een belangrijke en actuele filosofe. Niet te missen.
[Kris van Zeghbroeck]
Boom. 303 p., 790 F
ISBN 90-5352-349-9
‘Nussbaum past met haar morele analyses goed in het huidige restauratie-tijdperk; deels heeft ze de hernieuwde belangstelling voor normatieve kwesties ook zelf opgeroepen. Met boeken als Love's knowledge en Poetic justice is ze in de laatste jaren van grote betekenis geweest voor het denken over de rol van filosofie en literatuur bij de morele oordeelsvorming. [...] Nussbaum [kwam] als classicus uiteindelijk terecht [...] bij de filosofie, omdat de discussie binnen haar oorspronkelijke vakgebied te lang formalistisch en analytisch bleef. Ze wilde “substantiële ethische vragen” verbinden met het onderzoek van literaire teksten, en met name de filosofen Bernard Williams en Stanley Cavell toonden haar dat dit mogelijk is. Nussbaum denkt dat ethische reflectie kan en moet bijdragen aan ons inzicht in het goede leven. Bij het langdurige proces van morele oordeelsvorming kunnen literaire teksten ons helpen, omdat literatuur laat zien hoe afwegingen worden gemaakt, hoe oordelen worden gevormd en hoe daarop gereflecteerd kan worden’.
m. februari in ‘vrij, nederland’ 16.05.1998
| |
Martha Nussbaum
Wat liefde weet
157.3 / Martha Nussbaum
Uit de hoofdzakelijk politieke geschriften van de Amerikaanse filosofe distilleerde samensteller Marianne Boenink drie teksten omtrent emoties. Nussbaum is klassiek geschoold, thuis in de Oudheid. Ze erkent, net als Aristoteles, de relevantie van gevoelens voor het ‘goede leven’, waar ethiek en geluk elkaar vinden. Ze pluist teksten van Plato (Faidros), Proust en Seneca (Medea) uit om toch de gevoelens te rehabiliteren. Met dat laatste bedoelt ze de emoties te redden van een eenzijdige reductie tot hun onredelijkheid. Plato zou zijn afkeer van passies hebben gerelativeerd, Proust zit fout met zijn stelling dat emoties slechts tot ‘katakleptisch’ - ongefundeerd, dwingend - inzicht kan leiden, de miserie waarin Medea's liefde iedereen stort, is slechts het gevolg van een pervertering van gevoelens. Nadien volgt nog een interview waarin Nussbaum nadrukkelijk haar standpunt omtrent de link tussen gevoelens en ethiek mag uiteenzetten. Hoewel haar lezingen van Plato, Proust en Seneca hoogst eigenzinnig zijn en haar conclusies als dusdanig zeer confronterend, mag haar pleidooi voor een triomferende liefde alsmede het overbruggen van de kloof tussen rede en gevoel, er toch wezen.
[Eric Meganck]
Boom, 229 p., 790 F
ISBN 90-5352-355-3
| |
Charles Vergeer
Binding en betekenis
179 / Ethiek; Sociale Welzijnszorg
Binding en betekenis stapt met de filosofie onder de arm de zorgsector binnen. Het tast op zeer leesbare en herkenbare manier de fundamenten en grenzen van de zorgsector af. Daarbij vertrekt de auteur, docent wijsbegeerte, graag vanuit de praktijk om dan vanuit concrete dilemma's het veld van ethiek tussen wet en praxis af te graven. Het is gelukkig niet het zoveelste boek geworden dat in vijf stappen dicteert hoe de verzorger moet reageren, maar integendeel, een boek dat aan het denken zet. In eerder journalistieke dan academische stijl draagt de auteur vragen aan naar de persoon van de zorger, de verzorgde, de getekende. Voor degenen die in de praktijk stappen, kan dit een hanteerbare reisgids betekenen.
[Eric Meganck]
Damon, 128 p., ill., 498 F
ISBN 90-5573-491-8
| |
| |
| |
200 - Godsdienst
Wil van den Bercken
De mythe van het Oosten
EU-Rusl 233.82 / Christendom; Rusland; Geschiedenis Russisch-Orthodoxe Kerk; Geschiedenis
Al te vanzelfsprekend weid de christelijke heilsgeschiedenis gezien als een soort ‘Heilsgeografie’, een in kwaliteit toenemende christelijke heilsbeweging van het Oosten naar het Westen: van Babylon naar Egypte, verder naar Griekenland, vervolgens naar het Romeinse rijk en tenslotte naar het Frankische en Duitse rijk. Meer nog dan in het katholicisme is dit in het protestantisme - waarin de westwaartse beweging naar Engeland en de Verenigde Staten (God's own country) uitwaaierde - fundamenteel geweest voor de ‘mythe van het Westen’. Deze westers-ideologische kijk op het christendom heeft ertoe bijgedragen dat de oosters-orthodoxe wereld zoniet onbekend dan toch verwaarloosd bleef, ofschoon zij, zeker vóór de splitsing, integrerend deel uitmaakte van het corpus christianum. Maar ook in het Kiëvse Rusland heerste een eigen religieus-historisch perspectief dat een andere verspreidingsroute vooropstelde: Jeruzalem-Constantinopel-Kiëv-Moskou. Godsdienstfenomenologisch gezien vormen beide mythen ideologiseringen van het christendom. De paradox van het christelijke Europa is de strijd tussen het universele karakter van het christendom en tegelijk zijn binding aan een politieke of culturele identiteit Vooral in Rusland weegt het christendom zwaar door in de sacralisering van het natiebesef. is er al eeuwen een nationalistische ecclesiologie ontstaan. Dit is het wat de auteur onderstreept tegelijk met de gemeenschappelijke christelijk-historische wortels van de oosterse kerk en Europa.
Ondanks de eeuwenlange religieus-historische strijd is Rusland toch altijd tot de Europese cultuursfeer blijven behoren. Om dit aan te tonen, onderzoekt hij eerst de Russische kijk op de eigen bekering zoals die blijkt uit twee belangrijke historische documenten: de Nestorkroniek (10de-11de eeuw) en het 11de-eeuwse traktaat van Ilarion van Kiëv ‘Over de wet en de genade’. De kerstening van Rusland was het gevolg van een eigen keuze en werd van in het begin gezien in een universalistische context, als een verbonden zijn met de rest van de christelijke wereld. In een apart hoofdstuk vergelijkt de auteur diverse ‘nationale’ bekeringsverhalen op zoek naar gemeenschappelijke elementen. In de 14de en 15de eeuw wordt het Russische christendom ecclesiologisch verengd tot kenmerk van de nationale identiteit: christelijk universalisme wordt vervangen door orthodox exclusivisme. Moskou begint zich te profileren tegenover Rome, tegenover Byzantium, gaat de Derde-Rome-doctrine uitwerken. De autocratie van ‘het Heilige Rusland’ krijgt een theologische onderbouw. Onder Peter de Grote en zijn opvolgers ondergaat de religieus-politieke mythe een seculiere transformatie.
Terecht op zijn plaats is hier de analyse van de ‘Filosofische Brieven’ van de 19de-eeuwse Pjotr Tsjadajev, Ruslands eerste filosoof, die het Russische religieus-ideologische zelfbeeld totaal demaskeert Ruslands ongelukkige lot is het gevolg van zijn isolatie van het wereldchristendom. Het debat dat daarop volgde tussen slavofielen en westersgezinden illustreert hoezeer men in die tijd reeds dacht vanuit Europese denkkaders. In de ‘Slotbeschouwing’ wordt erop gewezen dat het communisme, zonder zich daar zelf van bewust te zijn, de mythe van het Oosten in een geseculariseerde en geperverteerde vorm heeft voortgezet Het huidige Russische religieuze revival verideologiseert dan weer opnieuw het religieus-nationale bewustzijn.
Dit boek opent inzichten op wat Rusland met het Westen verbindt en scheidt Kronieken, traktaten, filosofen die bij ons minder bekend zijn, maar voor de visie van Rusland van immens belang, worden hier uitvoerig geciteerd. Wie wil begrijpen in welke mate Rusland Europees is, kan hier niet om heen.
[Jos van Damme]
Meinema, 234 p., 798 F
ISBN 90-211-3712-7
| |
Otto Betz
De inspirerende Hildegard van Bingen
245.5 / Hildegard Von Bingen
Hildegard van Bingen (1098-1179) wordt tot een van de invloedrijkste vrouwen van de Middeleeuwen gerekend en is op velerlei wijzen een fascinerende vrouw voor de mens van het einde van de 20ste eeuw. Zij schreef over vele onderwerpen, componeerde liederen (muziek die vandaag weer gespeeld wordt en kan bogen op grote belangstelling), preekte, hield zich bezig met de studie van de natuur (haar kennis van de kruiden is voor haar tijd buitengewoon, en heeft tot op heden een grote invloed op o.m. de kruidengeneeskunde), en leidde een leven waarin de mystieke beschouwing een centrale rol speelde. Op haar 50ste stichtte zij een klooster op de Rupertsberg, niet ver van Bingen, de plaats waaraan haar naam is ontleend.
De westerse mens ziet het fascinerende van Hildegard in haar kwaliteiten als zieneres, als mystica, als geneeskundige en als therapeute. Ook de rol die ze als vrouw speelde, springt in het oog. Betz gaat uitgebreid in op deze aspecten. In dit werk beoogt hij evenwel niet de biografische details uit het leven van Hildegard op te sommen, ook niet om een zuiver wetenschappelijke analyse van haar werk te verrichten. Hij verdiept zich sedert jaren in haar geschriften en informeert over zijn persoonlijke ontdekking van de actualiteit van haar werk. Hij slaagt er in de veelzijdigheid van Hildegard van Bingen te beschrijven, veelal aan de hand van haar eigen geschriften, waaruit de belangrijkste aspecten in bijlagen toegelicht worden. Haar beeldtaal heeft een onvoorstelbare rijkdom en een zeggingskracht die steeds weer overweldigt. Betz belicht de vele thema's in Hildegards werk en trekt de lijn door naar de betekenis ervan voor onze tijd. Deze belangrijke vrouw leefde, evenals wij, in een periode van grote verandering en was zich ervan bewust op een keerpunt te staan.
In het notenmateriaal wordt veelvuldig verwezen naar de geschriften van Hildegard. Voor wat het bronnenmateriaal en de secundaire literatuur betreft, werd door de vertaler, waar mogelijk, ook verwezen naar bestaande vertalingen in het Nederlands. Voor de aangehaalde bijbelcitaten werd gebruikgemaakt van een protestantse bijbelvertaling.
Dit overigens goed vertaalde en in een duidelijke lay-out gepresenteerde boek biedt een uitmuntende synthese van het werk van Hildegard en de betekenis ervan voor onze tijd. Het is tevens een goed werkinstrument om zich in dit jubileumjaar in de betekenis van deze belangrijke middeleeuwse mystica te verdiepen.
[Frans L. van den Brande]
Meinema, 186 p., ill., 850 F
ISBN 90-211-3695-3
| |
De eerste heldendichten
212 / Mesopotamische Mythen
Tot eind vorige eeuw waren de beschavingen van het Midden-Oosten ons alleen bekend door het Oude Testament en verspreide vermeldingen in Griekse en Egyptische bronnen. Het eerste hoofdstuk van De eerste heldendichten, in de reeks ‘Mens en mythe’, beschrijft hoe opgravingen en moeizaam ontcijferde kleitabletten het Mesopotamische erfgoed ontsluierden. Het omspant een periode van ruim 3000 jaar, met belangrijke volkeren als Sumeriërs,
| |
| |
Babyloniërs, Assyriërs en Hettieten.
Een eerste reeks verhalen zijn vooral scheppingsmythen, meestal uit het Akkadische dichtwerk Enuma elish geput. Geweld, vadermoord en incest zijn hier vaste motieven. De conflicten symboliseren vaak maatschappelijke spanningen of de opeenvolging van regentijd en droge periode. De gebreken van de mens worden door een ontspoorde scheppingswedstrijd tussen de god Enki en de aardgodin verklaard. Dan volgen verhalen over koninklijke helden, grotendeels ontleend aan het Gilgamesj-epos, waarin de held tijdens zijn jacht op het eeuwige leven te maken krijgt met seks en geweld, liefde en dood, vriendschap en verlies. Verder is er een reeks verhalen over Baäl, die invloed uitgeoefend heeft op Jahweh, en over de Hettieten.
De massa illustraties (hiernaast afgebeeld is een kleitablet uit de 7de eeuw v.C. met een kaart van de wereld) maken van deze publicatie een interessant kijkboek. Om de inhoud lichter verteerbaar te maken hebben de auteurs de verhalen opgesplitst in gehelen van ongeveer twee bladzijden met een eigen titel. Zo zijn er drie opeenvolgende verhalen over de godin Inanna (of Ishtar, Astarte), waarbij haar naam slechts in de tweede titel voorkomt. En de inhoud van het Gilgamesj-epos is in een zestal verhalen opgesplitst, aangevuld met lotgevallen van de held die in andere bronnen beschreven zijn, en onderbroken door tussenteksten over de historische Gilgamesj, het ontstaan van de epiek, het huwelijk tussen god en mens, de functie van dromen, symbolen van de macht, de onderwereld. Deze toegeving aan de moderne voorkeur voor korte items schaadt natuurlijk de overzichtelijkheid van deze toch al complexe materie. Het is wel goed dat de auteurs regelmatig verwijzen naar dezelfde personages in andere verhalen.
Hoewel ze ook wijzen op parallellen met de bijbel (bv. Noach) en de Griekse mythologie (bv. Cronus) is de bewering dat ‘nagenoeg iedere mythe en legende uit het Middellandse Zeegebied Akkadische of Sumerische wortels heeft’ niet overtuigend. Natuurlijk zijn er heel wat verwante motieven, maar parallellen met concrete situaties en personages zijn zeldzaam. Toch zijn de verhalen op zichzelf ook wel boeiend en dit boek biedt de gelegenheid om er op een aantrekkelijke manier kennis mee te maken.
[Jef Ector]
Time-Life, 144 p., ill., 998 F
ISBN 90-5390-214-7
| |
Over het boeddhisme op Bibnet
Literaire nieuwtjes:
Thera Nyanaponika: Satipatthana (Asoka)
Satipatthana is de meditatie van de aandacht en de oplettendheid. Dit boek geeft de volledige vertaling van de basistekst met de instructies van de boeddha zelf. Moeilijk boek, voor een beperkt publiek. |
http://www.bib.vlaanderen.be
| |
Anthony Storr
Reuzen op lemen voeten
210.3 / Sekten / Geloof /Goeroes
Sekten of nieuwe religieuze bewegingen zijn een fenomeen. Vaak vraagt men zich af wat deze bewegingen kenmerkt en wat hun volgelingen bezielt. Een andere pertinente vraag is: wie zijn de leiders, de goeroes? ‘Reuzen op lemen voeten’ noemt de auteur hen en hij definieert ze als geestelijk leraar, eraan toevoegend dat ze sterk van elkaar (kunnen) verschillen. Dat weerspiegelt zich in de keuze van de figuren die hij bespreekt: David Koresh, Georgei Gurdjieff, Bhagwan Shree Rajneesh, Rudolf Steiner, Carl Gustav Jung, Sigmund Freud, Ignatius van Loyola. Lang niet allemaal religieuze leiders, wel reuzen, dominante persoonlijkheden.
Sommigen als Koresh of de in de marge Jr besproken Jim Jones vertonen de slechtste eigenschappen van goeroes: machtswellust, achtervolgingswaanzin, extreem egoïsme en wreedheid. Daartegenover staan goeroes die integer zijn en deugdzaam leven en hun persoonlijke ambities ondergeschikt maken aan het welzijn van anderen. Toch zoekt de auteur naar gemeenschappelijke eigenschappen. Daartoe bekijkt hij de verschillende figuren met de ogen van de psychoanalyticus en hij doet dit grondig. Wat is hun levensgeschiedenis, delen ze hun geloof met hun volgelingen of zijn het zwendelaars, hoe gaan ze om met macht, op welke kwaliteiten stoelt hun leiderschap? Die grondige ontleding van hun persoonlijkheidskenmerken laat toe hen allen goeroes te noemen, hoe verschillend hun levensloop, hun idealen en leerstellingen ook zijn. Toch zal menig lezer hier juist bedenkingen hebben, niet zozeer omdat Ignatius van Loyola, Freud, Bhagwan of Steiner op eenzelfde lijn worden geplaatst, maar vooral omdat die kenmerken te algemeen zijn en uitvergroot worden in het kader van dit boek. Storrs zoektocht naar gemeenschappelijke persoonlijkheidskenmerken heeft een te beperkte draagwijdte en is niet altijd overtuigend. Zo onderzoekt hij o.m. de verlichting, de openbaring of de ommekeer die bij elke goeroe voorafgaat aan zijn roeping als spiritueel leider. Hij ontdekt dat er bijna altijd sprake is van een ernstige depressie, die als een loutering wordt ervaren. Interessant voor de psychiater, maar andere lezers kunnen hier geen juiste en geargumenteerde conclusies aan te verbinden. Het boek bevat nochtans veel waarheid en doorzicht. De biografieën zijn heel interessant en het is zeker, een bijzondere verdienste van de auteur om van zijn inzichten een coherent en verstaanbaar geheel te maken. Dat maakt van zijn boek een origineel en leerrijk werk.
[Dut Magerman]
Nieuwezijds, 245 p., ill., 798 F
ISBN 90-5712-020-8
| |
| |
| |
300 - Sociale wetenschappen
Zygmunt Bauman
Leven met veranderlijkheid, verscheidenheid en onzekerheid
303.6 / Zygmunt Bauman
De belangstelling voor Zygmunt Baumans werk groeit buitengewoon snel. Voor het eerst is er nu een keuze uit zijn werk voor een Nederlandstalig publiek. Leven met veranderlijkheid, verscheidenheid en onzekerheid is gebaseerd op drie door Bauman in Nederland gehouden lezingen. Die bieden een goede kennismaking met zijn gedachtegoed. Zes interviews met Bauman over centrale thema's uit zijn werk, en een uitgebreide inleiding over zijn persoon en zijn denkbeelden vervolledigen het geheel.
De in Polen geboren en inmiddels tot Brit genaturaliseerde socioloog geniet grote bekendheid als gezaghebbend auteur over de sociale theorie van moderniteit en postmoderniteit. Bauman erkent de postmoderne conditie: het ontbreken van vaste normatieve standaarden, het leven met veranderlijkheid, verscheidenheid en onzekerheid. Maar tegelijkertijd laat hij overtuigend zien dat de grote ethische vragen nog niets van hun actualiteit hebben verloren, en dat nieuwe morele uitdagingen oproepen tot het aanvaarden van authentieke verantwoordelijkheid.
Je hoeft geen postmodernist te zijn om te erkennen dat de ons vertrouwde klassiek-moderne samenleving in een overgangssituatie verkeert. Kenmerkend voor de postmoderne conditie zijn permanente veranderlijkheid, verscheidenheid en onzekerheid. Tegenover de vrees dat dit alles zal leiden tot een verlies van verantwoordelijkheidsbesef, morele anarchie en maatschappelijke desintegratie, stelt Zygmunt Bauman in dit boek een heel andere interpretatie. Hij laat overtuigend zien dat de grote ethische vragen nog niets van hun actualiteit hebben verloren. De postmoderne conditie confronteert de burger van de risicosamenleving met nieuwe morele uitdagingen en vraagt om het aanvaarden van authentieke verantwoordelijkheid.
Bauman levert geen hapklare brokken, maar echt verbazingwekkend kun je zijn geschriften nu ook weer niet noemen. Dit boek beantwoordt aan de groeiende belangstelling voor zijn werk, dat gepaard gaat met een sterk toenemende behoefte aan informatie over zijn persoon en zijn belangrijkste denkbeelden. Het is duidelijk dat Bauman niet tot het type auteurs behoort dat bestsellers schrijft over nieuwe onderwerpen. Hij is meer iemand die zich in lopende discussies mengt. En dan treedt hij wel op als een gezaghebbend socioloog.
[Patrick Vanhaecke]
Boom, 175 p., 790 F
ISBN 90-5352-371-5
| |
Over de multiculturele samenleving op Bibnet
Literaire nieuwtjes:
J. van Brakel: Interculturele communicatie en multiculturalisme (Universitaire Pers Leuven)
Wijsgerige voorbemerkingen van epistemologische en taalfilosofische aard over interculturele communicatie en multiculturalisme. Degelijk onderbouwd, maar de titel zal velen op het verkeerde been zetten. Praktische moeilijkheden van de multiculturele samenleving komen nauwelijks aan de orde. Specialistisch boek. |
| |
Anne Charlish
Het kind van de rekening
322.3 / Kinderen En Echtscheiding
Hoe erg echtscheiding door kinderen ervaren wordt, is na heel wat onderzoek goed in kaart gebracht. En hoezeer we ook moeten uitkijken voor generaliseringen, dan toch moet worden erkend dat de scheiding van ouders voor het doorsnee kind in vele gevallen ernstiger gevolgen heeft dan wanneer een van de ouders zou overlijden. Een schokkende verklaring misschien, maar die wel aangeeft dat in het eerste geval het verlies en de schade die het kind zal lijden, niet het gevolg is van een onherroepelijk feit (in de ogen van het kind), maar van een onmogelijke keuze waarvoor het zich geplaatst ziet, die het tot in zijn grondvesten aantast en zijn vertrouwen in de toekomst zal ondermijnen.
Wanneer we weten dat, ook in ons land, tienduizenden kinderen worden geconfronteerd met een scheiding en dat deze traumatische belevenis vele jaren blijft voortwoekeren, is het amper verwonderlijk dat zovele jongeren van alle leeftijden te kampen hebben met zware depressies. Het probleem is omvangrijk en diepgaand en moet dus nodig worden aangepakt. Tenminste in zijn gevolgen en meer speciaal in het voorkomen en/of verzachten ervan. De verantwoordelijkheid van de ouders blijft hier primeren, vermits zij in feite de daders zijn, die hun gedrag moeten verklaren en rechtvaardigen. Dat is allesbehalve makkelijk omdat zij de indruk hebben zelf slachtoffer(s) te zijn en ze dikwijls verkiezen hun conflict ook na de feitelijke scheiding voort te zetten. Allemaal ten koste van de kinderen natuurlijk.
Voor degenen die zich over hun persoonlijke problemen kunnen heenzetten en bereid zijn zich in de situatie van hun kinderen in te leven, is dit boekje een goed hulpmiddel met tal van praktische adviezen en nuttige tips. Met name dat eerste, primordiale advies dat er uit bestaat naar het kind zelf te luisteren en zijn fundamentele recht op omgang met beide ouders te allen tijde te respecteren.
[Jet Sienema]
Terra, 158 p., 598 F
ISBN 90-6255-804-6
| |
Over seksueel misbruik van kinderen op Bibnet
Literaire nieuwtjes:
Inez de la Forge: Kerven in mijn ziel (Icarus)
Dat professionele hulpverleners onvoorwaardelijk achter getuigenissen over netwerken van seksueel kindermisbruik gaan staan - zonder dat er geverifieerde feiten zijn - en daarbij hun deskundigheid als argument gebruiken, is een deontologische fout. Gevaarlijke lectuur dus, omdat het zonder echte grond onrust zaait en een stemmingmakerij doet. Iets waar we in ons land momenteel allerminst behoefte aan hebben. |
http://www.bib.vlaanderen.be
| |
| |
| |
Leen Van Molle e.a.
Vrouw en politiek in België
333 / Vrouwen En Politiek; België
‘Wijven moeten niet zoveel complimenten maken’: deze beroemde en beruchte uitval, begin jaren '70, van toenmalig minister van Tewerkstelling en Arbeid. Louis Major, tegen parlementariër Nelly Maes, toont aan welke houding de politieke partijen en de politici in ons land tot voor kort aannamen tegenover vrouwen en vrouwenthema's. Er is zelfs nooit systematisch onderzoek geweest naar de positie van vrouwen in het politieke België. Tot de huidige minister van Tewerkstelling, Arbeid en Gelijke Kansen, Miet Smet, deze opdracht gaf aan een team historicae. Zij deed dit naar aanleiding van 50 jaar stemrecht voor vrouwen 1948-1998. De Belgen mogen haar dankbaar zijn: hier ligt het resultaat van monnikenwerk, de noodzakelijke verzameling van alle gegevens over de vrouw in de politiek.
Na een eerste historisch overzicht volgen de cijfers van gemandateerde vrouwen in de diverse partijen, aangevuld met tabellen (in bijlagen) die nu voor het eerst in deze vorm beschikbaar zijn. Vervolgens onderwerpen de onderzoeksters elke politieke partij aan een kritisch onderzoek op wat hun vrouwvriendelijkheid genoemd wordt (een wat ongelukkige term voor mate van weerstand en verzet). Daarbij wordt telkens gewezen op verschillen tussen Vlaanderen, Brussel en Wallonië. Hieruit blijkt dat de christen-democratische partijen, vooral in Vlaanderen, het eerst en meest open stonden voor vrouwen en vrouweneisen. De auteurs hebben ook oog voor de houding van de vrouwen zelf en hun strategieën. Daar ze geen autonome vrouwenwerking binnen de partijen mochten realiseren, verdeelden de vrouwen hun loyauteit tussen hun sekse en hun partij. Decennialang vochten ze - zonder of met geringe vertegenwoordiging in het parlement - voor meisjesonderwijs, tegen prostitutie, voor stemrecht, tegen discriminaties in het burgerlijk wetboek, tegen de clausules van geboorteregeling en abortus in het strafrecht, voor recht op arbeid, en zoveel meer. Midden jaren '70 is er een ommekeer: de vrouwengroepen hebben dan zoveel slagkracht dat ze eindelijk voor zichzelf als burgers kunnen opkomen en een betere vertegenwoordiging opeisen. De eerste voorstellen rond quota-systemen dateren van de jaren '80. De auteurs wijzen op vernieuwingen, maar ook op het continue karakter in deze vrouwengeschiedenis, op eensgezindheid en verschillen, op voor- en nadelen van de Belgische verzuiling. Jammer dat de auteurs niet duidelijker in de verf hebben gezet wanneer, waarom en hoe precies de vrouwen erin slaagden hun eisen op de politieke agenda te plaatsen, maar dat is wellicht voer voor een volgend boek. Het laatste hoofdstuk tekent het profiel van de politicae: interessant maar helaas geen vergelijkingspunten met politici (bij gebrek aan data). Het concluderend hoofdstuk geeft een uitstekende
bondige eerste analyse van de gegevens, zodat de lezers na de vermoeiende lectuur zich beloond zien met enkele inspirerende inzichten.
De bronnen voor dit boek waren alle mogelijke archivalia, aangevuld met veelvuldige interviews met nog levende politicae, wat de tekst meer leven geeft. Alle verkozenen krijgen op het eind een korte biografische vermelding; velen onder hen krijgen we te zien in uniek en veelvuldig fotomateriaal. Het boek sluit af met een index van persoonsnamen. Hopelijk krijgen deze historicae nog opdrachten van de minister, zodat ook de politieke partijen op regionaal en gemeentelijk vlak, maar vooral de drukkingsgroepen, in kaart kunnen worden gebracht.
[Monika Triest]
Lannoo, 412 p., ill., 995 F
ISBN 90-209-3366-3
| |
B.J. De Clercq e.a.
De burger en zijn staat
330.6 / Burgerschap / Politiek En Maatschappij / Burger En Politiek
Bertrand J. de Clercq ging eind 1997 op emeritaat aan de KU Leuven. Zijn colleges over politieke en sociale filosofie en over ethiek konden heel wat studenten van de faculteit Politieke en Sociale Wetenschappen boeien. Zo herinner ik me een uitmuntende uiteenzetting over gezag en macht, die na meer dan 20 jaar in de huidige Belgische politieke context nog niets van zijn scherpzinnige relevantie verloren heeft.
Zijn collega's van de KU Leuven brengen met De burger en zijn staat een liber amicorum, waarin ze een aantal aspecten van onze politieke cultuur onder de loep nemen. De behandelde onderwerpen zijn uiterst actueel: Burgerschap en de moderne Staat; Politiek en het goede leven; De kloof tussen burger en politiek; Politieke moralisten en morele politici; Arbeid en zelfrealisatie; Zorg voor de gezondheid; Civiele maatschappij en Staat in ontwikkelingslanden.
Sinds een aantal jaren wordt in de media heel wat gediscussieerd over de kloof tussen burger en politiek. Bart Raymaekers omschrijft het in zijn bijdrage als volgt: ‘De burger heeft het gevoel dat de politicus eigenlijk niet langer optreedt als diegene die op het politieke forum in zijn naam handelt’. De auteur wijst erop dat de fameuze kloof toch wel een ambigu karakter heeft. Het politieke reilen en zeilen is immers nooit zo zichtbaar geweest en komt zeer uitvoerig aan bod in alle mogelijke media. Blijkbaar volstaat dit echter niet om de kloof te dichten. De auteur probeert het fenomeen te duiden door het te plaatsen binnen een aantal actuele ontwikkelingen (het ontstaan van het autonome individu, de evolutie van de moderne wetenschap, mondialisering...). Bart Raymaekers situeert de afstand tussen het individu en de politiek binnen de ontwikkeling van een semi-publieke sfeer, waarbij de grens tussen publiek en privaat leven vervaagt. In een eigen bijdrage gaat Bertrand J. de Clercq dieper in op de spanning tussen politiek en ethiek. Daarbij gaat hij o.m. uit van de geschriften van Machiavelli, die nog steeds bijzonder actueel zijn.
Wie de huidige discussie over de verhouding tussen de burger en politiek vanuit een meer wetenschappelijke context wil bekijken, heeft met dit boek een goede inleiding in handen.
[Jan Geeraerts]
Davidsfonds, 133 p., 595 F
ISBN 90-6152-647-7
| |
| |
| |
Dirk Tuypens
Het goede bondgenootschap
AF-Rwan 337 / Burgeroorlog; Rwanda
Rooms-Katholieke Kerk; Rwanda
De Rwandese volkenmoord blijft publicaties uitlokken. Extremistische Hutu-milities vermoordden honderduizenden Tutsi's en gematigde Hutu-opposanten. Ook de Tutsi's maakten zich schuldig aan moordpartijen (Leesidee 1998, p. 129). De emoties in het debat over verantwoordelijkheden en verklaringen liepen en lopen nog steeds hoog op. Vooral over de rol van de kerk verschijnen de meest tegengestelde artikels en boeken. Deze zeer machtige instelling in het Rwanda van vóór de genocide is het onderwerp van een (internationaal gevoerde controverse tussen verdedigers en aanklagers van de katholieke Kerk. Men verwijt de kerk een nalatige en zelfs partijdige houding met vele duizenden doden als resultaat. De eerste Rwandese priesters zijn (in Rwanda) reeds tot de doodstraf veroordeeld. Binnen de kerk wordt door sommigen de genocide zelfs ontkend of goedgekeurd. Revisionistische tendensen hebben hun aanhangers.
Het moeilijke aan het debat over de genocide en heel dit uitermate complexe gebeuren is dat de volledige waarheid wellicht nooit zal te achterhalen zijn. Ook dit boek van Dirk Tuypens over de omstreden rol van de katholieke Kerk bevat niet dé waarheid. De teneur van het boek is meteen duidelijk. Het is een grote aanklacht tegen de rol van de katholieke Kerk in het recente en verdere verleden. Tuypens is vlijmscherp, schrijft prachtig, is dikwijls ironisch, schippert af en toe tussen een kritische en tendentieuze stijl, laat zich meeslepen in zijn ergernis. Hij kiest duidelijk partij: de kerk had zich beter nooit in Rwanda gemoeid. Tuypens' relaas is evenwel stevig onderbouwd met voetnoten en vele citaten.
Toch zijn een aantal bemerkingen noodzakelijk. Ten eerste staat hij zeer kritisch t.o.v. sommige bronnen, maar laat na om dit consequent voor alle informatieverstrekkers te doen. Bv. gebruikt hij enkele keren het linkse blad ‘Golias’, dat zich al eens in zijn aanval op de katholieke Kerk vergaloppeerd heeft, en laat na dit blad te situeren. Ten tweede vind je bijna nergens positieve kritiek t.o.v. de kerk. De balans van de kerk in Rwanda is allerminst positief, maar toch moet gezegd dat zowel tijdens de kolonisatie als de periode daarna en tijdens de burgeroorlog heel wat priesters zich met de beste bedoelingen en met resultaat hebben ingezet voor de Rwandese bevolking. Vele christenen hebben met volle overtuiging voor democratie en rechtvaardigheid geijverd. Tenslotte uit Tuypens nauwelijks kritiek op de Tutsi's en verdedigt categoriek zowel het nieuwe regime van de sterke FPR-man Kagame - die o.a. een campagne voert tegen de katholieke Kerk - als dat van Kabila in Congo. Het is echter duidelijk dat beide heren reeds heel wat op hun kerfstok hebben. Het beeld dat Tuypens van Kabila ophangt, strookt niet met het geklungel en opportunistische optreden van deze man in het verleden.
Als een van de vele boeken draagt het bij tot het ontwarren van het complexe Rwandese kluwen. Maar alleen volstaat het niet. De genadeloze stijl van Dirk Tuypens betekent zowel de sterkte als de zwakte van het boek. Ondanks het feit dat de auteur niet altijd even afstandelijk blijft, schetst hij wel een onthutsend beeld van de rol van de katholieke Kerk in Rwanda. Zij heeft nog altijd niet erkend dat het etnicisme, dat decennialang mede door de kerk gezaaid werd, een van de oorzaken is van de volkenmoord. Zij heeft de kloof tussen Hutu's en Tutsi's mee veroorzaakt en blijft misdadige priesters de hand boven het hoofd houden.
[Wout van Impe]
EPO, 298 p., 698 F
ISBN 90-6445-029-3
| |
Els Witte, H. van Velthoven
Taal en politiek
332.2
Taalproblematiek; België; Geschiedenis
Zo lang België bestaat, is de taal een onderdeel van de politieke actualiteit en op sommige scharniermomenten de inzet van hevige taalstrijd. Een verschijnsel dat onvermijdelijk is wanneer in een regio twee of meerdere taalgroepen en hun belangen tegenover elkaar komen te staan. Want taal is niet enkel een communicatiemiddel, maar een expressie van cultuur en sociale samenhang.
Het inleidend hoofdstuk schetst een boeiend en bruikbaar referentiekader voor het historisch perspectief dat in de volgende hoofdstukken behandeld wordt. Zo wordt door de doolhof, waar enkel specialisten nog enig zicht op hebben, een pad gebaand dat toont hoe met wisselend succes verschillende modellen uitgeprobeerd werden. Met enerzijds maatregelen om de dominante taal te veralgemenen en te consolideren, en anderzijds maatregelen om de gedomineerde taal te beschermen. En met als uiteindelijk compromis ingewikkelde ‘democratische’ pacificatiemodellen, waarvan het precaire evenwicht op de helling blijft staan, zoals blijkt uit de recente opflakkeringen rond de vraag of faciliteiten al dan niet als uitdovend beschouwd mogen worden. Waarbij alle eerbiedwaardige rechtscolleges ten spijt wellicht weer naar politieke wapens gegrepen wordt om de strijd (met de nodige compensaties voor de verliezende partij) te beslechten. De specifieke toestanden hebben van België als het ware een laboratorium van taalstrategieën gemaakt. Een testbank waarvan de resultaten het plaatselijk belang overstijgen door hun bruikbaarheid in andere conflictgebieden in de wereld. Het is duidelijk dat de regionalisering in de Europese Gemeenschap wellicht niet zonder talentegenstellingen gepaard zal gaan.
Dit is een studiegebied waarin het VUB-Centrum voor de Interdisciplinaire Studie van Brussel een deskundigheid verworven heeft die onze grenzen ruim overschrijdt. Het boek vormt een verhelderende balans voor wie de huidige taalpolitiek en haar voorgeschiedenis met enig inzicht wil kunnen volgen. Het is helder en zakelijk geschreven, maar niet populariserend: voor een goede lezing is enige vertrouwdheid met de gebruikte termen en begrippen wenselijk.
[Marcel Bulckaert]
VUB-Press, 180 p., 450 F
ISBN 90-5487-177-6
| |
| |
| |
340 - Economie
Teun Van Aken e.a.
Organiseren van denkwerk
366.4 / Kennismanagement
Kermismaatschappij, kenniseconomie, kennismanagement. Weerom modewoorden of is er meer aan de hand? Uit een onderzoek dat de auteurs in Nederland verrichtten naar het benutten van denkkracht in organisaties blijkt het voorlopig en grotendeels nog om mooie modewoorden te gaan. Overigens gaat het in eerste instantie niet om management maar om leiderschap dat het denken bevordert en stimuleert. Management plant en beheerst denkkracht. Leiderschap ontwikkelt denkkracht. Met hun onderzoek zochten de auteurs naar het antwoord op de vraag in hoeverre organisaties de denkcapaciteit van medewerkers stimuleren en benutten, in hoeverre intelligent gedrag gestimuleerd (leiderschap) i.p.v. gereguleerd (management) wordt. En wat blijkt? Er is voldoende denkkracht aanwezig binnen alle lagen van werknemers, van schoonmaker tot ingenieur, maar deze kracht wordt onvoldoende opgewekt, laat staan dat er gebruik van wordt gemaakt. Veel heeft te maken met de leiderschapscapaciteiten die ondernemingen al dan niet in huis hebben en met de heersende waarden en normen binnen de organisatie. Daarnaast zijn tijds- en werkdruk, gebrek aan ondersteuning van leidinggevenden en overdreven taakgerichtheid gevaarsdriehoeken om tot organisaties te komen die denken. Waar gedacht wordt, wordt niet gewerkt! Hoe gek het ook moge klinken, in heel wat ondernemingen wordt er nog steeds meer aandacht besteed aan het controleren of leidinggevenden wel om acht uur binnen zijn en niet voor vijven verdwijnen.
Verwonderlijk dat er geklaagd wordt over een motivatiecrisis bij de werknemers? Zouden managers niet beter rekening gaan houden met het onmiskenbaar gegeven dat bij leidingnemenden, en niet langer alleen bij filosofen, de zingeving beangstigend snel opduikt? En dat zingeving allereerst met denken te maken heeft. Prachtig toch als dit voortreffelijke boek leidinggevenden er zou toe aanzetten na te denken over denkwerk en de betekenis hiervan doen inzien om tot een zingevende onderneming te komen waar leidingnemenden zin in hebben.
[Marc Neckebrouck]
Van Gorcum, 125 p., ill., 700 F
ISBN 90-232-3331-X
| |
Lisette Caubergs
Het kleinbedrijf is vrouwelijk
AF 353.53 / Vrouwen En Ondernemen; Afrika
Het kleinbedrijf is vrouwelijk ligt in de lijn van een hele reeks publicaties die de jongste jaren in de politieke, sociale, economische en historische wetenschappen zijn verschenen. Decennia lang was het onderzoek in deze sectoren vnl. gericht op mannen. Deze NCOS-publicatie geeft een verfrissende kijk op de rol van de vrouw in het economisch en dus ook sociaal leven in Afrika.
Aan de hand van concrete levensgeschiedenissen, aangevuld met talrijke zwartwitfoto's, krijg je een beeld van kleine bedrijven geleid door vrouwen. Economische theorieën komen niet aan bod. Veel Afrikaanse vrouwen vormen het financiële en emotionele cement van het gezin. Financiële onafhankelijkheid en het verdienen van geld om in het onderhoud van hun gezinnen te kunnen voorzien, drijven veel vrouwen tot ondernemen. Op het platteland leiden veel vrouwen kleine landbouwbedrijfjes terwijl ze in de steden vnl. handelsactiviteiten ontplooien. Dat alles niet van een leien dakje verloopt, blijkt uit de getuigenissen. Textiel, zeepbedrijfjes, olieperserijen, horeca, bierbrouwerijen en bakkerijen zijn slechts enkele voorbeelden. Scholing en opleiding, het verkrijgen van startkapitaal en het bijkomende huishouden vormen moeilijkheden bij het leiden van hun onderneming. Stuk voor stuk zijn het totaal verschillende verhalen. Toch ontdek je telkens weer ondernemende vrouwen die bewust gekozen hebben voor een eigen zaak of ertoe gedwongen werden, door bv. een scheiding, ziekte of overlijden van de partner, oorlog of migraties. In Rwanda is door de burgeroorlog 60 tot 70 procent van de bevolking vrouwelijk. Ook de slechte economische toestand dwingt veel vrouwen tot ondernemen. Weinigen zijn op de hoogte van boekhouding, economische theorieën of managementtechnieken en toch slagen velen, omdat het hen niet ontbreekt aan economisch inzicht.
Het boek blijft niet bij concrete verhalen. De auteur behandelt ook economische, politieke, sociale en culturele factoren (o.a. de relatie man-vrouw, de rol van afkomst, klasse, erfrecht, gezinsstructuren enz.). Tenslotte beschrijft Caubergs een aantal strategieën ter ondersteuning van en organisaties die zich bezig houden met het kleinbedrijf in Afrika. Zij levert een toegankelijk en vlot leesbaar boekje af waarin aan de hand van concrete en persoonlijke getuigenissen een beeld wordt geschetst van de vele facetten van het economisch leven van vrouwelijke ondernemers in een aantal Afrikaanse landen.
[Wout van Impe]
NCOS, 100 p., ill., 350 F
ISBN 90-71665-60-7
| |
Willy Claes
Onze planeet, één wereld
354 / Internationale Politiek / Globalisering / Wereldproblemen
Haast iedereen kent de dramatische Willy Claes-saga. Tot oktober 1995 ging zijn carrière crescendo: provinciaal secretaris van de Limburgse socialistische ziekenfondsen, gemeenteraadslid van Hasselt, Kamerlid, partijvoorzitter, minister van Nationale Opvoeding, Economische Zaken en Buitenlandse Zaken, vice-premier, minister van Staat en als klap op de vuurpijl vanaf oktober 1994 secretaris-generaal van de NAVO. In februari 1995 brak deel twee van de Agusta-affaire los met de Vlaamse socialisten en in het bijzonder Willy Claes in het midden van de storm. Claes
| |
| |
leverde een politiek gevecht op leven en dood, maar overleefde niet: op 20 oktober trad hij af. Prompt werd hij van een van de belangrijkste mensen op aarde herleid tot een eenvoudige burger van Hasselt. Claes likt nu zijn wonden en houdt zich gedeisd in afwachting van zijn proces. De machtige beslisser is stilaan naar waarnemer en denker geëvolueerd: hij geeft lezingen over internationale politiek, doceert de geschiedenis van de Europese politiek aan Amerikaanse universiteiten en schreef, met de hulp van topjournalist Kris Borms, Onze planeet, één wereld.
Claes is duidelijk het stadium van de nationale politiek voorbij en wil met dit boek bewijzen dat hij een visionaire, internationale staatsman is. De titel is beloftevol: waar staan we op de drempel van de 21ste eeuw en waar moeten we naartoe? Dwars tegen de tijdgeest in, roept hij de jeugd op verder te kijken dan de grenzen van de eigen wereld en zich meer bezig te houden met de complexe wereldproblematiek. Dit boek, dat uit 12 hoofdstukken bestaat die ook apart kunnen worden gelezen, kan hen daarbij helpen. Claes denkt na over de dialoog tussen Oost-West en Noord-Zuid, over de relatie tussen arbeid, kapitaal en ecologie, over de mondialisering van onze planeet, het broze Aziatische mirakel, de moeilijke transformatie van Centraal- en Oost-Europa, de eeuwige strijd tussen dictatuur en democratie in Latijns-Amerika, de tewerkstellingsproblematiek, Afrika, het einde van de koude oorlog en de nieuwe wereldorde, duurzame ontwikkeling en ecologie, de toekomst van de Europese Unie...
Dit boek laat de docent Claes aan het woord: hij geeft blijk van een enorme belezenheid, is uitstekend gedocumenteerd en bezit een groot historisch inzicht. Het is een soort handboek (met register én bibliografie) over internationale politiek met een schatkamer aan feitelijke gegevens. Anders dan bv. een Huntington (Li 1997, p. 742), ontwikkelt Claes geen grote theorieën en concepten. Ook geeft hij, in tegenstelling tot bv. In goede staat van Norbert de Batselier (Li 1998, p. 217), geen pasklare oplossingen voor acute problemen. Hij beschrijft en stelt vast. Al wat hij zegt, is gewikt en gewogen, politiek correct en juist, je zit de hele tijd instemmend te knikken, maar op het einde zeg je: wat nu? Hoewel hij in dit boek filosofisch uit de hoek wil komen, blijft Claes wie hij is: een pragmaticus en een gematigd man, die de weg van de redelijkheid en de nuance verkiest boven het grote, oeverloze intellectuele debat. Dit is een knap, maar geen visionair boek.
[Gunter Bousset]
Icarus, 347 p., 995 F
ISBN 90-02-20701-8
| |
Rik Donckels e.a.
Ondernemers vormen ondernemers
372.6 / Kmo's; Opleiding / Beroepsopleidingen
Dit lees- en kijkboek boekstaaft de geschiedenis van de middenstandsopleiding. De auteurs beginnen hun verhaal in 1902 en volgen de middenstandsopleiding tot op vandaag. Het is een levendig verhaal over mensen met de klemtoon op het sociaal economisch belang van dit opleidingssysteem. Ook is er ruimte voor bevoorrechte getuigen. Zij delen hun ervaring en inzichten, en vertolken hun persoonlijke visie, uit het middenstands- en KMO-leven gegrepen. Een reeks nauwkeurig geselecteerde foto's geven je de kans het levensverhaal visueel te volgen. Deze cocktail van vooruitgeschoven elementen, geschiedenis en contextbeschrijving geeft je een volledig beeld van de middenstandsopleiding doorheen de loop der jaren. Tenslotte biedt het boek ook voldoende voedsel om opbouwend na te denken over een strategie en een planning voor de vorming van zelfstandigen en KMO's over de eeuwwisseling heen.
[Walter van Dessel]
Roularta, 332 p., ill., 1250 F
ISBN 90-5466-323-5
| |
M. van Hamersveld, M. Klinkhamer
Messianisme zonder mededogen
358.3 / Communisme
Tot de val van de muur in 1989 bestond er in het Westen een sterke polarisering in het denken over het communistisch systeem. Er was de Amerikaanse koude-oorlogsretoriek, waarin het communisme als de baarlijke duivel werd afgeschilderd. Maar bovenal bestond er, zowel in België als in Nederland, een dominerende progressieve intelligentsia, die de critici van het communisme onverbiddelijk en definitief in het rechtse kamp plaatsten. Sinds de ondergang van het communisme in Oost-Europa, de daaropvolgende openstelling van een aantal archieven en de mogelijkheid om mondelinge getuigenissen te verzamelen, is daar verandering in gekomen. In 1996 publiceerde de Franse historicus en kroongetuige François Furet het standaardwerk Het verleden van een illusie (Li 1996, p. 469). Vorig jaar verscheen onder de redactie van Stéphane Courtois Le livre noir du communisme (verschijnt na de zomer in het Nederlands bij De Arbeiderspers), dat tot vandaag heroïsche discussies doet oplaaien in de Franse pers.
Veel bescheidener van opzet, maar volledig in dezelfde lijn ligt Messianisme zonder mededogen van de ‘jonge Nederlandse Ruslanddeskundigen’ Van Hamersveld en Klinkhamer. Beide auteurs verbazen zich erover dat in Nederland nog steeds geen consensus bestaat over het wezenlijk destructieve karakter van het communisme. Het boek bestaat uit twee essays. In ‘De illusies van oktober’ wordt de Russische Revolutie opgevoerd als dé tragedie van de 20ste eeuw. De gangbare idee dat Stalin de idealistische ideeën van Lenin heeft verdraaid, wordt naar de prullenmand verwezen: gezien de aard van het regime was een tirannieke dictator als Stalin onvermijdelijk. De auteurs wagen zich aan de hachelijke vergelijking tussen de drie totalitaire ideologieën van de 20ste eeuw: nationaal-socialisme, fascisme en communisme. Hun oordeel is vernietigend. Zij vegen het emancipatorische karakter van het communisme onder de mat en plaatsen het systeem koudweg op dezelfde lijn met de andere twee systemen: één leider, een allesomvattende heilsideologie, een eenpartijstaat, een gecentraliseerde economie, massale psychologische en fysieke terreur, mobilisatie en beheersing van de media. Nationaalsocialisme en fascisme sloten miljoenen mensen uit omdat zij tot een andere raciale of etnische groep behoorden, het communisme omdat zij tot een bepaalde klasse behoorden. De auteurs winden er zich in hoge mate over op dat het communisme tot op heden een vreemd soort aantrekkingskracht blijft uitoefenen.
In het tweede essay, ‘Catharsis: het falen van onze openbare maatstaven tegenover het communisme’, worden de
| |
| |
nobele intenties van het marxisme weggelachen. De auteurs betogen dat het marxisme reeds in zijn theoretische kern gewelddadig en meedogenloos was en verbazen zich over de afwezigheid in Oost-Europa van een soort denazificatie. Ze suggereren een nieuw Nürenbergtribunaal en gaan gemakkelijkheidshalve voorbij aan de groteske processen tegen de kopstukken van de voormalige DDR. Tenslotte maken ze zich druk over de linkse ‘fellow-travellers’ (bv. Theun de Vries, Harry Mülisch, Freek de Jonge), die nog steeds weigeren toe te geven dat ze fout waren in hun ophemeling van het communisme, en roepen op tot een gewetensonderzoek.
Ik heb dit vlot geschreven boek graag gelezen. Zonder overdreven historische pretenties presenteren de auteurs hun visie op het communisme en de receptie ervan in Nederland. Polemisch, soms zwaar overdrijvend, maar met een gezonde dosis ironie zetten ze je aan tot nadenken over de uitwassen van de oktoberrevolutie van 1917. Het is nu aan de misleide intellectuelen om te reageren op de zware charges.
[Gunter Bousset]
Aspekt, 140 p., 595 F
ISBN 90-75323-32-8
| |
Frank Naert
De politieke economie van de Europese Unie
354.6 / Europese Unie; Economische Politiek
Europa dringt steeds meer door in zowat alle domeinen van de samenleving. Je kan er op twee manieren op reageren: je negeert het of je probeert je te informeren. Je kan je verdiepen in de berg folders, brochures en jaarverslagen van de Europese instellingen. Het gevaar bestaat dat je door de bomen het bos niet meer ziet of door de massa informatie een soort Euro-indigestie oploopt. Frank Naert, hoogleraar economie, wil met dit boek een totaalbeeld presenteren door de Europese eenmaking te bekijken vanuit haar kern, de economische integratie, wat meteen de titel verklaart. Hij wil je informeren over de belangrijkste aspecten van de werking van de Europese Unie en gegevens aanreiken voor een eventueel debat over Europa.
In het eerste hoofdstuk worden kort de voorgeschiedenis van de Europese Unie en de werking van de instellingen belicht. Daarna volgt een vrij moeilijk stuk over de theoretische aspecten van integratie. Voor wie niet zo beslagen is in economie, tabellen en grafieken is dit wel even doorbijten. De volgende pagina's over de voor- en nadelen van de economische integratie (waarom de euro?) zijn dan weer erg verhelderend. In de volgende hoofdstukken komen andere domeinen van gemeenschappelijk beleid aan bod: monetaire integratie, landbouw, concurrentie, milieu, industrie en sociaal beleid. Afgesloten wordt met een stand van zaken en een bibliografie.
Naert heeft de ingewikkelde en uitgebreide Europese materie uitgefilterd tot een coherent, helder en sterk informatief boek. Dat hij de eenmaking economisch benadert, is begrijpelijk vermits de economische integratie nog steeds het cement van de Unie is. Toch krijg je naast de vele gegevens ook enkele persoonlijke visies mee. Zo heeft Naert vragen bij de noodzaak van een Europees sociaal beleid en pleit hij op dat vlak voor het respecteren van de subsidiariteit. Als de individuele lidstaten erin slagen op nationaal vlak een goed sociaal beleid te voeren, hoeft dat niet naar het Europees niveau overgeheveld te worden. Verder mag Europa voor Naert ook duidelijk wat liberaler en moet het primaat van het ondernemerschap bevestigd worden. De rol van de overheid blijft best secundair en fiscale en parafiscale lasten moeten omlaag. Toch wijst hij ook op enkele zwakke punten van de Unie zoals de landbouw of de toekomstige uitbreiding en lanceert enkele opmerkelijke denkpistes. Moet de verdieping (meer bevoegdheden) door alle lidstaten tezelfdertijd doorgevoerd worden? Is een gefaseerde integratie geen betere oplossing?
Als je echt wil meepraten over Europa neem je naast enkele brochures ook best dit boek even door. Je krijgt veel informatie, maar met de juiste dosering lijkt de kans op een Euro-indigestie me vrij klein.
[Koen Vandebos]
Intersentia, 208 p., ill., 695 F
ISBN 90-5095-032-9
| |
Geert Reuten e.a. (red.)
De prijs van de euro
354.6 / Emu
Deze bundel bijdragen borduurt verder op de geruchtmakende kritieken van de Nederlandse Groep van 70 Economen, die begin 1997 in het verweer gingen tegen de Europese Economische Unie. Kritiek die uiteraard niet in dank werd afgenomen door de politieke kaste. Het is duidelijk dat de EMU een overwegend politiek project is. Het wordt zonder veel debat of wetenschappelijke onderbouw voortgestuwd. De promotoren hebben de neiging zeer lichtvoetig om te springen met de economische en sociale gevolgen van de ingreep.
De miljoenencampagne die de Europese Commissie rijkelijk laattijdig opgestart heeft om de burger te overtuigen dat hij baat zal hebben bij de muntunie, blijft hangen in geruststellende algemeenheden, maar blijft wazig over belangrijke kernvragen als werkloosheid, armoede en milieu. Zij behoren duidelijk niet tot de prioritaire bekommernissen van de EMU-promotoren, die zich vooral toespitsten op de monetaire aspecten en de uitbouw en bemanning van de toekomstige Europese Centrale Bank, waarvan de opdracht ondubbelzinnig in het teken van het (Duits model van) monetair fundamentalisme en de strijd tegen de inflatie gesteld wordt. En die een weinig democratische instelling wordt.
Uit de bundel een duidelijke visie op de vraagstelling distilleren, is onbegonnen werk. Elke auteur redeneert uit eigen perspectief, soms bijna storend ideologisch ingekleurd. Maar het geheel heeft de verdienste een aantal kritiekpunten scherp te stellen en ondanks het waarschuwend vingertje en het ontbreken van een eigen wetenschappelijke onderbouw belangrijke knelpunten aan te wijzen. Het uiteindelijk gelijk zal pas na de feiten bewezen zijn, want de euro wordt een (onomkeerbaar) feit.
Interessante lectuur voor wie ook eens andere klokken wil horen luiden. Een samenvattende bijdrage en een bibliografisch overzicht sluiten het werk af, maar naar een index zal men vergeefs zoeken.
[Marcel Bulckaert]
Van Gennep, 206 p., 698 F
ISBN 90-5515-168-8
| |
| |
| |
390 - Recht
Paul Koeck
Reyniers, superflik
395.74 / Frans Reyniers / Politie; België
Frans Reyniers is een bakkerszoon uit Londerzeel die zonder enige politieke steun en zonder partijkaart - enkel op basis van zijn prestaties - opklom tot hoofdcommissaris van de Brusselse gerechtelijke politie. Hij kwam in aanraking met vele delicate dossiers, o.a. de Bende van Nijvel en de CCC. Daardoor trapte hij op invloedrijke tenen, o.m. die van Wathelet en diens beschermeling Dejemeppe, twee bekende en niet onbesproken figuren. Uiteindelijk werd Reyniers geschorst en in 1995 zelfs veroordeeld: een onterechte, kleinmenselijke afrekening, want een waarschuwing was ruimschoots voldoende geweest. Nu is hij al acht jaar werkloos en wacht hij op eerherstel.
Paul Koeck is enorm goed gedocumenteerd. Hij vertelt wat er allemaal gebeurde, hoe de gerechtelijke politie werkt en gebruikmaakt van informanten uit het criminele milieu. Hij toont aan dat de grens tussen legaliteit en niet-conventionele politiemethodes soms moeilijk te trekken is, m.n. als men misdaden moet oplossen en daarvoor die informanten ook betaalt. De betaler staat dus permanent in een kwetsbare positie. Koeck brengt dan ook begrip en sympathie op voor Reyniers. Hij is een talentvol verteller, hij schrijft een boeiend verhaal, voorzien van vele vlotte dialoogjes.
Wie van enige chronologische volgorde houdt en van een gestructureerd feitenoverzicht, komt bedrogen uit: je ergert je aan de sprongen in tijd en ruimte. Het boek krioelt van persoonsnamen, zodat het moeilijk is tussen de bomen nog het bos te vinden. Wordt vervolgd. Hopelijk even spannend en meeslepend, maar met een overzichtelijkere structuur.
[Jef Abbeel]
Van Halewyck, 376 p., 798 F
ISBN 90-5617-138-0
| |
Freddy De Pauw
De maffia in België
395.66 / Maffia; België
Redacteur buitenland bij ‘De Standaard’ Freddy de Pauw houdt zich reeds vele jaren bezig met verslaggeving over de georganiseerde misdaad in het algemeen en over de maffia in het bijzonder. Eerder publiceerde hij bij dezelfde uitgeverij De firma mafia en De Russische mafija. In zijn nieuwste boek brengt hij verslag uit over de activiteiten van de georganiseerde misdaad in België. Daarbij komt niet alleen de Italiaanse maffia aan bod maar ook andere maffiagroeperingen uit het voormalige Oostblok, China, Japan, Turkije, Nigeria, Albanië... De auteur hanteert in zijn boek een definitie van maffia zoals die werd opgesteld door het Duitse Bundeskriminalambt (BKA). Het BKA somt een aantal voorwaarden op waaraan moet worden voldaan om van maffia te kunnen spreken: een planmatig plegen van misdrijven; streven naar maximale winst; betrokkenheid van minimum twee personen; hiërarchische structuur en taakverdeling; uitoefening van invloed op het politieke leven, de media, het openbaar bestuur, de justitie of het bedrijfsleven. Vooral dat laatste aspect heeft de laatste tijd enorme afmetingen aangenomen. De steeds grotere verstrengeling van de onder- en bovenwereld maakt de moderne maffia zo gevaarlijk, aldus Freddy de Pauw. De auteur citeert uitvoerig uit het rapport over de georganiseerde misdaad dat einde 1997 door het kabinet van justitie werd opgesteld voor de Onderzoekscommissie georganiseerde criminaliteit in België van De Senaat. Het geeft een stand van zaken van de activiteiten van verschillende maffiagroeperingen in België over het jaar 1996. In het rapport wordt o.m. gewezen op de groei en de mondialisering van de maffiagroepen door de verzwakking van het gezag in een aantal landen. Zo werd de implosie van het Sovjet-imperium en het ineenstorten van het Oostblok de vruchtbare voedingsbodem voor de activiteiten van de zgn. Russische maffia. De bestrijding van al die misdadige
activiteiten staat o.m. in België nog in de kinderschoenen. Er wordt bv. nog steeds gesleuteld aan een wet op de criminele organisaties die een meer gestructureerde en efficiëntere aanpak van de georganiseerde misdaad moet mogelijk maken. In democratische rechtsstaten is het nu eenmaal geen sinecure om een aanvaardbaar evenwicht te vinden tussen effectieve methoden en de rechten van individuen. Zo zorgt o.m. de omschrijving van wat een criminele organisatie is (lidmaatschap ervan zou strafbaar worden) nu reeds maanden voor hevige discussies in Kamer en Senaat en ook mensenrechtenorganisaties volgen het debat op de voet. Het gevaar voor misbruik van de wet, waardoor ook acties van milieu-, syndicale- en politieke bewegingen zouden kunnen geviseerd worden, is immers niet denkbeeldig. Vermits ook in België steeds meer misdaadgeld in de economie binnendringt, werd in 1994 een ‘Centrale Dienst ter bestrijding van de Georganiseerde Economische en Financiële Delinquentie’ opgericht. Zoals in België gebruikelijk is, kwam deze gespecialiseerde dienst enkele maanden geleden in de schijnwerpers te staan, omdat er blijkbaar meer energie wordt besteed aan interne politieoorlogen (de dienst is samengesteld uit rijkswachters en uit leden van de gerechtelijke politie) dan aan het effectief bestrijden van witteboordencriminaliteit. Freddy de Pauw stelt zich de vraag waarom diverse maffiagroeperingen de laatste jaren in toenemende mate in België neerstrijken. Het antwoord is vrij simpel. Vermits ‘het wapen van de maffia corruptie is’ is België ongetwijfeld een ideale uitvalsbasis, vermits in dit land een vrij tolerante houding tegenover corruptie bestaat, zowel bij gezagsdragers als bij de burgers. Maffiagroepen vinden hier m.a.w. ‘een vriendelijk klimaat’. Binnen de beperktheden van ca. 100 pagina's slaagt Freddy de Pauw er toch in om een indrukwekkend beeld te schetsen van de activiteiten
van de georganiseerde misdaad in België. Het op steeds grotere schaal binnendringen van de reguliere economie voorspelt weinig goeds voor de toekomst. Een beknopte, maar uitmuntende schets van de stand van zaken over de maffiagroeperingen in België.
[Jan Geeraerts]
Davidsfonds, 122 p., 495 F
ISBN 90-6152-587-X
| |
| |
| |
Dirk Schümer
De kindervangers
395.69 / Zaak-Dutroux
In augustus 1966 was auteur/journalist Dirk Schümer op weg naar België. Zijn reisdoel: de oude fabrieken en de verlaten mijnen van Bergen en Charleroi. In de binnenstad van Bergen wordt hij plots geconfronteerd met een menigte die als in een processie foto's van vermoorde meisjes meevoert, terwijl ze leuzen en protesten scandeert. Het was de dag van de begrafenis van Julie en Mélissa. De auteur zou nog vele malen terugkeren naar België, maar dan om de zaak Dutroux te verslaan voor de ‘Frankfurter Algemeine Zeitung’. Na de talrijke gesprekken met nabestaanden en functionarissen, begon hij zich een beeld te vormen van de structurele fouten en nalatigheden, die de Belgische bevolking inspireerde tot samenzweringstheorieën. Uit krantenknipsels en interviews extrapoleerde hij vragen die doordringen tot de kern van de zaak: ‘Wat heeft de met zichzelf gepreoccupeerde staat nog voor betekenis wanneer hij niet in staat is de kinderen te beschermen en voor hun welzijn te zorgen?’ De Dutroux-affaire staat voor de crisis van de Belgische natie op politiek, sociaal en juridisch vlak, maar de auteur gaat nog verder en wijst op de samenhang met de malaise in de westerse welvaartstaten, zowel wat de gepersonaliseerde als de geïnstitutionaliseerde karaktertrekken van de Europese samenleving betreft.
Hij distantieert zich van het sensationele en jaagt geen effecten na, graaft diep en serveert waardevolle beschouwingen over mens en maatschappij. Misschien vereiste deze complexe materie de objectieve en overzichtelijke geest van een buitenlands waarnemer. De kindervangers is een knap staaltje verslaggeving, waarin zowel feiten als conclusies op een rijtje worden gezet.
[Staf Schoeters]
De Arbeiderspers, 296 p., 799 F
ISBN 90-295-3817-1
| |
Pauline Westerman
Rechtsfilosofie
390.4 / Rechtsfilosofie
Voor heel wat juristen is rechtsfilosofie een vaag begrip. Velen denken zelfs dat rechtsfilosofen zich met een geheel ander onderwerp bezighouden. Toch is het vooral door de specifieke benadering van dezelfde (juridische) onderwerpen dat rechtsfilosofen zich onderscheiden. Ze onderzoeken o.m. de grondslagen van het recht, houden zich bezig met de verhouding tussen recht, moraal en politiek, en peilen dus naar de morele rechtvaardiging van recht. De raakvlakken met politieke filosofie en ethiek zijn legio. Uitgeverij Van Gorcum bracht in het kader van een cursus voor de (Nederlandse) Open Universiteit twee boeken uit over het onderwerp. In het eerste deel brengt Pauline Westerman een historische en inhoudelijke schets van wat rechtsfilosofie inhoudt. Ze behandelt daarbij onderwerpen als ‘de grondslagen van de democratische rechtstaat’, ‘het recht tot straffen’ en de verhouding tussen ‘recht en moraal’. Het boek is opgevat als een studieboek dat een rondleiding wil zijn langs een aantal thema's uit de rechtsfilosofie waarbij verwezen wordt naar de teksten van het tweede deel. De educatieve invalshoek blijkt ook uit de formulering van leerdoelen aan het begin van elk hoofdstuk en uit de talrijke opgaven die in de tekst verwerkt worden. De teksten die in het tweede deel worden gebundeld, zijn van uiteenlopende auteurs. Niet alleen grote namen (Jean-Jacques Rousseau, John Rawls, Immanuel Kant) komen aan bod, maar ook teksten van in België minder gekende Nederlandse professoren. De consultatie van het tekstenboek moet tegelijkertijd met het doornemen van het eerste deel gebeuren. Ze vormen immers een illustratie bij de behandeling van de diverse aspecten van de rechtsfilosofie. Westerman is erin geslaagd een uitstekende inleiding over een niet zo makkelijk onderwerp samen te stellen. Door de complexiteit van het onderwerp uiteraard in de eerste plaats geschikt voor studenten rechten, filosofie en sociologie.
[Jan Geeraerts]
Van Gorcum, Dl. 1: 216 p., ill., 850 F
ISBN 90-232-3337-9
Dl. 2: 212 p., 800 F
ISBN 90-232-3336-0
| |
Els Witte e.a.
Het Brussels hoofdstedelijk, gewest en de taalwetgeving
393.39 / Taalwetgeving; Brussels Gewest
De kaart is niet het landschap. De toepassing van de taalwetgeving in het Brusselse wordt onvermijdelijk gekleurd door de politieke invulling ervan. In dit vijfde deel van de reeks ‘Brusselse thema's’ worden de feitelijke taalpraktijken in de hoofdstad onderzocht. Bron van de informatie is het wetenschappelijk onderzoek dat op het terrein verricht werd in opdracht van de opeenvolgende ministers van Brusselse Aangelegenheden in de Vlaamse regering, Hugo Weckx en An van Asbroeck. In eerste instantie worden de historiek en taalpolitieke context van de Brusselse Gewestvorming geschetst. Dat de chaotische uitbouw van de gewestelijke en pararegionale organisaties tot belangrijke scheeftrekkingen en conflicten geleid hebben, uiteraard in het nadeel van de Vlamingen, zal wellicht niemand verbazen. De realisatie van het taalkader bij de Brusselse brandweer, die uitgebreid beschreven wordt, is een treffend voorbeeld van de Brusselse aanpak. De complexiteit van de regelgevingen is uiteraard in se een bron van conflicten. De juridische wapens waarover de Nederlandstaligen in de Brusselse executieve beschikken, zijn in de politieke praktijk niet haalbaar, omdat ze berusten op het lamleggen van het regeringswerk ten koste van de burgers of onbereikbare politieke meerderheden vereisen. Noodgedwongen wordt dus afgestevend op moeizaam knutselwerk dat een compromisbeleid ‘op zijn Belgisch’ mogelijk moet maken. Tot slot volgen interviews met vier prominente Vlaamse Brusselaars die nauw betrokken waren bij de gewestvorming.
Een verhelderende schets van een uiterst ingewikkeld institutioneel en politiek kluwen. Aanbevolen lectuur voor wie interesse heeft of zou moeten hebben voor de hoofdstad van Vlaanderen. Met de randbemerking dat wellicht juist de ondoorzichtigheid van het dossier en de indruk dat het om een politiek onderonsje tussen Brusselaars gaat (wat niet helemaal onjuist is) die de onverschilligheid elders aanzwengelt. Zoals het hoort in een academisch boekwerk werd een uitgebreid notenapparaat toegevoegd, maar een index ontbreekt.
[Marcel Bulckaert]
VUB-Press, 158 p., 595 F
ISBN 90-5487-190-3
| |
| |
| |
410 - Psychologie
Hak Bakker
Creatief denken
415.4 / Denken / Creativiteit
Aan de hand van het boek Alice in Wonderland illustreert de auteur welke fasen het creatief denken doorgaans omvat. Origineel is dat hij vervolgens diepgaand de verbanden analyseert tussen persoonlijkheid en creatieve denktechnieken. Wat houd je bezig, wat weerhoud je, wat zijn je blokkades? Vervolgens toont hij aan dat vragen als: wie ben je? Hoe ben je zo geworden? Wie wil je zijn? daarbij een belangrijke rol spelen. Zelfs de paradox ‘hoe verder de maatschappij zich ontplooit, hoe minder zekerheden er lijken te zijn’, gaat hij niet uit de weg. Terecht pleit hij ervoor om integer om te gaan met je eigen gevoelens.
Hoofdstuk twee gaat in op de voorspelbaarheid van uitvindingen. Het is immers mogelijk dat nieuwe ontdekkingen slechts kleine stappen zijn in een reeks maatschappelijk autonome processen (theorema van Kroeber). Gevolg: het is noodzakelijk ook trends en enkele algemene wetten terzake te bestuderen. Zo zal hij de drie wetten van Altshuller toelichten en toegankelijker maken (o.m. het idee om systemen op elkaar te laten aansluiten, bv. de poging om apparatuur m.b.t. beelden en teksten met elkaar te integreren). Het tweede deel van dit boek (zie ill.) reikt methoden aan om zelf tot creatieve resultaten te komen in beroep of tijdens de vrije tijd. Elke methode wordt - didactisch gezien - zeer efficiënt voorgesteld. De auteur start met een korte samenvatting. Een concreet voorbeeld zal vervolgens stapsgewijs de techniek toelichten. Er wordt ook rekening gehouden met een eventuele mislukking. Nadien beschrijft de auteur manieren om de betreffende techniek geleidelijk aan intensiever aan te wenden. Tot slot worden van elke techniek de zwakke en sterke punten opgesomd.
[Wilfried Daems]
Nelissen, 144 p., 570 F
ISBN 90-244-1404-0
| |
Barbara D. Rosof
Het zwaarste verlies
418.7 / Rouwproces / Ouders Van Overleden Kinderen
Dit boek probeert in de eerste plaats in mensentaal aan te geven hoe het komt dat het verlies van een kind zo zwaar weegt, maar behandelt daarnaast nog tal van andere onderwerpen die met het afscheid nemen van een kind te maken hebben. Zo beschrijft de auteur de enorme invloed die het verlies van een kind heeft op het gezin. Immers na de band met de ouders is de band met broers en/of zussen de meest intense. Wanneer die band verbroken wordt, blijft bij elk individueel lid van het gezin vooral pijn over en schuldgevoel. Waarom mensen rouwen, welke alarmreacties je lichaam vertoont na het vernemen van het overlijden van je kind, verschillende factoren die het rouwproces kunnen belemmeren, worden beschreven in het deel over het rouwverwerkingsproces. In een derde deel komen gezinnen aan het woord die een kind verloren hebben. Ouders met verlies worden het meest rechtstreeks aangesproken. Hoe je als ouder of bruster verder moet na het overlijden, of het goed is een gedenkteken - de auteur denkt dan aan een boom in de tuin, of vrijwilligerswerk - op te richten voor je overleden kind en de harde realiteit dat je nooit over een dergelijk verlies heenkomt, maar dat je wat je nog hebt meer leert waarderen, wordt o.m. beschreven in deel vier, ‘De rest van je leven’. Het boek is geschreven in een zeer bevattelijke taal door een kinderpsychotherapeute die veel gewerkt heeft met gezinnen die een kind hebben verloren. Het positiefste van dit boek is het feit dat het niet zozeer theoretische beschouwingen geeft maar vooral concrete informatie bevat voor mensen die een kind verloren hebben of dreigen te verliezen.
[Hilde Debacker]
Bakker, 274 p., 795 F
ISBN 90-351-1976-2
| |
430 - Pedagogie
Marc Depaepe
De pedagogisering achterna
431 / Pedagogie; Geschiedenis
Met dit boek bewijst de Leuvense professor Depaepe dat academici er wel in slagen - tegen alle beweringen in - degelijke verstaanbare taal te schrijven voor een groot publiek. De pedagogisering achterna is een bewerkte uitgave van de cursus historische pedagogiek die Depaepe aan de KU Leuven doceert. Al wie geïnteresseerd is in de ontstaansgeschiedenis (‘genealogie’) van het Belgische onderwijs, zal van dit boek genieten, vooral diegenen die kunnen waarderen dat het onderwijs hier ingekaderd is in een brede waaier van politieke, sociale, economische en culturele ontwikkelingen. Onderwijstrends hangen nauw samen met opvoedingsideeën; vandaar dat de auteur niet enkel naar de scholen kijkt, maar ook naar de invloed die het ‘pedagogische had op het dagelijks leven van kinderen en jongeren’, of anders gesteld ‘de voortschrijdende institutionalisering, structurering en isolering van de kinderlijke leefwereld’. Daar de auteur op al deze aspecten grondig ingaat, is dit boek meer een cultuurgeschiedenis van België geworden dan een loutere onderwijsgeschiedenis. Twee rode draden lopen er doorheen: ondanks alle onderwijsvernieuwingen in de loop van de eeuwen is er een grote historische continuïteit; twee: de toenemende pedagogisering heeft de autonomie van kinderen en jongeren eerder gereduceerd dan verhoogd. Onder die vernieuwers vermeldt de auteur zowel buitenlanders als Belgen. Op bepaalde deelterreinen heeft België een pioniersrol gespeeld: pedologie (kinderkunde), kleuteronderwijs, scholen voor gehandicapten en beroepsoriëntering. Onder de grote buitenlandse
| |
| |
invloeden komen bekenden aan bod zoals Rousseau, Condorcet, Herbart, Pestalozzi, Fröbel, Montessori, Dewey, Freinet, Freud, Hall, Parkhurst, Makarenko, Thorndike, Skinner, Illich e.a. Depaepe, die doorheen al deze vernieuwingen een ‘grammatica van de pedagogisering’ zoekt, besluit dat dit pedagogiseringsproces ‘de veruitwendiging is van die waarden die de vooruitgangsideologie heeft gecultiveerd’. België is gekenmerkt door polarisering van waarden (o.m. vrijzinnig-katholiek) waarbij de auteur ten overvloede aantoont op welke manier de katholieke Kerk telkens hervormingen afremde en er steeds in slaagde de dominante macht te blijven in het onderwijslandschap. Ook de klasseverschillen zijn blijven bestaan in dit onderwijs, dat voornamelijk burgerlijke, morele en (deels) godsdienstige waarden wou uitdragen. Scholen stonden bij deze taak nooit alleen: ze werden ondersteund door het gezin, de jeugdverenigingen, vakantiecentra, jeugdbladen enz. Vaak krijgt men de indruk dat dit pedagogisch proces bestond uit doelbewuste campagnes die eerder leidden tot infantilisering en massabevoogding dan tot bevrijding van het individu. Hoewel de auteur in een paragraaf het succes van de autoritaire en seksestereotiepe gezinsopvoeding behandelt, is het merkwaardig dat hij geen aandacht geeft aan de sekse-ongelijkheid, geproduceerd en gereproduceerd door binnen- en buitenschoolse opvoeding en onderwijs. Verrassend, in de positieve zin, is de excursie over de koloniale opvoedingservaring in Belgisch-Kongo, vergeleken met ‘een onbestuurbaar geworden locomotief, die, ondanks alle goede bedoelingen, naar de zelfvernietiging voerde’.
Zeer verzorgde uitgave; het notenapparaat bevat alle bibliografische gegevens. Wegens het ontbreken van een aparte literatuurlijst en een index is dit overigens uitmuntend boek niet bruikbaar als naslagwerk.
[Monika Triest]
Acco, 285 p., 1250 F
ISBN 90-334-3992-1
| |
Jan van Gils, Martine Bosscher
Kinderen en televisie
433.5 / Kinderen En Televisie
Kijkt een kind graag televisie of speelt het liever? Wanneer en waarom kijkt een kind graag televisie? Kiest het zelf een programma? Kijken ouders soms samen met de kinderen? Praten ze veel over televisie met hun vriendjes? Op deze en andere vragen werd een antwoord gezocht d.m.v. een onderzoek in opdracht van het Onderzoekscentrum Kind en Samenleving. Studenten communicatiewetenschap van de KU Leuven zochten onder leiding van prof. Keith Roe en andere deskundigen een antwoord op de vraag naar de eigen benadering van kinderen i.v.m. televisie. De volwassenen hebben daarover al heel veel onderzoek gedaan, maar de vraag bleef beperkt tot wat de invloed van televisie is op onze kinderen. Tot nu was er vooral een opvoedkundige bekommernis, maar deze benadering is eenzijdig. In de discussie over kinderen en televisie moeten dan ook de referentiekaders van kinderen én van volwassenen aan bod komen. Resultaten uit zo'n discussie zullen veelzijdig zijn, meer omvattend, beter toepasbaar; zo luidt de mening van de onderzoekers.
De resultaten die je in Kinderen en televisie kan vinden, werden bekomen door een groep tussen 10 en 12 jaar een opstel te laten schrijven en daarna een grotere groep van dezelfde leeftijd een vragenlijst voor te leggen waarin een aantal thema's verder onderzocht werden. De onderzoeksresultaten werden dan per thema geformuleerd en in grafiek gezet - die echter vrij onduidelijk zijn omdat alleen met grijsvlakken wordt gewerkt. Het commentaar bij de onderzoeksresultaten is zeer relevant en boeiend. Je krijgt een mooi beeld over hoe kinderen televisie beleven, maar of dit bijdraagt tot het versterken van de positie van kinderen in onze samenleving, zoals het Onderzoekscentrum Kind en Samenleving met zijn producten beoogt, blijft de vraag.
[Daniëlle Raeymaeckers]
Garant, 107 p., ill., 490 F
ISBN 90-5350-693-4
| |
André De Wolf e.a.
Kiemkracht
451.9 / Katholiek Onderwijs; Vlaanderen
Op 22 en 23 oktober 1997 congresseerde het Vlaams Katholiek Onderwijs en op 11 november 1997 kwamen de inrichtende machten van dezelfde onderwijskoepel bijeen onder het thema: ‘Kiemkracht’. De deelnemers wilden zich bezinnen over de inhoud van het schooleigen christelijk-gelovig opvoedings- of vormingsproject en de manier waarop de kiemen daarvan rijpen in de dagelijkse onderwijsrealiteit. Dit verslagboek bevat niet alleen openings- en slottoespraken van een aantal prominenten uit de katholieke (onderwijs)wereld, maar ook de stellingen, referaten, tussenkomsten en getuigenissen van deelnemers, scenario's van evocaties, commentaar bij posters, liedteksten. In de meeste bijdragen wordt inhoudelijk op het thema ingegaan: een theologische of apostolische fundering, concreet agogisch-opvoedkundige aanpak, maatschappelijke implicaties. Zoals te verwachten komen alle geledingen en schoolniveaus aan bod. Daarnaast komt in de toespraak van de directeur-generaal ook het actuele onderwijsbeleid ter sprake, vooral dan de vraag naar een gelijke behandeling van de schoolnetten. Deze verzameling teksten is geen managementsliteratuur en behandelt ook geen concrete problemen uit de dagelijkse schoolpraktijk. Het zijn reflecties en getuigenissen over de zingeving en het functioneren van een confessionele school in een multiculturele en multireligieuze samenleving.
[Chris Peeters]
Lannoo, 251 p., 495 F
ISBN 90-209-3226-8
| |
Pedagogie op Bibnet
Literaire nieuwtjes:
Tom Braams: Kinderen met dyslexie (Boom)
Ondanks de praktische invalshoek is het boek slechts beperkt bruikbaar voor Vlaamse ouders, omdat de relatie dyslexie/onderwijs uitsluitend op Nederland is afgestemd. |
Eric Broekaert e.a.: Orthopedagogiek en maatschappij (Garant)
Een bijdrage tot de theorievorming in de orthopedagogiek. De stijl en toon zijn overwegend academisch, met duidelijk wetenschapsfilosofische accenten. Een belangrijke en waardevolle wetenschappelijke bijdrage voor een gespecialiseerd publiek. |
http://www.bib.vlaanderen.be
| |
| |
| |
500 - Wetenschappen
Informatica
Aart van der Vlist, Peter Noordam
Trends in IT
520.5 / Automatisering / Informatietechnologie; Organisaties
Informatietechnologie is inmiddels een begrip dat bij een ruim publiek is verspreid. De razendsnelle ontwikkelingen die zich in dit domein voordoen, zijn niet altijd even makkelijk op te volgen, ook niet voor managers. Speciaal voor hen worden in dit boek een aantal trends in de informatie- en communicatietechnologie (IT) op een overzichtelijke manier op een rijtje gezet. Op die manier vormt dit boekje een handige leidraad bij de nieuwe IT-toepassingsmogelijkheden, zodat iedere (niet technisch geschoolde) manager een uitstekend hulpmiddel heeft bij de keuzen die hij voor zijn eigen bedrijf moet maken. De auteurs bundelen de trends volgens een zgn. 4R-model (Rumour, Research, Resources, Ready for business). De IT-trends worden eveneens gecatalogiseerd in vijf rubrieken (werkplek; individualisering; architectuur van de infrastructuur; communicatie en netwerken; systeemontwikkeling). Daarbij komen uiteenlopende onderwerpen als e-mail, groupware, multimedia, netwerkcomputer, intranet/internet en java aan bod. Vervolgens behandelen de auteurs de impact van nieuwe IT technologieën op de organisatiestructuur van bedrijven. Tenslotte schetsen ze hoe de plancyclus bij het ontstaan en beheer van IT-systemen geactualiseerd kan worden. Dit boekje richt zich in de eerste plaats tot bedrijfsleiders die zich een algemeen beeld van de IT-technologieën willen vormen, zonder al te veel technische uitweidingen over het onderwerp. Door de begrijpelijke taal waarin de auteurs het complexe onderwerp behandelen, kan het echter ook heel wat diensten bewijzen aan al wie geïnteresseerd is in de ontwikkelingen op het gebied van informatie- en communicatietechnologie.
[Jan Geeraerts]
Kluwer Bedrijfsinformatie, 112 p., ill., 1100 F
ISBN 90-267-2590-6
| |
Rick en Patty Winter
Het complete handboek Office 97
527.1 / Office
In Office 97 zitten een aantal helpfuncties in uiteenlopende vormen en verschijningen. Wie met de oplossing voor zijn vraag of probleem blijft zitten en geen beroep kan doen op een behulpzame collega, kan het maar eens proberen met dit monumentale boek, dat uitgebreid ingaat op de verschillende onderdelen van de kantoorsuite: de tekstverwerker Word, het rekenblad Excel, de database Access, het presentatieprogramma PowerPoint en Outlook (dat de functies van postkantoor, persoonlijke organiser en bestandenbeheer centraliseert). Uiteraard worden de verschillende deelprogramma's in afzonderlijke hoofdstukken uitgebreid toegelicht. De sterke kanten van de kantoorsuite komen ruim aan bod. Zoals de verregaande integratie van de grafische interface en werkwijzen. Hierop wordt ingespeeld door de functies die in meerdere onderdelen voorkomen, te bundelen. Ook de onderlinge compatibiliteit, die borg staat voor samenwerking en uitwisseling van gegevens tussen de onderdelen, komt ruim aan bod. Andere aandachtspunten zijn het werken met multimedia, het invoegen van visuele objecten, geluid en animatie. Personaliseerbaarheid is een andere troef van kantoorsuites, aangevuld met ruime mogelijkheden om teamwerk te ondersteunen. Ook kon een uitgebreid hoofdstuk over de netwerkmogelijkheden (hyperlinks, webnavigatie, webpublicatie) niet ontbreken. Tenslotte wordt Visual Basic for Applications besproken. Het boek (zie ill.) mikt op een brede doelgroep. Introductie voor de beginnende gebruiker, referteboekje voor migratie en update, naslagwerk voor wie niet met alle toepassingen even vertrouwd is enz... In de marge worden talrijke tips, waarschuwingen, problemen en oplossingen aangereikt. De vormgeving is helder en verzorgd, maar het formaat maakt de schermafdrukken soms moeilijk leesbaar. Het boek wordt afgesloten met een uitgebreide index, maar nog meer diepgang was mogelijk: ik miste heel wat nuttige trefwoorden.
[Marcel Bulckaert]
Academie Service, 1180 p., ill., 2580 F
ISBN 90-395-0597-7
| |
Natuurkunde
Marjorie Blamey
Grote plantengids op kleur
582.3 / Flora
Deze Grote plantengids op kleur bevat ruim 1800 afbeeldingen van in Noord- en West-Europa voorkomende planten, volgens bloemkleur geordend in 12 groepen (en een apart hoofdstuk met bloeiende heesters en bomen). Binnen deze kleurengroepen worden de planten volgens familie gerangschikt. De samensteller volgt hier dus geen strikt wetenschappelijke determineersleutel, maar brengt gewoon bloemen van dezelfde kleur bij elkaar, wat het opzoeken zeker vergemakkelijkt. Deze uitgave richt zich dan ook veeleer tot de liefhebber, die eens wil weten welk bloempje er in zijn omgeving bloeit, dan tot de botanicus.
In een beknopte, maar duidelijke inleiding geeft Marjorie Blamey een overzicht van de belangrijkste plantenfamilies, met enkele van hun meer algemene vertegenwoordigers. Hier werkt zij reeds sterk visueel. Daarna volgt, van wit over blauw en groen tot bruin, het eigenlijke overzicht. Elk bloempje wordt meestal op ware grootte, zeer natuurgetrouw weergegeven in prachtige aquarelafbeeldingen. De nadruk ligt hierbij op de bloemen. Bladeren, stengel en vruchten worden enkel afgebeeld als dit de determinatie vergemakkelijkt. Bij elke afbeelding hoort een korte beschrijving met gegevens over de bloeitijd, de veld- | |
| |
kenmerken, de groeiplaats en de groeiomstandigheden. Bij de verspreiding wordt steeds opgegeven of en in welke mate de plant ook in België en Nederland voorkomt. Twee alfabetische registers, zowel met de wetenschappelijke als de Nederlandse namen, laten toe om ook op basis van een naam naar een plantje te zoeken.
Deze plantengids is alleszins zeer bruikbaar voor beginners. Zonder veel wetenschappelijke bagage over plantenfamilies en -kenmerken kan je toch vrij efficiënt bepalen om welke soort het gaat. En ook wie houdt van fraai geschilderde bloemen, komt hier zeker aan zijn trekken.
[Jan Wouters]
Tirion, 207 p., ill., 1190 F
ISBN 90-5210-244-9
| |
Kenneth R. Wye
Schelpen encyclopedie
597.3 / Schelpen
Ieder van ons heeft wel eens langs de vloedlijn van de zee gelopen en schelpen verzameld. Bij velen is het een occasionele bezigheid gebleven, anderen hebben een verzameling aangelegd en een enkeling heeft er zijn beroep van gemaakt. Dat laatste deed Kenneth R. Wye, die concholoog of schelpendeskundige is. Schelpen zijn de harde, beschermende uitwendige structuren van mariene weekdieren. Zij fascineren door hun diversiteit in vormen en kleuren, wat ten volle tot zijn recht komt in dit boek. Het inleidend gedeelte ervan handelt over de taxonomie, de biologie en de ecologie van de Mollusca en verder ook over het aanleggen van een verzameling. Ik miste enige uitleg over hoe een schelp structureel groeit en waaruit ze is opgebouwd. Iedereen kan vermoeden dat kalkverbindingen aan de basis liggen, maar hoe ontstaat bv. de parelmoerglans? De auteur merkt wel terecht op dat schelpen in vele culturen functioneel worden gebruikt: denk maar aan het logo van Shell en aan het Guggenheim Museum in New York, waarbij architect Frank Lloyd Wright zich inspireerde op de prachtige Thatcheria mirabilis.
De determinatiesleutel is beperkt tot een schematische afbeelding van de verschillende hoofdvormen. Het grootste deel van het boek omvat gedetailleerde informatie over 1200 schelpen, alfabetisch geordend volgens de genera. Per bladzijde vind je drie tot zes schelpensoorten, telkens met een kleurenfoto en beknopte, maar duidelijke gegevens: o.m. de wetenschappelijke en eventueel de Nederlandse naam, gegevens over mogelijke vindplaatsen, het jaar van de eerst gemelde vondst en de auteur die erover berichtte. Pictogrammen informeren over de algemene vorm, de afmeting, de diepte waarop en de frequentie waarmee de schelp aangetroffen wordt. Achterin is er een verklarende woordenlijst, een algemeen register en een van wetenschappelijke namen, een literatuur- en een adressenlijst. Een verzorgd uitgegeven naslagwerk waarmee amateurverzamelaars zich zeker voordeel doen.
[Martin Rupus]
Zuid Boekprodukties, 288 p., ill., 998 F
ISBN 90-6248-927-3
| |
600 - Gezondheid
Geneeskunde & gezondheidszorg
R.I.S. Bayliss, W.M.G. Tunbridge
Ziekten van de schildklier
605.16 / Schildklierziekten
‘Lifetime’ is een reeks waarin patiëntenvoorlichting en preventie van ziekten centraal staan. In dit deeltje worden ziekten van de schildklier besproken: struma, ziekte van Graves of Basedow, ziekte van Hashimoto, schildklierkanker enz. Hoewel stoornissen van de schildklierwerking veel voorkomen, blijven ze vaak lange tijd onopgemerkt. Toch is een goede schildklierwerking erg belangrijk, vermits de celstofwisseling erdoor geregeld wordt. De auteurs richten zich rechtstreeks tot de patiënt en beginnen hun overzichtelijke boek met een verantwoording. Ze raden aan allereerst het hoofdstuk te lezen dat over jouw specifiek ziektebeeld gaat, om daarna terug te keren naar de eerste drie hoofdstukken, waarin de werking van de schildklier wordt besproken, wat er mis kan lopen, en hoe de preciese diagnose wordt gesteld. De ziekte van Graves (hyperthyreoïdie), de daarbij horende oogafwijkingen, de ziekte van Hashimoto, hypothyreoïdie, schildklierontstekingen, struma en tenslotte kanker komen alle in een apart hoofdstuk aan bod. Telkens wordt op de oorzaak, het verloop, de klachten, diagnose en behandeling ingegaan, waarna alles nog eens samengevat wordt door middel van vragen en antwoorden. Tenslotte worden schildklierproblemen tijdens en na de zwangerschap, enkele andere schildklierziekten en ermee samenhangende auto-immuunziekten toegelicht. Moeilijke woorden en termen worden uitgebreid verklaard en de gebruikelijke geneesmiddelen beschreven. Er is ook een register en foto's en tekeningen illustreren een aantal afwijkingen.
Een voortreffelijke, zeer verzorgde inleiding, vanuit de gangbare geneeskunde beschreven in een begrijpelijke taal. Goede patiëntenvoorlichting.
[Josee Goyvaerts]
Bohn Stafleu Van Loghum, 152 p., ill., 495 F
90-215-3473-8
| |
A. Honig e.a. (red.)
Samen en toch alleen
606.3 / Manisch-Depressieve Psychose
Een manisch-depressieve stoornis (MDS) confronteert de patiënt met een ernstige vorm van psychisch lijden. Voor de omgeving heeft deze stoornis zware gevolgen. Dit boek wil een hulp zijn voor de naasten van de patiënt. Wie een uitgebreider inzicht wenst in oorzaken, symptomen enz. van de MDS moet daarvoor specifieke literatuur raadplegen. Hier staat de omgang met de patiënt centraal. De opzet is origineel: 50 mensen brengen hun ervaringen van het leven met een MDS-patiënt aan bod. Het boek is samengesteld uit 29 brieven en 26 interviews met mensen die leven met een patiënt. De hoofdstukken beginnen telkens met een
| |
| |
psychiatrische beschrijving van het onderwerp. Dan wordt het probleem uitgediept en worden omgangsvormen aangegeven. Om de leesbaarheid te vergroten is elk hoofdstuk opgebouwd als een fictieve bijeenkomst van partners en familieleden van patiënten, die elk aangeven hoe zij met het gestelde probleem omgaan. Aan het eind van elk hoofdstuk volgt dan een samenvatting van de methoden. Na een hoofdstuk over MDS en relaties, behandelen de volgende hoofdstukken telkens andere aspecten van de omgang: omgaan met depressiviteit, met kwetsend gedrag, met het niet accepteren van de diagnose, met hulpverlening. Dan komen ouders aan bod over kinderen met MDS en kinderen over ouders met MDS. Er zijn twee bijlagen toegevoegd over schuldsanering en tips voor ouders met MDS-kinderen. Een literatuurlijst en een lijst met nuttige adressen ronden dit boek af. Een waardevolle realisatie, die een concrete hulp kan betekenen voor mensen die in de eigen omgeving het leed van patiënten moeten helpen dragen.
[Guido Cuyvers]
Tirion, 117 p., ill., 490 F
ISBN 90-5121-753-6
| |
Michèle Markus, Alexander Hoffman
Oorsuizingen
605.4 / Oorziekten
Het zoemt, ruist, fluistert of hamert... Tinnitus, beter bekend als oorsuizingen, is een aandoening waarover men steeds meer hoort. Volgens schattingen lijdt één à twee procent van onze bevolking aan deze ziekte. De huidige classificatie onderscheidt acute en chronische tinnitus, subjectieve en objectieve tinnitus, en gecompenseerde en gedecompenseerde tinnitus. Bij de objectieve tinnitus, die kan aangetoond worden door fysische meetmethoden, zijn de oorzaken meestal aantoonbaar en zijn ze van vasculaire en musculaire aard. Bij de subjectieve tinnitus daarentegen zijn er tal van oorzaken, maar de basis ligt bij de zintuigcellen in het binnenoor, hersenen of zenuwen. Deze zouden door o.a. ouderdom, Menière, posttraumatische en cevicale klachten overgevoelig reageren.
Het moeilijke aan tinnitus is het omgaan ermee, het accepteren van de ziekte. Wanneer dit goed lukt, spreken we van gecompenseerde tinnitus. Wanneer echter de belasting van het oorsuizen zo groot wordt dat ze niet meer verwerkt kan worden, krijgen we gedecompenseerde tinnitus. Dat kan uiteindelijk leiden tot het tinnitussyndroom, wat op zijn beurt leidt tot depressies, angst, slapeloosheid... Gelukkig genezen veel patiënten spontaan. Maar bij anderen zijn er dan weer medicijnen of (operatieve) ingrepen nodig. Anderen worden weer geholpen door implantaten of fysische middelen zoals maskeerders, gehoorapparaten, fysiotherapie, massage, manuele therapie. Maar ook alternatieve therapieën, zuurstoftherapie, homeopathie, klanktherapie en nog vele andere kunnen helpen.
Oorsuizingen geeft een heldere en complete kijk op dit probleem. Het is duidelijk gestructureerd, maar de lay-out ondersteunt dit spijtig genoeg niet altijd. Toch de moeite.
[Brigitte Gevers]
De Driehoek, 112 p., ill., 580 F
ISBN 90-6030-569-8
| |
Over geneeskunde op Bibnet
Literaire nieuwtjes:
Gilbert van Aelst: Psychopathologie (Garant)
Een helder overzicht in het denken over, het handelen en omgaan met de psychisch zieke mens. Het richt zich in de eerste plaats naar hulpverleners in opleiding. |
Linda Clare, Barabara A. Wilson: Geheugen kun je helpen (Swets & Zeitlinger)
Een nuttig boek omdat je een volledig en praktisch overzicht krijgt van eenvoudige hulpmiddelen om mensen met matige geheugenproblemen bij te staan. |
Rineke van Daalen e.a. (red.): Gezond en wel (University Press Amsterdam)
Een 20-tal bijdragen van antropologen, verpleegkundigen, sociologen, artsen, historicae, die terugblikken op de betekenis van gezondheid en geneeskundige arbeid in Nederland sinds 1898, vanuit het perspectief van sekse, klasse en etniciteit. Een boeiend document, met veel nieuwe informatie, waarover men in België nog totaal in het duister tast. |
Lili Feldmann: Leven met Alzheimer (Omega Boek)
Een boeiende gids met concrete verhalen, zeer toegankelijk voor een breed publiek. |
Gerbrand van Hout: Geen probleem! (Swets & Zeitlinger)
Een overzichtelijk en helder boek over cognitieve gedragstherapie, dat kan worden gebruikt om er zelfstandig mee te werken ofwel als hulpmiddel bij een lopende therapie. |
http://www.bib.vlaanderen.be
| |
Hub Zwart, Cor Hoffer
Orgaandonatie en lichamelijke integriteit
605.8 / Orgaandonatie
Deze problematiek, enige tijd bedolven onder zwaardere biomedisch-ethische discussies, wordt eerstdaags in Nederland weer zeer actueel wanneer elke inwoner van 18 of meer zal worden gevraagd een overheidsformulier in te vullen dat kenbaar maakt of de persoon in kwestie na zijn (hersen)dood organen wil afstaan ter transplantatie. Dit boek voert een voorafgaand onderzoek naar de houding van die inwoners ten aanzien van het donorcodicil. Wat betekent orgaandonatie voor elkeen? Welke levensbeschouwelijke en morele overwegingen spelen hierbij een rol? Liberale en utilistische standpunten zien eigenlijk geen probleem, confessionele wel. Die laatste beschouwen het lichaam niet als een bezit, maar als een pacht. Zijn mensen wel gemachtigd dit pacht ter beschikking te stellen van het medisch kunnen, dat vanuit gelovige hoek toch al wantrouwend wordt bekeken? Het gaat erom integriteit af te wegen tegenover naastenliefde.
Het onderzoek heeft zowel sociologische als filosofischethische assen. Op voorhand werd de populatie grofweg verdeeld over christelijke, liberale en islamitische interpretaties van orgaandonatie. Hierbij werd ruim aandacht besteed aan het laatste standpunt, wegens relatief onbekend in Nederland. Wat echter opvalt - in de studie komt dit hooguit impliciet tot uiting - is de hulpeloosheid van gezaghebbende teksten als bijbel en koran, wanneer naakt geplaatst voor een eigentijds technologisch probleem, zonder actualiserend leergezag. Waar zowel theologen als gelovigen onderling er niet uit raken, blijkt de wenselijkheid - tot noodzaak - van een charisma waar kennis en geloof samengaan.
[Eric Meganck]
Damon, 176 p., 598 F
ISBN 90-5573-083-1
| |
| |
| |
Natuurgeneeskunde
Natuurgeneeskunde is een vlag die vele ladingen dekt. Maar wat al deze geneeswijzen kenmerkt, is dat zij de mens niet zien als enkel een biologisch mechanisme met bewustzijn als een soort bijproduct, maar als een complex geheel van subtiele energieën, in overeenstemming met de energie waaruit de kosmos is opgebouwd. Ook beschouwt zij de mens als één geheel naar lichaam, ziel en geest, die verschillende uitingen zijn van eenzelfde energie. Als gevolg daarvan ziet zij ziekten niet als mankementen in de werking, maar als verstoringen in de energiebalans, die opnieuw in evenwicht kan worden gebracht op een natuurlijke manier, vermits alles in de natuur uit diezelfde energie bestaat. Onder de noemer ‘natuurgeneeskunde’ rekent men o.a,: acupunctuur, reflexologie, aromatherapie, bloesemtherapie, lithotherapie, healing, kruidengeneeskunde en diverse voedingstherapieën, allerlei manuele en bewegingstherapieën (bv. osteopathie), het therapeutisch aanwenden van water, lucht, aarde (bv. modderbaden) en warmte (bv. moxakoppen) enz. Dat er nood is aan informatie is evident.
| |
Erna Droesbeke
Werken met aromatherapie
611.2/ Aromatherapie
Erna Droesbeke legt in het voorwoord uit wat haar beweegt om te schrijven over aromatherapie: door haar ervaringen met ziekte en allerlei therapieën leerde ze zichzelf kennen en haar eigen geneeskracht ondersteunen, waarvoor etherische oliën een grote hulp bleken. Het boek lijkt zeer uitgebreid en omstandig het hele gebied van de aromatherapie te bestrijken en in zekere zin is dat ook zo, maar het vertoont enkele belangrijke tekortkomingen. Ondanks de indeling in hoofdstukken met duidelijke titels is de inhoud onoverzichtelijk, overlappend en daardoor verwarrend. De auteur geeft dikwijls goede, bruikbare adviezen, maar herhaalt ook heel uitdrukkelijk voor de hand liggende dingen. Theorie en praktijk lopen constant door elkaar. De grootste tekortkoming is dat het innemen van etherische oliën aanbevolen wordt zonder diepgaand op de gevaren van zelfmedicatie te wijzen: de auteur waarschuwt wel voor te hoge doseringen en beveelt uitdrukkelijk aan te letten op de zuiverheid, maar dat is niet voldoende. Sommige etherische oliën met dezelfde naam kunnen aanzienlijk verschillen qua samenstelling (chemotype), om nog maar te zwijgen van onbetrouwbare producten, die geëxtraheerd werden d.m.v. solventen waarvan ze hoge residu's bevatten: geen woord daarover in dit boek. Het bevat wel veel recepten voor huis-, tuin- en keukenmiddeltjes en schoonheidsverzorging, maar is niet diepgaand genoeg om een gids te zijn bij zelfmedicatie. Het bevat goede ideeën, maar is onevenwichtig uitgewerkt.
Parsifal, 328 p., 799 F
ISBN 90-6458-142-8
De gangbare geneeskunde baseert zich op het mechanistische model van Newton, en verwerpt alles wat niet meet-, weeg- en tastbaar is. Sinds Einstein is dit model echter verouderd. Natuurgeneeskunde, waarvan sommige disciplines al duizenden jaren bestaan, bouwt verder op eeuwenoude kennis, waarvan wij nu voor de uitdaging staan ze wetenschappelijk aan te tonen. Dat dit mogelijk is, bewijst Richard Gerber in het Handboek energetische geneeskunde (Li 1998, p. 54), waarin hij overtuigend aantoont dat de geneeswijzen die gebruikmaken van de subtiele-energie-anatomie van de mens (meridianen, aura) een uitbreiding zijn van de huidige geneeskunde.
| |
Wat is...?
Aromatherapie: maakt gebruik van etherische oliën om ziekten te voorkomen en genezen. Etherische oliën werken zowel op fysiek als op energetisch niveau, o.a. via hun geur. Ze kunnen op velerlei manieren worden aangewend: innemen, opname via de huid (massage, zalven, baden...), inhalatie, verstuiving.
Bloesemtherapie: dr. Edward Bach (1886-1936) zocht en vond een manier om de subtiele energie van bepaalde bloesems en planten op water over te brengen. De negatieve emoties die de oorzaak zijn van ziekten worden op een diep niveau overstroomd met de positieve energie van de remedie. Later werden volgens hetzelfde principe meerdere remedies op punt gesteld, maar Bachs systeem is een totaalsysteem op zich.
Lithotherapie (ook kristal- of edelsteen-therapie genoemd): Kristallen en edelstenen kunnen energie opnemen en uitstralen, omdat ze zelf volmaakt in evenwicht zijn. Ze kunnen de verstoorde trillingen van elke lichaamscel harmoniseren.
| |
Jorg Linditsch
Met Bach-bloesems weer in evenwicht
611.2/ Bloesemtherapie
Met Bach-bloesems weer in evenwicht is een inleiding. Eerst wordt de ontstaansgeschiedenis van de therapie geschetst en kort verteld hoe de remedies gemaakt worden. De werking ervan en het verloop van het genezingsproces worden duidelijk verklaard. Toepassing en dosering komen nadien aan bod met een apart stukje over de eerste-hulpremedie (rescue remedy). Het grootste deel van het boek geeft een overzicht van alle bloesems. Ze worden kort getypeerd, je krijgt informatie over de plant zelf, de bloeitijd etc. en welke kwaliteit Edward Bach erin ontdekte. Dan volgt auteurs interpretatie van het beeld, wat je van de bloesem mag verwachten en tot slot enkele (vrij vage) begeleidende maatregelen. De volgorde van de bloesems is volstrekt willekeurig - Bachs indeling in de zeven groepen werd niet aangehouden noch toegelicht, wat een tekortkoming is. Het laatste hoofdstuk geeft meer informatie over de diagnose en samenstelling van de remedies. Een vrij goede inleiding voor beginners.
De Driehoek, 152 p., ill., 500 F
ISBN 90-6030-579-5
| |
Liz Simpson
Helen met kristallen en edelstenen
420.3 / Lithotherapie
Genezen met behulp van edelstenen en kristallen berust op de vaststelling dat alle materie, alle gedachten en emoties energie zijn, dus dat alle levende en dode stoffen op een bepaalde frequentie vibreren. Het principe is dat kristallen en edelstenen, door hun volmaakt evenwichtige vorm en energie, de specifieke verstoorde trillingen van elke lichaamscel kunnen harmoniseren. De blokkades in de energiestroming die aan de basis liggen van alle mogelijke ziekten, kunnen daardoor opgeheven worden. Kristalheling werkt dus op het energetische niveau, op de aura, d.i. het elektromagnetische veld dat alle levende en anorganische dingen omgeeft.
Liz Simpson geeft een heldere en overzichtelijke uiteenzetting over deze geneeswijze. In de inleiding stelt ze verschillende manieren voor waarop je naar kristallen kunt kijken en licht ze haar eigen benadering toe. Daarna wordt niet alleen ingegaan op de verhouding van de mens tegenover de kristallen en edelstenen door de eeuwen heen, maar worden ook onderwerpen als geopathie, resonan- | |
| |
tie en kristaltechnologie (de chip bv.) belicht. Vorming, structuur en reacties worden wetenschappelijk maar begrijpelijk voorgesteld. Vanaf het derde hoofdstuk komt het geneeskundig gebruik aan bod. De auteur wilde met haar boek het midden houden tussen ‘wetenschappelijk materialisme en wollige new age-denkbeelden’ en daar is ze aardig in geslaagd. Omwille van de uitgebreide, objectieve informatie is dit een goede introductie.
Ankh-Hermes, 127 p., ill., 790 F
ISBN 90-202-4326-8
Vier ‘alternatieve’ geneeswijzen (homeopathie, osteopathie, acupunctuur en chiropraxie) staan op het punt om in België erkend te worden. Volgens een gezamenlijke enquête van ‘Het Nieuwsblad’, ‘De Artsenkrant’ en ‘Le Soir’ staat 83 procent van de Belgen positief of neutraal t.o. natuurgeneeskunde, deed 42 procent er een beroep op en 70 procent van wie dat nog niet deed beweert het te zullen doen. Slechts 10 procent van de Belgen staat er negatief tegenover.
‘De Standaard’, 23.01.98
| |
Aanbevolen boeken over de diverse geneeswijzen:
Antroposofische geneeskunst:
Jelle van der Meulen e.a.: Geneeskunde voorde hele mens (Vrij Geestesleven, 1992)
Heldere informatie voor de geïnteresseerde patiënt.
Otto Wolff: Van ziek naar gezond (Vrij Geestesleven, 1994)
Een kleine gids voor zelfzorg, met aanbevelingen bij allerlei ziekten en kwalen die voor zelfbehandeling in aanmerking komen.
| |
Aromatherapie:
Gabriel Mojay: Aromatherapie (Li 1997, p. 458)
Een interessant boek dat aromatherapie verbindt met de principes van de Chinese geneeskunde.
Michel Vanhove en Geert Devlieghere: Etherische oliën (Li 1995, p. 65)
Zeer goed informatief handboek voor het gebruik van etherische oliën.
| |
Bloesemtherapie:
Mechtild Scheffer: Bach bloesemtherapie (De Driehoek, 1994)
Volledig handboek voor de toepassing van de bloesemtherapie.
Jef Strubbe: Heel worden met Bach-bloemen (Li 1996, p. 848)
Goede inleiding die de bloesemtherapie toelicht zoals Bach ze op punt stelde.
| |
Fytotherapie:
Anne McIntyre: De helende kracht van kruiden (Li 1995, p. 828)
Een handboek voor het bereiden en gebruiken van kruiden voor allerlei kwalen, met informatie over plantendelen, dieet en voeding.
Penelope Ody: Kruidengeneesmiddelen zelf maken (Li 1996, p. 491)
Uitgebreide informatie voor zelfzorg met kruidengeneesmiddelen.
| |
Homeopathie:
Het complete handboek homeopathie (Li 1996, p. 575)
Geeft goede en duidelijke informatie over wat homeopathie is met een uitgebreid overzicht van klachten, hun modaliteiten en het te nemen geneesmiddel.
A. Lockie en N. Geddes: De complete familiegids voor homeopathie (Li 1996, p. 575)
Een goed vulgariserend overzicht, waarbij de nadruk op de constitutie ligt.
| |
Lithotherapie:
Hans en Danka Husken: Edelstenen en hun helende werking (Akasha, 1997)
Uitstekend boek over lithotherapie waarin wetenschap en intuïtie gecombineerd worden met eeuwenoude wijsheid.
Een uitgebreidere recensie van deze boeken vindt u op Bibnet:
http://www.bib.vlaanderen.be
| |
Richard Thomas e.a. (red.)
Het complete handboek natuurgeneeswijzen
611 / Natuurgeneeskunde
Het complete handboek natuurgeneeswijzen wil een algemeen overzicht bieden en belooft een uitgebreid scala aan therapieën, gekoppeld aan informatie over de achtergronden van de ‘alternatieve geneeskunde’. Ongeveer de helft van het boek beschrijft systemen voor diagnose en therapie enerzijds en afzonderlijke therapieën anderzijds. Het tweede grote deel beschrijft diverse aandoeningen, onderverdeeld in infecties en immuniteit, lichamelijke, psychische, seksuele en voorplantingsproblemen, kinderziekten en EHBO.
Het grootste verschil tussen de conventionele (die niet langer dan 200 jaar bestaat) en de zgn. alternatieve geneeskunde is dat de eerste ziekten geïsoleerd op zich bekijkt en vaak enkel de symptomen bestrijdt, terwijl de tweede de gehele mens behandelt en vooral ook zijn eigen inbreng benadrukt. Ze ziet haar rol in het stimuleren van het proces van zelfgenezing. Naast de Chinese geneeskunde (met acupunctuur etc.) en de Indische Ayurveda, het gebruik van kruiden, etherische oliën en voedingsadviezen, werden er vooral de laatste jaren veel nieuwe therapieën ontwikkeld. In de inleiding worden de grondbeginselen gegeven waaraan alle natuurrijke therapieën beantwoorden: zelfgenezend vermogen van de mens (homeostase), holistische benadering, de invloed van het milieu, de noodzaak de grondoorzaak voor een ziekte op te sporen en te behandelen, het belang van de eigen verantwoordelijkheid, de visie dat gezondheid een toestand is van ‘gevoelsmatig, geestelijk, innerlijk en lichamelijk evenwicht’ en het bestaan van een universele genezende kracht (chi, ki, prana, vis medicatrix naturae, levenskracht...) waarvan iedereen die er zich op instelt, gebruik kan maken. De natuurgeneeswijzen werden ingedeeld in fysieke (osteopathie, voedingstherapie, massage...), psychische (psychotherapie, hypnotherapie enz.) en energetische therapieën (hier veelal gebaseerd op de Chinese geneeskunde: acupunctuur, shiatsu, reflexologie, maar ook homeopathie...). Deze indeling is m.i. niet zo accuraat, ze doet de holistische benadering voor een stuk weer teniet, hoewel wordt toegegeven dat verschillende van de therapieën op verschillende niveaus werken. Een duidelijke basisvisie ontbreekt echter, er wordt geen aandacht besteed aan de soms heel verscheiden mensbeelden waar de geneeswijzen van uitgaan. Er worden wel enkele ‘volledige therapiesystemen’ besproken, maar bij de afzonderlijke therapieën valt
de situering van het gedachtegoed erg mager uit. En bij de volledige systemen, die dus gebaseerd zijn op een allesomvattende filosofie, wordt eigenlijk alleen de antroposofische geneeskunde genoemd en dit zeer onvolledig. Natuurgeneeskunde en het gebruik hierbij van lucht, water, gezond voedsel en oefeningen moeten het westerse ‘volledige systeem’ vertegenwoordigen, t.o. de oosterse systemen met acupunctuur, Chinese, Japanse, Indische, Tibetaanse, Arabische geneeskunde en sjamanisme. Door het veel voorkomende gebruik van de voorwaardelijke wijs krijg je de indruk dat de auteurs niet helemaal achter hun teksten staan - opvallend is dat dit bij de beschrijving van de psychische therapieën achterwege blijft.
Dit naslagwerk bevat heel wat informatie, maar is toch beperkt bruikbaar: vrij oppervlakkig, zonder een totaalvisie op ziekte en gezondheid, geeft het de indruk een materialistische zienswijze over de mens te hanteren, met weliswaar ‘nog te bewijzen’ ongekende mogelijkheden. De bibliografie geeft erg weinig titels voor een boek als dit.
Elmar, 288 p., ill., 1195 F
90-389-0657-9
[Josee Goyvaerts]
| |
| |
| |
Oosterse vechtsporten
Wolfgang Weinmann
Lexicon van de martial arts
618.8 / Verdedigings- en vechtsporten
De vechtsportdisciplines groeien en bloeien zo welig dat een nuchter naslagwerk een gat in de markt kan vullen. Lexicon van de martial arts lijkt daartoe geschikt. Deze beknopte encyclopedie begint met twee hoofdstukken die de vechtkunsten in een juist kader plaatsen en afrekenen met enkele hardnekkige mythen. Het eerste hoofdstuk overziet de historische en sociologische achtergronden van de martial arts. Het tweede hoofdstuk behandelt het ontstaan en de wereldwijde verbreiding van de vechtkunsten per continent en per land, inclusief verwijzingen naar oude boeken over vechtkunsten. Vervolgens worden 31 van de bekendste hedendaagse vechtsporten beschreven. Deze informatie dreigt snel te verouderen. Immers, vechtsporten leven en reglementen wijzigen. In judo bv. scoort men sinds 1 januari 1998 een vol punt na 25 seconden houdgreep i.p.v. na 30 seconden. Een woordenlijst van vechtsporttermen sluit het lexicon af.
De auteur is niet blind voor de schaduwkanten van de martial arts. Hij hekelt o.a. de hedendaagse ‘ijdele bobo's’ die de titel van meester opeisen en stelt het nut in vraag van korte zelfverdedigingscursussen. Lexicon van de martial arts is een uitgelezen instrument voor wie op zoek is naar een vechtsport. Het boek geeft echter geen criteria om de pedagogische en organisatorische omkadering van een vechtsport te evalueren. Een lijst van erkende federaties als bijlage zou het lexicon pas echt super maken.
[Raf Tits]
Elmar, 128 p., ill., 690 F
ISBN 90-389-0597-1
| |
Peter Lewis
Oosterse vechtsporten
618.83 / Verdedigings- En Vechtsporten
Oosterse vechtsporten is prachtig verzorgd qua vormgeving, maar onbenullig en misleidend qua inhoud. De titel suggereert een volledig overzicht van de oosterse gevechtsporten. Het boek bespreekt echter enkel kung fu, karate, taekwondo en ninjutsu. De uitgever prijst zijn boek op de stofomslag als volgt aan: ‘Oosterse vechtsporten biedt een grondige analyse van vier vechtkunsten in al hun fysieke en psychologische aspecten. [...] De kata van karate do [...] worden in detail besproken en getoond’. Geloof het niet! Van een grondige analyse is geen sprake en karatekata in detail komen helemaal niet voor.
De foto's zijn kleurig en mooi om te zien. Maar waarom demonstreren de modellen de kung fu-technieken in gespierd ontbloot bovenlijf of met een diepuitgesneden bloesje als de tekst vermeldt dat kung fu beoefend wordt in een zwart pak met een knoopsluiting en hoog mandarijnkraagje? Waarom moeten technieken getoond worden staande op rotsen of in een stroomversnelling, terwijl een vechtsport toch beoefend wordt in de sportzaal of bij zelfverdediging eventueel in het straatbeeld? De getoonde karatestanden en -technieken zijn bovendien van een zeer slordige kwaliteit 't Is zonde van de moeite en het geld.
[Raf Tits]
Zuid Boekprodukties, 176 p., ill., 598 F
ISBN 90-6248-928-1
| |
Wong Kiew Kit
Handboek tai chi chuan
618.89 / Tai Chi
Tai chi chuan is een Chinese martiale kunst die vooral in de vereenvoudigde vorm - vaak verkeerdelijk ‘schaduwboksen’ genoemd - zowel binnen als buiten China beoefend wordt. Dit maakt dat 90 procent van de beoefenaars slechts 10 procent van de mogelijkheden uitput. Wie niet beter weet, zou eerder van ‘langzame gymnastiek’ spreken dan van een vechtsport. Toch gaat het hier in de uitputtende versie om een primair defensieve levenshouding ter bevordering van gezondheid, evenwicht en innerlijke kracht die, indien nodig, de agressiefste vechtsporten overvleugelt. Die superioriteit ligt o.m. in het ombuigen van de kracht van de tegenstander in eigen voordeel. Bij aanhoudende aanvallen wordt de tegenstander afgestraft met bv. zweepslagen van vuist of voet die organen (gehoorhuis, nieren, geslacht...) viseren. Alle ingeoefende bewegingen, die naar poëtische namen luisteren als ‘grijp de mus bij zijn staart’ en ‘hoogtrappelend paard’, worden doorgaans in één aaneengeschakelde serie uitgevoerd. Doorheen de jaren hebben zich verschillende stijlen ontwikkeld waarvan de Yang-stijl de gekendste en meest beoefende is. Verder onderscheiden we o.a. de Sun-, Wu- en Chen-stijl; deze laatste lijkt sterk op Shaolin Kungfu. Voor alle stijlen werden de verschillende stadia van de bewegingscyclus uitgetekend. Dit fungeert meer als een geheugensteuntje dan als leerplan, aangezien je enkele jaren cursus moet volgen alvorens je de basis correct beheerst. Samen met uitleg over het gebruik van wapens in taichi chuan en de met het taoisme verstrengelde tai chi chuan filosofie, gaat het hier duidelijk om het uitgebreidste overzichtswerk van deze materie in de Nederlandse taal. De nuttige adressen achterin het boek situeren zich over de grens, buiten het Nederlandse taalgebied. Nochtans is tai chi chuan in onze contreien al jaren ingeburgerd.
[Kris van Zeghbroeck]
Servire, 366 p., ill., 990 F
ISBN 90-6325-547-0
| |
| |
| |
Wine, travel and dine
678.7 / Wijn, wijnroutes; België, Frankrijk, Nederland / Nederland; Druiventeelt / Reisgidsen
Nieuwe wijnen ontdekken, afdwalen van gekende paden. Niet alleen thuis in je glas, maar ook ter plaatse. Frankrijk blijft traditioneel het vakantie- en wijnland bij uitstek. In de reeks ‘Charme-gidsen’ werd een nieuwkomer gewijd aan ‘Franse wijnen en wijngaarden’. De belangrijkste wijngebieden van ‘Alsace’ tot ‘Corse’ rijn opgenomen. Elk wijngebied wordt in een viertal bladzijden ingeleid met o.m. informatie rond appelations, wijnbereiding, druiven, aankoop van wijn en het samengaan met gerechten. Vervolgens wordt ingegaan op een aantal tips voor onderweg: veel restaurants, logies, bezienswaardigheden e.d. krijgen een beknopte omschrijving. De hoofdmoot wordt ingenomen door de in totaal ruim 500 châteaux en hun wijnen. Bladzijdegewijs wordt elk domein met zijn wijnen omschreven. Het zijn doorgaans typische lokale, charmant en gezellig aandoende wijngaarden met aanbevolen wijnen, variërend van 20 FF tot 150 FF, met enkele uitschieters. Bijgevoegde kaartjes, foto's en index maken hiervan een aantrekkelijke en onmisbare wijnreisgids.
Verrassender en kleinschaliger zijn de Vlaamse en Nederlandse wijngaarden die aan bod komen in Van druivenserre tot wijnkasteel. Er zijn intussen weer voldoende - vaak kleinschalige - wijngaarden om van ‘een boeiende ontdekkingsreis’ te spreken. Best gekend in Vlaanderen is de Hagelandse wijn, die intussen al een stevige culinaire reputatie heeft uitgebouwd. Na een korte geschiedenis van de wijnbouw in de lage landen, worden een aantal vragen over wijnbouw getoetst aan de Nederlandse situatie in Noord-Brabant. Vervolgens wordt uitgebreid ingegaan op het werk in de wijngaard doorheen het jaar. De bewegwijzerde Hagelandse ‘wijngaardenwandeling’ en de Nederlandse tegenhanger door het Jekerdal brengen de wandelaar soelaas, terwijl de fietser het grensoverschrijdend zoekt ‘langs wijngaarden over Romeinse wegen’ van Maastricht naar Tongeren. Dan volgen de beschrijvingen van individuele wijngaarden; 26 Vlaamse en 71 Nederlandse passeren de revue. De coördinaten worden beknopt weergeven, gevolgd door een uitgebreide beschrijving van de bijzonderheden. Enkele bezienswaardigheden in Nederland en Vlaanderen sluiten de rij. Sobere maar sterk informatieve gids die de verdienste heeft een minder gekende materie voor het eerst voor een breder publiek te ontsluiten. Richtprijzen van de aangeboden wijnen ontbreken.
[Kris van Zeghbroeck]
Antoine Gerbelle (sam.): Charme gids van Franse wijnen en wijngaarden
Het Spectrum, 796 p., ill., 995 F
ISBN 90-274-6295-X |
Fred Lorsheijd e.a.: Van druivenserre tot wijnkasteel, De Druivenpers, 224 p., ill., 550 F, ISBN 90-803919-1-3 |
| |
Hubrecht Duijker
Provence
678.7 / Wijn; Provence / Provence; Reisgidsen
De Nederlandse wijnspecialist begeeft zich in de reeks ‘Reisgidsen voor wijn- en fijnproevers’ naar diverse streken in Frankrijk en levert verslag van zijn omzwervingen. Elk deel is volgens hetzelfde stramien geschreven: een eerste kennismaking met de streek (waarin de geschiedenis, de wijnbouw en de keuken bondig worden beschreven), daarna wordt de streek opgesplitst in kleinere regio's die één na één worden bezocht. Mooie sfeerfoto's en duidelijke teksten zorgen ervoor dat je zin krijgt om zelf naar de regio te trekken. Zoals het een goede gids betaamt, heeft Duijker niet nagelaten een aantal restaurants en hotels te selecteren waar je als vermoeide wijntoerist voeding en onderdak kan vinden. Dat zal wel nodig zijn, want een bezoek aan de diverse wijnbouwers en een kennismaking met hun product kan uiterst vermoeiend zijn. Doordat de adressen en telefoonnummers van de hotels in de gids vermeld staan, kan je je reis vooraf plannen (en budgetteren). De beschrijvingen van de wijnen en de producenten laten je ook toe zelf een eerste selectie te maken.
[Luk de Geyter]
Het Spectrum, 136 p., ill., 695 F
ISBN 90-274-6366-2
| |
Hubrecht Duijker over wijnen op Bibnet:
Literaire nieuwtjes:
Hubrecht Duijker: Rhône: een reisgids voor wijn- en fijnproevers (Het Spectrum) |
http://www.bib.vlaanderen.be
| |
Peter Klosse
Smaak
629.2 / Smaak / Gerechten / Wijn
Iedereen weet dat je bepaalde wijnen niet kan de smaken elkaar beïnvloeden. Klosse toont aan dat de klassieke opvatting ‘witte wijn bij vis’ compleet verkeerd kan zijn, omdat niet elke witte wijn hetzelfde smaakpalet vertoont Hij begint met een hoofdstuk over smaak, het vergeten zintuig. ‘Lekker’ is een begrip met een sterk persoonlijke inslag, maar toch moeten we beseffen dat de smaakfactoren universeel zijn. Smaak leer je onderzoeken en ontwikkelen. Na een tamelijk lang uitgevallen theoretische benadering over de diverse smaakaspecten (die gelukkig rijk gelardeerd wordt met voorbeelden), stelt Klosse ook een 50-tal recepten voor met aangepaste wijnsuggesties. Van elk basisproduct wordt een aantal recepten gegeven, waarbij ook een omschrijving van het smaakprofiel hoort. Pas daarna suggereert men een wijn die perfect aansluit bij het smaakprofiel van het gerecht Een gevolg daarvan is dat ook nieuwe wijngebieden aan bod komen en dat een gerecht niet noodzakelijk begeleid wondt door een Franse wijn.
[Luk de Geyter]
Tirion, 222 p., ill., 1390 F
90-5121-662-9
| |
Agnes Goyvaerts
Proefkonijn
EU 993 / Restaurants
Proefkonijn is een restaurantrubriek in ‘De Morgen’, waarin journaliste Agnes Goyvaerts een culinair verslag uitbrengt van een onaangekondigd bezoekje aan een restaurant. In het voorwoord van deze bundeling ‘proefkonijnen’ geeft ze aan dat deze werkwijze haar het eerlijkst lijkt, maar ze realiseert zich ook dat zo'n momentopname een vertekend beeld kan geven. Meer dan 100 restaurants passeren de revue en geven een beeld van drie jaar tafelen in eetgelegenheden van alle stijlen en prijsklassen. Een artikel loopt over zo'n twee pagina's en het hele gebeuren in een restaurant wordt aangenaam belicht: hoe oogt het interieur, welke gerechten staan er op de kaart een woordje over de wijnen, is de bediening vriendelijk en vlot een kwaliteitsbeoordeling en natuurlijk de prijs. Adres en telefoonnummer staan er bij. Brussel wordt het meest gefrequenteerd, maar ook Antwerpen, Gent en Brugge komen ruimschoots aan bod, zelfs Londen en Parijs verschijnen op het appel. Alleen Limburg is wat vergeten.
Ronduit tof zijn het 10-tal artikeltjes waarin de auteur mijmert over een of ander culinair verschijnsel en waarbij de onovertroffen tekenaar ZAK zorgt voor een leuke noot. Een stevige aanrader voor wie houdt van gezellig tafelen ergens ten velde.
[Marianne van den Brande]
Standaard, 185 p., ill., 495 F
ISBN 90-02-20669-0
| |
| |
| |
De tuin, een wijkplaats
Penelope Hobhouse
De Mooiste tuinen van Penelope Hobhouse
638.2 / Tuinaanleg / Tuinarchitectuur
Penelope Hobhouse wordt overal ter wereld gevraagd om advies voor tuininrichting. Ze is niet alleen een gewaardeerd tuinarchitecte, maar ook iemand die erg helder en inspirerend over tuinaanleg schrijft. Vijf van haar boeken behoren reeds tot de klassieke tuinliteratuur. Hobhouses troeven zijn vooral haar zin voor architectuur en haar uitmuntende planten- en kleurenkennis.
In dit boek brengt ze 23 tuinontwerpen, verspreid over de hele wereld, in kaart. Ze werd hierbij geassisteerd door Simon Johnson en Nan Sinton. Het biedt een aantal ontwerpen voor stadstuinen (in Londen, Hamburg, Parijs, New York). Er zijn enkele kleine Engelse plattelandstuinen opgenomen, naast beplante terrassen op een rotshelling, groentetuinen, tuinen met klassieke symmetrie, een aan wind blootgestelde tuin op een Schots eiland, een formele kruidentuin enz. Hobhouse biedt bovendien een blik in haar eigen min. Per tuin vind je op schaal getekende beplantingsschema's voor verschillende klimaten, diverse plekken (rotshelling, zonovergoten of beschaduwde plaatsen). Heel wat kleurenfoto's met totaaloverzichten van minen, maar ook met close-ups van de plantengemeenschappen. Tenslotte volgt telkens een uitgebreide tekst met basisadviezen voor ontwerpen die zo weinig mogelijk onderhoud vergen. Je krijgt hier een gevarieerd aanbod met veel uitleg over planten en plantengemeenschappen (planttijden, bloei, kleurencombinaties). Je voelt dat er een gemeenschappelijk systeem achter de ontwerpen zit en dat er iemand met een gedegen vakkennis aan het woord is, die kiest voor zekerheden (bv. bewerking van de voedingsbodem). Met haar groot gevoel voor planten en hun kleurenpalet verft ze de plaatsen als een kunstschilder in. Dit kan pas nadat ze door haar architectuur van de meest onmogelijke ruimtes ‘woonkamers’ heeft gemaakt, plaatsen met een sfeer.
[Hilde Lauwers]
Terra, 167 p., 1100 F
90-6255-797-X
| |
Terence Conran, Dan Pearson
Het nieuwe tuinboek
638.2 / Tuinaanleg / Tuinarchitectuur
Als je het hebt over modern design mag je er gerust in één adem de naam Terence Conran laten op volgen. Hij is de man achter het Habitat-succes, hij heeft een Designer Museum in Londen en schreef o.m. Het nieuwe wonen (Li 1997, p. 228). Daarnaast is hij tuinier in hart en nieren. En waar hij ook mee bezig is, hij is altijd in de eerste plaats designer. Dat mag blijken uit Het nieuwe tuinboek, een monumentaal boek vol schitterende tuinontwerpen, volledig volgens hetzelfde concept uitgewerkt als Het nieuwe wonen. Hij schreef het met Dan Pearson, van het BBC-programma ‘Gardener's world’. Tuinieren volgens dit boek is ‘een evenwichtige relatie [zoeken] tussen de natuurlijke wereld en de behoeften van de mens, respect voor het natuurlijke materiaal, het werken met de beschikbare ruimte en de heersende omstandigheden binnen deze drie dimensies. Tuinieren als de kunst van wat mogelijk is’. Een geslaagd tuinontwerp is in die zin dan ook een combinatie van de vakkennis van mensen uit diverse disciplines. Architecten, botanici, milieukundigen en plastisch kunstenaars hebben er hun aandeel in.
Het lijkt allemaal wat hoog gegrepen voor wie zijn tuin simpelweg ziet als een lapje groen waar het aangenaam toeven is. Titels als ‘De wezenlijke tuin’, ‘Zomerhuizen en theehuizen’, ‘Beelden en ornamenten’ etc. doen een elitaire opzet vermoeden en de veelvuldige foto's van exclusieve, soms zeer bedachte ontwerpen van over de hele wereld wijzen ook in die richting. En toch. Conran ziet de min als een leefruimte, die een functie heeft en dus moet beantwoorden aan de individuele behoeften van wie er gebruik van maakt. Een doordacht, gepersonaliseerd ontwerp ligt aan de basis. Wat Conran doet, is achtergronden aanreiken: historiek, visies van vakmensen, fundamentele principes. Geen kant en klare ontwerpen dus voor de doorsnee kleine, middelgrote, schaduw- of balkontuin. Je leefruimte bepaal je zelf. En naast Conrans ‘tuintheorie’ krijg je daartoe ook ruim concreet materiaal: een overzicht van de verschillende plantencategorieën met een korte beschrijving, bestratingsmaterialen, verlichting etc. De belangrijkste technieken voor tuinwerk worden overlopen en er is een rudimentaire onderhoudskalender. Dit is duidelijk veel meer dan een salontafelboek met sfeervolle plaatjes en tekstjes. Conrans visie op tuindesign is op zijn minst waardevol, helder uiteengezet en je moet geen Japanse watertuin of Engels park voor de boeg hebben om er je voordeel mee te doen.
[Jen de Groeve]
Bosch & Keuning, 268 p., ill., 1790 F
ISBN 90-246-0391-9
| |
Tim Smit
De verloren tuinen van Heligan
638.3 / Heligan
Dit boek beschrijft het volledige restauratieproces van een van de momenteel meest besproken en bezochte tuinen van Engeland (Cornwall). Tim Smit en John Willis, eigenaars van het historische landgoed van de familie Tremayne in St. Ewe slaagden er in met de hulp van velen deze tuinen te doen heropbloeien.
Dit botanische avontuur met alle voor- en tegenslagen is meeslepend beschreven, in die zin dat Smit je de minen als het ware mee laat ontdekken. Het verslag is erg subjectief gekleurd en er wordt - soms wat te - duidelijk gezocht naar poëtische formuleringen. Per besproken mingedeelte zie je telkens foto's van de min in zijn overwoekerde staat (anno 1990), naast foto's van het oorspronkelijke domein. Tenslotte wordt stapsgewijs het restauratieproces en het eindresultaat getoond. Een boek met een erg persoonlijke charme.
[Hilde Lauwers]
Forum, 269 p., ill., 1300 F
ISBN 90-225-2378-0
| |
Michael Pollan
Mijn tweede natuur
638.4 / Tuinieren
Michael Pollan vertelt honderduit over zijn tuin in Cornwall (Connecticut, Verenigde Staten): hoe hij met vallen en opstaan een eigen(zinnige) min realiseerde, vaak dwars tegen de Amerikaanse gebruiken en tradities in. Rode draad hierbij is dat in een tuin natuur en cultuur geen onverzoenlijke opponenten zijn. Pollan komt pittig, boeiend, vaak scherp en vooral zeer onderhoudend uit de hoek, in een stijl die het midden houdt tussen een essay en een uitgebreide column. Een in alle opzichten geestig en merkwaardig, maar vooral diepzinnig boek.
[Jan Wouters]
Contact, 237 p., 800 F
ISBN 90-254-2104-0
| |
| |
| |
Peter McHoy
Tuinieren in de praktijk
638.4 / Tuinieren / Tuinaanleg
Tuinieren in de praktijk is zo'n typisch tuinboek waarin je zowat alles terugvindt. In het eerste deel gaat de auteur kort in op planning en ontwerp van een tuin. Vooral de voorbeelden waarin wordt aangetoond hoe men saaie voortuinen kan verfraaien, werken zeer inspirerend. Een tweede hoofdstuk behandelt o.m. de bestrating, het aanbrengen van schuttingen en muurtjes, pergola's en vijvers. Bij het kiezen van planten geeft Peter McHoy zeer praktische tips in duidelijk afgebakende rubrieken: per kleur en seizoen, planten voor snelle resultaten, planten die weinig eisen stellen, schaduwplanten, planten die dieren lokken enz. Zowat de helft van het boek is een gids voor het tuinjaar. Hierin wordt voor elk seizoen beschreven wat er dient te gebeuren voor de bloementuin, de moestuin en de fruitbomen.
De nadruk ligt op de praktijk: korte, duidelijke en informatieve stukjes tekst, waarin stap voor stap wordt verteld hoe je bv. moet stekken en verpotten, planten en oogsten, uitdunnen en bemesten... Illustratieve fotoseries tonen, eveneens stap per stap, zeer duidelijk hoe men te werk dient te gaan. Tuinieren in de praktijk is een lijvig en rijkelijk geïllustreerd naslagwerk, dat zich volledig richt tot de beginnende tuinliefhebber. Die krijgt dan ook een zeer algemeen overzicht en zal er heel wat uurtjes mee zoet zijn.
[Jan Wouters]
Zuid Boekprodukties, 256 p., ill., 798 F
ISBN 90-6248-935-4
| |
Harry van de Laar
Klim-, lei- en slingerplanten
637.6 / Klimplanten
Klimplanten, zoals de wijnstok, of slingerplanten, zoals de kamperfoelie, kunnen op eigen kracht tegen muren, schuttingen of palen groeien. Leiplanten, zoals de klimroos, behoeven een door de mens aangebracht steuntje om het omvallen te vermijden. In kort bestek wordt informatie verstrekt over (ver)planten, zaaien, snoeien, bemesten, plagen en ziekten, enten en oculeren. Speciale aandacht wordt besteed aan de op Linnaeus gebaseerde nomenclatuur en de regeling voor de benaming van cultivars. Dan worden in alfabetische orde diverse geslachten met hun soorten, variëteiten en cultivars besproken en rijkelijk met duidelijke kleurenfoto's geïllustreerd. Het uitzicht van de planten wordt beschreven en er zijn tips voor hun verzorging. Een reeks van ‘overzichten’ met bloeitijden, of ze geurende bloemen of herfstkleuren hebben en registers op de Nederlandse en de wetenschappelijke naam sluiten deze praktische gids af.
[Lea Janssens]
Tirion, 104 p., ill., 595 F
ISBN 90-5210-283-X
| |
Recent verschenen:
Gil Claes, Wim Oudshoorn: Help! Ik heb een tuin... (Kosmos-Z & K)
Claes en Oudshoorn behandelen zowat alle aspecten waarmee een beginner geconfronteerd wordt: een plan, de gereedschappen, de grondsoorten enz. Degelijke achtergrondinfo, maar bv. geen stap-voor-stapbeschrijvingen of -foto's. |
Wim Oudshoorn: De mooiste vaste planten (Kosmos-Z & K)
Oudshoorn heeft een ruime selectie gemaakt, alfabetisch op wetenschappelijke naam. En verder: hoe en waar planten, hoe combineren en onderhouden. Zoals steeds: vakwerk. |
Sarah Raven: De pluktuin (Gottmer)
Sarah Raven geeft nuttige adviezen voor het aanleggen van een tuin met snijbloemen. Ze adviseert wanneer de bloemen het best geplukt wonden, hoe je de stengels moet behandelen en in welke vaas ze het best tot hun recht komen. |
Een recensie van deze boeken verschijnt op Bibnet
http://www.bib.vlaanderen.be
| |
Natuur in de Tuin
637.6 / 638.5 / 598.3 / Tuinplanten / Vogels / Tuinieren / Vogel Vriendelijke Tuinen
Tuinwerk was lang een gevecht van de mens tegen de natuur: ‘onkruid’ en ‘beesten’ werden gezien als indringers, die zoveel mogelijk geweerd werden, desnoods met gif en bruut geweld. In het zog van de milieubeweging en de groene bewustwording groeide het besef dat de tuin eigenlijk een verlengstuk is van de intussen schaarse omringende natuur en een rol kan spelen in behoud en verspreiding van flora en fauna. Dé voorwaarde bij uitstek om dieren in de min te lokken is het creëren van een aantrekkelijk biotoop. Natuurlijk in de tuin kan hierbij helpen. In de eerste plaats wordt het maken van een natuurlijke min nader bekeken. Vervolgens passeren alle typen planten die dieren uit de omgeving kunnen aantrekken, de revue; alles wat als voedsel-, water- en schuilplaats kan fungeren. Gaandeweg krijg je een zicht op de bewoners en aanlopers van je min. Een grote variatie van al dan niet vliegende insecten, insecten- en zaadetende vogels, kleine en grote zoogdieren, nachtelijke bezoekers e.d. kunnen je tuin aandoen. De wilde planten die voor zeven verschillende habitats (vochtige en droge grond, cultuurgebieden e.d.) werden weerhouden, blijken wel eens cultivars of uit andere Europese streken geïntroduceerde planten te zijn. Nochtans bevatten de plantenfiches leerrijke informatie over teelt en gebruik.
Een ‘vogelvriendelijke min’ is het uitgangspunt van twee Engelse publicaties die naar het vasteland overgewaaid zijn. Robert Burton heeft al een paar uitstekende boeken rond vogels in de tuin op zijn naam staan. In Mijn vogeltuin suggereert hij tuinontwerpen die vogels lokken. In kort bestek bespreekt hij een verscheidenheid van hagen over muren en hellingen tot vijvers; vervolgens komt de verzorging van de vogeltuin aan bod. Een interessant hoofdstuk is gewijd aan het maken van nestkastjes, met aandacht voor verscheidene vogelsoorten. Een regionale plantengids houdt rekening met het noordelijke, centrale of zuidelijke gedeelte van Europa. Voor elke plant worden de vogels vermeld die van de plant gebruikmaken. Tenslotte een vogelgidsje met meer dan 60 courante vogelsoorten met beknopte data.
Een gaai op het gazon richt zich globaal meer op het herkennen en observeren van vogels dan op het creëren van een vogelvriendelijke min. Meer dan de helft van het boek is gewijd aan een tachtigtal vogelportretten, waarvan sommige (bv. de draaihals) slechts sporadisch in onze streken broeden. Van elke vogel wordt een paginagrote fiche gegeven met foto's, een beschrijving en op de min toegespitste informatie als status en habitat, broedgedrag en voedsel.
[Kris van Zeghbroeck]
Wiert Nieuman: Natuurlijk in de tuin
Kosmos-Z & K, 288 p., ill., 1400 F
ISBN 90-215-3103-8 |
Robert Burton: Mijn vogeltuin
Bosch & Keuning, 160 p., ill., 790 F ISBN 90-246-0404-4 |
Stephen Moss, David Cottridge: Een gaai op het gazon
Schuyt & Co, 160 p., ill., 1190 F
ISBN 90-6097-461-1 |
| |
| |
| |
Bruegel, Breughel en Brueghel
Who's who?
Namen en bijnamen werden doorheen de eeuwen gebruikt om individuen te duiden, maar als je de zoon naar de vader noemt en de familienaam plots op een andere wijze begint te spellen, ligt het niet voor de hand om de ene van de andere te onderscheiden. Situeer dit gegeven binnen de schildersdynastie van de Bruegels en begin dan maar uit te zoeken wie wat geschilderd heeft, zeker als ze elkanders werk gaan kopiëren en er meer schilderijen (met grote verschillen in stijl en kwaliteit) op Pieter de Jonges naam staan dan hij logischerwijs bij leven had kunnen schilderen. Bestond er een familiemanufactuur of gooiden ook buitenstaanders zich op de Bruegel-markt? Eén ding komt duidelijk uit het onderzoek naar de Bruegel-dynastie naar voren: flink wat vragen blijven onopgelost. Wij kunnen enkel voortgaan op het naamgebruik zoals die in de recente literatuur weerhouden werd. Stamvader is Pieter Bruegel de Oude, terwijl zijn zonen respectievelijk onder de naam Pieter Breughel de Jonge en Jan Brueghel de Oude (maar vier jaar jonger dan zijn broer Pieter) geboekstaafd staan, om nog over kleinzoon Jan de Jonge en andere nazaten te zwijgen. Bijnamen kunnen we maar beter naar de prullenmand verwijzen. Hoe kan je bv. Pieter de Oude met de bijnaam ‘Boerenbruegel’ duiden als zoon Pieter de Jonge veel meer boerenthema's schilderde. En waarom noemen ze Pieter de Jonge de ‘Helse Bruegel’, terwijl in tegenstelling tot broer Jan hij geen enkele voorstelling van hel of onderwereld schilderde. We zullen de ‘Fluwelen Bruegel’ en de ‘Paradijsbruegel’ dan ook maar met gemak opzijschuiven. Als algemene verwijzing houd je het best bij ‘Bruegel’ en ‘bruegeliaans’, individueel spreek je ze gemakkelijker met de voornaam aan, dat scheelt een stuk aan verwarrende spelling.
De problematiek rond naamgeving en autheticiteit van de Bruegels, de opzet en presentatie van de tentoonstelling ‘Breughel-Brueghel’ - die nog tot 26 juli loopt in het Antwerpse Koninklijk. Museum voor Schone Kunsten - komen aan bod in een dubbelartikel van het maandblad van het Paleis voor Schone Kunsten, ‘Kunst & Cultuur’ (1998, Nr. 5).
Het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen brengt in haar ‘Museumkrant’ (1998, april) achtergrond bij haar recentste tentoonstelling. De Vlaamse schildersfamilie rond 1600, de naamgeving, de prenten naar Pieter de Oude (als tegenhanger van de focus op zijn beide zonen) en het onstaan van de Bruegel-verering zijn aandachtspunten in dit ruim 10 bladzijden tellende krantje.
| |
Cd-rom
Bruegel in Antwerpen
736.2 / Bruegel, Pieter (de oude) / Brueghel, Jan (de oude) / Breughel, pieter (de jonge)
Bruegel in Antwerpen start automatisch op zonder installatieprocedure. Wel heb je Windows 95 of NT 4.0 nodig om de cd-rom te kunnen bekijken. De opgeslagen informatie wordt in het Nederlands, Frans of Engels aangeboden. Vijf invalshoeken - titel, thema, kunstenaar, techniek en Antwerpen - werden weerhouden voor een overzicht van 45 schilderijen, 14 tekeningen en 135 gravures, die op titel of thematisch kunnen worden benaderd. Het draait hier niet alleen om de Bruegel-dynastie: naast portretten en werk van Pieter de Oude, zonen Pieter de Jonge en Jan de Oude. en kleinzoon Jan de Jonge, werden hier ook portretten van 13 tijdgenoten, als Hieronymus Cock. Pieter van der Heyden en Frans Huys verwerkt. Collega-kunstenaars die ergens een band hadden met Antwerpen, bruegeliaanse invloeden vertoonden, of zelfs gravures in opdracht van de Bruegels uitvoerden. Technieken uit die tijd, als grafiek, grisaille, olieverf op koperplaat, olieverf op paneel en doek, en tekening komen aan bod. Antwerpen toont zich visueel als bindend element d.m.v. van een historische kaart met informatie rond bepaalde locaties. Op elk ogenblik kan het inhoudsmenu opgeroepen worden om van invalshoek te veranderen. Individuele werken kunnen op schermgrootte uitvergroot worden, via hypertekstuele commentaar nader belicht, en als het ware met een vergrootglas bestudeerd worden. De commentaar is helder en vaak omvangrijk met oog voor details en hyperlinks naar verwante titels, thema's, personen en technieken. Dit maakt dat het in elkaar grijpende geheel de benadering via invalshoek overstijgt. Deze cd-rom biedt een waardevolle aanvulling op de lopende tentoonstelling en zijn catalogus. De beperking tot werken uit Antwerpse openbare collecties kan je betreuren, maar anderzijds gaat het stuk voor stuk om werken die je in Antwerpen zou moeten kunnen bezichtigen. Voor wie - bij het afsluiten van de cd-rom - de aftiteling wat te lang duurt. kan via escape de wachttijd worden
ingekort.
[Kris van Zeghbroeck]
Bright image, 1450 F
| |
| |
| |
Pieter Breughel de Jonge 1564-1637/8, Jan Brueghel de Oude 1568-1625
736.2 / Pieter Breughel (de jonge) / Jan Brueghel (de oude)
Bruegel, de naam fascineert. Was hij niet de schilder van volkse taferelen, van boerenkermissen en -dansen, van weldoorvoede buiken en gretige monden? Of is dat beeld eenzijdig en bepaald door de nostalgie naar het natuurlijke kommerloze leven? In ieder geval staat Bruegel niet voor één persoon, maar voor een hele generatie schilders. Pieter Bruegel de Oude is de stamvader van het geslacht. Zijn zonen, vooral Pieter de Jonge (vergeet niet dat hij als oudste zoon, het schildersmateriaal en de modellen van zijn vader erfde) en Jan, kopieerden zijn werk en droegen bij tot de grote faam van hun vader. Zonder hun bijdrage zou de mythische, lokkende Bruegel niet hebben bestaan: het grootste gedeelte van het oeuvre van Pieter de Oude bevond zich in vorstelijke collecties en was niet bekend bij de 16de-eeuwse mens. Toch waren de zonen van Bruegel meer dan slaafse kopiisten: zij introduceerden nieuwigheden en kwamen - zeker in het geval van Jan - tot een eigen vormentaal en thematiek. Zij schilderden landschappen, boerenvoorstellingen, kleinfigurige historiestukken, mythologische en allegorische taferelen en werkten die thema's in klein en groot formaat uit. De dubbeltentoonstelling ‘Breughel-Brueghel’ (let op de verschillende schrijfwijzen) plaatst de zonen van Bruegel voor het voetlicht. Ze kent een overweldigend succes: eerst was ze in Essen, later in Wenen en nu in het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten in Antwerpen. Toch gaat het niet om een reizende tentoonstelling zonder meer. Telkens veranderen de accenten en de geëxposeerde werken. Omwille van conservatorische redenen konden een aantal schilderijen en prenten immers niet op de drie tentoonstellingen aanwezig zijn. Surplus in Antwerpen is o.a. de grafiek naar werk van Pieter de Oude (de bladen zijn afkomstig uit het Stedelijk Prentenkabinet van Antwerpen). De link tussen vader en zonen is daardoor veel hechter, want aanschouwelijker. De expositie en de bijhorende
catalogus, kan gelden als een eerherstel van Bruegels zonen.
De catalogus. voor een groot deel geschreven door Klaus Ernst, bezieler van de tentoonstelling, is van onschatbare waarde. Voor het eerst wordt een inzicht geboden in de rijke productie van Pieter de Jonge en Jan de Oude. Elke catalogusnota is bovendien vergezeld van een kleurenreproductie. Op die manier blijven de beelden, ook na de tentoonstelling leven. De beschrijvingen zijn helder en vlot geschreven, maar niet echt synthetisch. En dat kan ook niet. Het onderzoek naar de Bruegel-familie staat nog in zijn kinderschoenen. Er zijn nog vele onopgeloste vragen. Maar precies daarin schuilt de uitdaging voor de lezer. Het is een jong en fris onderzoek. dat ongeduldig wacht op verdere openbaringen.
[Brigitte Dekeyzer]
Luca, 439 p., ill., 1200 F
ISBN 3-923641-45-1
| |
700 - Beeldende kunst
Architectuur
Catherine Haig
Mediterrane stijl
774.4 / Woninginrichting / Binnenhuiskunst
De liefde van Catherine Haig voor het Middellandse-Zeegebied komt voort uit haar vele vakanties aldaar. Ze waardeert de levendige, informele en vooral verfrissend eenvoudige levensstijl. Dit mooie kijkboek over woonideeën uit landen langs de Middellandse Zee is niet het eerste in zijn genre, maar behoort wel tot de betere. Het beoogt op een originele manier de verschillende elementen van de mediterrane omgeving aan te brengen, die tezamen een stijl creëren gebaseerd op krachtige eenvoud, en suggesties doen over hoe men deze elementen kan gebruiken om een authentieke mediterrane sfeer te scheppen in eigen huis.
In het eerste hoofdstuk wordt aandacht besteed aan de oorsprong en de diverse invloeden: sterke elementen die in het gehele mediterrane gebied voorkomen en die een gelijkvormige en definieerbare stijl vormen, worden naar voren gebracht. De karakteristieke kleurencombinaties en texturale combinaties worden perfect in woord en vooral in beeld gebracht. Nadruk op natuurlijke materialen en texturen is een terugkerend thema in alle aspecten van de decoratie. Dit wordt nergens beter geïllustreerd dan in de afwerking van wanden en vloeren, het onderwerp van hoofdstuk twee, verduidelijkt met prachtige foto's en praktische tips (o.a. over pleisterpatronen, tegelranden, kiezelvloeren...). In het derde hoofdstuk word je vertrouwd gemaakt met het decoreren van ramen en deuren. Een aantal technieken worden nogmaals stap voor stap uitgewerkt, zodat je zelf aan de slag kan gaan (bv. bewerken van deuren met beslag, vervaardigen van een strokengordijn...). Foto's en andere illustraties sluiten nauw aan bij de tekst van de werkbeschrijvingen. Tenslotte komt in het laatste hoofdstuk de aankleding van het interieur aan bod. De meubelen en de accessoires worden gekozen om hun intrinsieke waarde. Kussens, kleden en wandtapijten geven kleur en dessin aan het interieur. Ook hier kan je aan de hand van de nuttige tips zelf aan de slag gaan.
Interessant aan dit kijk- en doeboek zijn de fantasievolle ideeën om deze stijl in het eigentijdse huis toe te passen. Enkele eenvoudige maar originele decoratietechnieken maken dit boek zowel tot handleiding als tot een inspiratiebron. Het creëren van een mediterrane idylle is het resultaat van een zorgvuldige keuze van kleuren en texturen voor structurele elementen - muren, plaveisel en houtwerk - in combinatie met oordeelkundige beplanting. Mediterrane stijl zal je beslist inspireren een interieur te scheppen om in te ontspannen, of je nu in een flat in de stad woont of in een landhuis.
[Debby van Otten]
Bosch & Keuning, 142 p., ill., 1190 F
ISBN 90-246-0401-X
| |
| |
| |
Emile Meyer e.a.
50 jaren kijken op u neer
735.8 / Cobra; Foto's
Fotograaf Dirk de Herder (geb. 1918), die op verschillende vlakken artistiek actief was, maakte 50 jaar lang foto's van Nederlandse kunstenaars, vooral portretten en ateliergezichten. Bijna 50 stuks worden in dit boekje afgedrukt, voorzien van een korte, soms poëtische karakterisering van de artiest(e) en aangevuld met een paar inleidende teksten. De Herder was o.m. bevriend met de leden van de Cobra-groep, de schilders Karel Appel, Constant en Corneille behoren dan ook tot de bekendste geportretteerden in dit boek. De zwartwitfoto's geven blijk van een bijzondere band tussen fotograaf en geportretteerde en de ateliergezichten zijn sfeervol. In vele gevallen worden kunstwerken mee afgebeeld. Waar dat niet het geval is en de kunstenaar minder bekend, mis je wel iets. Enige informatie over (het werk van) de afgebeelde kunstenaars, bv. in een register achteraan, zou deze uitgave een meerwaarde hebben gegeven. Nu moet je het stellen met weliswaar intrigerende foto's en vaak weinig zeggende teksten. Het boekje is sober uitgegeven, maar de kwaliteit van de afgedrukte foto's is uitstekend.
[Erik de Smedt]
De Nieuwe Haagsche, 116 p., ill., 580 F
ISBN 90-72766-14-8
| |
James Steele
Architectuur nu
715.8 / Architectuur; 20ste Eeuw
Architectuur nu is een zeer verzorgd gepubliceerde neerslag van een serie lezingen in recente architectuurgeschiedenis, die de auteur in de loop van een 20-tal jaar heeft gegeven. Hij stelt zich tot doel ‘in één gebaar de complexiteit aan onderwerpen die de grondslag vormen van de hedendaagse architectuur te behandelen, zonder verborgen bijbedoelingen of de intentie alles neer te sabelen’. Na een interessante introductie, ‘De erfenis van het modernisme’, behandelt James Steele de laatste 30 jaar van de architectuurgeschiedenis in een 10-tal klassieke ‘-ismen’ (deconstructivisme, classicisme, minimalisme...), binnen dewelke hij de meest spraakmakende realisaties bespreekt. Deze stilistische aanpak leidt echter tot een hitparade van architectonische klassiekers, die enkel op hun verschijning worden besproken. Over programma, site of maatschappelijke relevantie wordt niet gesproken. Daardoor lijkt Steele's werk verdacht veel op een fraai prentjesboek. Kan een kritisch architectuurvertoog zin hebben als er geen enkel plan of snede in voorkomt? Hij stelt (onbewust) echter ook zelf zijn analytische, encyclopedische indeling in vraag door een aantal thematische hoofdstukken in te lassen: ‘De avant-garde van Los Angeles’, ‘Experimenten in Japan’, ‘Wereldsteden’... Deze synthetische hoofdstukken zijn veel interessanter, omdat ze juist de rode draad doorheen de proliferatie aan stijlen blootleggen.
Daarnaast lijkt Steele ‘vermeldenswaardige architectuur’ te vereenzelvigen met ‘grootschalige projecten’. Speelt het overgrote deel van de architectuur zich echter niet af ver van de schijnwerpers, op een veel fijnkorreligere schaal? Het hoofdstuk ‘Hedendaagse lokale architectuur’ bestaat bv. hoofdzakelijk uit luxueuze hotels, parlementsgebouwen of moskeeën in paradijselijke settings, overvloedig geïllustreerd met sensuele foto's. Zou een kritische benadering niet in de eerste plaats deze projecten moeten situeren tegen hun maatschappelijke achtergrond? Verder beperkt het wereldbeeld van Steele zich duidelijk tot de laat-20steeeuwse westerse cultuur, waardoor zijn benadering van de ‘hedendaagse architectuur’ in het kader van deze ambitieuze publicatie vrij eenzijdig is.
In zijn inleiding veegt de auteur alle voorgaande gelijkaardige publicaties van tafel door ze te omschrijven als ‘niet onbevooroordeeld, niet uitgebreid, niet actueel’. Welnu, het succes van de klassieker Modern architecture van Kenneth Frampton, met dezelfde - maar minder uitgesproken - intentie als Steele is allicht juist het gevolg van een evenwicht tussen chronologie en thema, kritiek en beschrijving, tussen overzichtsfoto's en relevante documentatie; een kwaliteit die dit werk duidelijk mist. Deze publicatie wordt daardoor een mooi koffietafelboek, waardoor het weinig waarschijnlijk lijkt dat Steele's commentaren, die eerder beschrijvend dan analytisch zijn, kritisch gelezen zullen worden. Hij bevestigt daardoor te veel het beeld van de architect die ontwerpt met een grote geste, terwijl de kunst van dit beroep ligt in een sensitiviteit voor het detail.
[Sven Sterken]
Stichting Kunstboek, 510 p., ill., 2980 F
ISBN 90-74377-62-9
| |
Over architectuur op Bibnet
Literaire nieuwtjes:
Cornelis Verhoeven e.a.: Over de drempel (Damon)
Een heterogene verzameling ambitieuze opstellen, die slechts zijdelings aan de architectuur raken. Allicht zullen antropologen of filosofen er meer aan hebben dan architecten. |
http://www.bib.vlaanderen.be
‘Santiago Calatrava, El Alamillo-brug’, Expo '92, Sevilla
|
|