begoeden sloten gedetailleerde juridische contracten af en regelingen, waarbij de naaste verwanten of werkgevers zich engageerden tot de voogdij of de ‘houdnisse’. Dat daarbij eigenbelang niet volledig uit te schakelen was - bv. door jonge knapen en meisjes in de leer te nemen en ze te laten renderen - laat hun rechten onverminderd beschermd. Uit vele gegevens blijkt dat kinderen wel degelijk echte kinderen waren en geen kleine volwassenen en dat er tussen ouders en kinderen, evengoed als tussen een echtpaar, nauwe affectieve banden waren, dit in tegenstelling met wat velen lang hebben gedacht. Hoofse en gewone echtelijke liefde, erotiek, seksualiteit in al zijn vormen, vriendschap en genegenheid: allemaal des mensen in de Middeleeuwen.
In het algemeen werd opleiding, maar ook gewoon onderwijs, voor kinderen belangrijk geacht. Daarbij valt op dat in de Nederlanden ook meisjes schoolliepen. Men ging er immers vanuit dat meisjes precies hetzelfde erfrecht (behalve leenrecht) hadden als jongens: het was dus belangrijk dat zij mee het patrimonium van de familie konden beschermen en uitbreiden, ofwel door een ‘goede partij’ te huwen, ofwel door zelf handel te drijven of een ambacht te leren. Vrouwen werden niet minderwaardig geacht omdat ze vrouw waren. Daarvan getuigen talloze ongehuwde zelfstandige vrouwen en, meer nog, de weduwen. In tegenstelling met andere regionen in Europa respecteerde de huwelijkswetgeving, inclusief het huwelijksgoederenrecht, de gelijke behandeling van man en vrouw. Hier heeft meer bepaald het consensuele model van de kerk invloed uitgeoefend: man en vrouw moesten hun vrije toestemming geven tot een huwelijk - anders was het ongeldig. Dat de familie, de vrienden, en de kerk grote druk konden uitoefenen op jonge mensen - omwille van eigenbelang, status of geld, blijft wel duidelijk. Eenmaal gehuwd, verloor de vrouw nochtans een groot deel van haar rechtsbekwaamheid, wat nog maar eens aantoont dat de middeleeuwse samenleving vol tegenstrijdigheden en complexiteiten zat.
Een complex fenomeen in deze verstedelijkte samenleving was het ambacht, belangrijk voor de stedelijke politiek, de netwerken, de hulpverlening, loon- en productbescherming, en status. Meestal werkten de ambachten voor de lokale markt, maar bepaalde luxeproducten reikten tot ver buiten de grenzen. Behalve de sterk-georganiseerde ambachten waren er ook nog de vele niet-erkende ambachten en de erkende kleine neringen. De gespecialiseerde ambachtslui, de middenstanders en de geschoolde arbeiders vormden een brede sociale groep tussen de elite van kooplieden, ondernemers en patriciërs aan de ene en de ongeschoolde arbeiders aan de andere kant. Ze hadden kleine en middelgrote ondernemingen of - typisch voor onze regionen - zelfstandige familiedrijfjes, waarin vrouw en kinderen meewerkten. De vele tegenstrijdigheden in de middeleeuwse samenleving maken het moeilijk, of zelfs onmogelijk, een eenduidig antwoord te verwachten op de vele vragen die Prevenier en zijn team zich hebben gesteld: waren er vormen van ‘democratisch’ bestuur, was er sociale mobiliteit, was sociale gelijkheid of ongelijkheid het dominante kenmerk, was deze samenleving tolerant, welke vormen van marginalisering en uitsluiting bestonden er, verleende de clerus hulp aan het volk of was hij machts- en seksgeil, speelden de vorsten en het hof een beschermende of juist een corrupte rol, waren het de buitenlandse politieke factoren of de interne machtsverhoudingen - of juist de interactie tussen beide - die het Bourgondische tijdperk zijn typische kenmerken hebben gegeven? De auteurs geven gegronde maar steeds genuanceerde antwoorden op deze boeiende vragen. De bronnen, de voorbeelden (vooral uit de rechtspraak) en de cijfers zijn zodanig geïntegreerd dat het verhaal, de uiteenzetting er nooit door gestoord wordt, integendeel.
Inhoudelijk wordt hier een heel breed maatschappelijk terrein behandeld. Toch is het jammer dat het hoofdstuk over kunst zich grotendeels beperkt tot de vraag hoe de groten en de machtigen gebruik maakten van kunst. Kunstvormen van het volk - behalve de feesten - blijven op de achtergrond. Bovendien rijst de vraag waarom de auteurs zo'n veelvuldig gebruik maakten van miniaturen en in hun tekst niet specifiek op deze kunstvorm ingaan als ‘authentiek beeld van de maatschappij’. Ook kan men zich afvragen waarom de auteurs wel nadruk leggen op de positie van de vrouw, maar de rol van de vorstinnen, hertoginnen en landvoogdessen nauwelijks aan bod laten komen. Het hof, met al zijn actoren, intriges, rituelen en vooral ook met zijn uitgebreid net van ambtenaren, krijgt nochtans de volle aandacht. Het boek is wel voorzien, niet van een notenapparaat (gelukkig maar), maar wel van een geannoteerde bibliografie, die tegelijk recent en interessant is voor de nog hongerige lezers. Deze randbemerkingen mogen nochtans dit illustere boek niet schaden, want:
‘Soe en sag ic noyt boom soe reyn gewracht,
Noch ter margen soe costelyc toegebracht.
Noyt dync en verblijde mij meer in 't scouwen’.
[Monika Triest]
Walter Prevenier e.a.: Prinsen en poorters
Mercatorfonds, 414 p., ill., 4900 F ISBN 90-6153-411-9
Slagers en visverkopers op een Vlaamse markt aan het einde van de 15de eeuw