Leesgoed. Jaargang 15
(1988)– [tijdschrift] Leesgoed–Ver weg
| |
Gering aanbodDit kopje is de kortste samenvatting van een deel van de antwoorden. Wie haast heeft hoeft alleen het tweede kopje ook even te lezen, en kan dan overgaan tot de orde van de dag (de andere artikelen). Alle respondenten op één na verklaren weinig of geen aandacht aan Vlaamse kinderboeken te schenken. Ze geven dat ronduit toe. Een enkele wijst op de enorme stapel kinderboeken waaruit geselecteerd moet worden. Daarin maakt het Vlaamse aanbod slechts een gering deel uit. Dat is puur een kwestie van getallen, maar ook van het verzenden van recensie-exemplaren. Zegt bijvoorbeeld Wieke Goeman-van Randen: ‘Bij het recenseren van jeugdliteratuur in de Leeuwarder Courant besteed ik relatief weinig aandacht aan Vlaamse kinderboeken. Dat heeft een aantal redenen. Ten eerste is het aanbod betrekkelijk gering. Als ik het zo overzie bereiken alleen de uitgaven van Lannoo mij met een zekere regelmaat. Incidenteel ook wel eens een andere uitgave, maar dat is minimaal.’ Frits Bromberg (Haagse Courant): ‘Wat mij verder als Vlaams bereikt - héél weinig - stemt me enigszins wantrouwig.’ Victor Frederik (Utrechts Nieuwsblad): ‘Ik krijg weinig toegestuurd en lees ook weinig over belangwekkende Vlaamse jeugdboeken, zodat ik ook niet in de verleiding kom om de boeken aan te vragen.’ Els de Groen (Hervormd Nederland): ‘Over het algemeen besteed ik weinig of beter gezegd te weinig aandacht aan Vlaamse jeugdliteratuur. Hiervoor zijn verscheidene oorzaken aan te wijzen: er zijn nauwelijks of geen persoonlijke contacten met Vlaamse uitgevers; hetzelfde geldt voor Vlaamse auteurs; ik heb onvoldoende overzicht van de Vlaamse jeugdliteratuur; de boeken die ik incidenteel onder ogen krijg zien er niet altijd aantrekkelijk uit en dit feit plus de onbekendheid met het oeuvre van een auteur | |
[pagina 8]
| |
zijn dan vaak een aanleiding boeken terzijde te leggen, gezien het grote aanbod dat een recensent moet verwerken.’ Jonneke Krans (Het Parool) meldt telefonisch dat ze er niet zeker van is overzicht te hebben, Nel Teeuwen-Ophey (tot voor kort Onderwijs en opvoeding) zegt ‘heel weinig’ te hebben ontvangen en dus ook nauwelijks het aanbod te kunnen overzien. Alleen drie recensenten van grote landelijke dagbladen, Bregje Boonstra (NRC-Handelsblad), Joke Linders-Nouwens (Algemeen Dagblad, Haarlems Dagblad, Leesgoed) en Gertie Evenhuis (Trouw), hebben het niet over te weinig aanbod in aantallen. De eerste twee melden wel heel weinig Vlaamse boeken te bespreken, de derde echter zegt: ‘Vanzelfsprekend bespreek ik Vlaamse kinderboeken. Al kan geen enkele recensent, in geen enkel land, de volleedige produktie bespreken.’ Het is slechts een klein stel stemmen, maar ik denk dat ik, mede gezien mijn eigen ervaring in dit opzicht, zonder erg tegengesproken te worden kan beweren dat alleen de grote landelijke dagbladen door Vlaamse uitgevers van recensieexemplaren worden voorzien, en dat er weinig recensenten van regionale bladen eigener beweging Vlaamse kinderboeken ter bespreking aanvragen. Voeg daaraan toe dat de recensenten van die landelijke dagbladen ook een grote stapel recensie-exemplaren van Nederlandse uitgevers toegezonden krijgen, en dat de promotie van het Vlaamse kinderboek in Nederland slechts moeizaam verloopt, en het resultaat ligt voor de hand. | |
Weinig mooisVictor Frederik: ‘De (geringe) ervaring die ik heb met Vlaamse jeugdboeken betreft boeken van uitgeverij Lannoo. Deze boeken konden mij niet boeien en zijn door hun uiterlijk en titel vaak ook niet enthousiasmerend. De thematiek in een aantal boeken vond ik teveel “opgeheven vingertje”. Ik heb - waarschijnlijk ten onrechte - het idee dat Vlaamse jeugdboeken dichter bij didactiek en pedagogie staan dan bij de literatuur. Ik erken dat ik een vooroordeel jegens het Vlaamse jeugdboek koester. Graag zou ik dat veranderen door een goed Vlaams boek te lezen. Suggesties?’ Els de Groen: ‘Mijn indruk is dat Vlaamse uitgevers de laatste tijd erg actief zijn de contacten te intensiveren, o.a. door toezending van boeken, brochures en uitnodigingen. Mijn geringe aandacht komt dan ook gedeeltelijk voort uit eigen nalatigheid. Ik zou mij meer moeten openstellen voor wat op Vlaamse bodem verschijnt. In de periode dat ik in België woonde en voor de BRT recenseerde, is dat ook gebeurd. Maar terugkomend in Nederland zijn de contacten weer verwaterd. Wat in elk geval nooit een rol heeft gespeeld is de Vlaamse taal. Alles recapitulerend denk ik dat de voornaamste verklaring gelegen is in twee omstandigheden: a. onbekendheid met iemands oeuvre (ik volg schrijvers graag) en b. het niet zo uitnodigende karakter van veel Vlaamse boeken.’ Joke Linders-Nouwens: ‘Het Nederlandse aanbod is al zo groot dat ik het nauwelijks kan verwerken. Buitenlandse auteurs bij Vlaamse uitgevers vind ik niet zo interessant om in Nederlandse kranten te bespreken. Rest: Vlaamse auteurs. Ik (...) word slechts zeer zelden gestimuleerd of aangenaam verrast.’ En ze noemt nog punten als ‘onaantrekkelijke presentatie’ en ‘beetje ouderwets drammerig problematische inhoud, bravig of juist nadrukkelijk opruiend’. Wieke Goeman-van Randen: ‘(...) mogelijk heeft dat ook weer te maken met het feit dat ik ook in het verleden toch vaak besloot een bepaalde uitgave niet te bespreken, omdat er nu eenmaal gekozen moet worden. Dan spelen overwegingen een rol als “het onaantrekkelijke uiterlijk” of bij nadere beschouwing een atmosfeer, die toch niet zo aansluit bij de lezers hier; soms het taalgebruik, niet omdat het Vlaams is, maar wel omdat er soms daardoor op een wijze met het Nederlands wordt omgesprongen die juist voor kinderen in Friesland, die per slot van rekening het Nederlands vaak als een tweede taal leren, verwarring zou kunnen veroorzaken. Je ervaart iets dan niet als een grappige variant, maar het roept vragen op van “moet het nu zus, of moet het nu zo”. Ook heb ik de indruk dat men in België in de keuze van onderwerpen en de uitwerking daarvan vaak wat achter trends aan loopt of liep, die dan in de Nederlandse kinderboeken al weer over hun hoogtepunt heen lijken.’ Frits Bromberg: ‘Ik ben goed op de hoogte met de Vlaamse romanschrijvers (Gijssen, Elschot, Piet van Aken, L.P. Boon), die min of meer perfect Nederlands schrijven. Maar als ik iets Vlaams zie, bestemd voor de jeugd, waarin sprake is van een teljoortje, of wanneer met “een darm” een viskom wordt leeggezogen, dan ga ik daar een beetje dom om zitten lachen. Maar van serieuze kritiek is dan op voorhand al geen sprake. Welke Vlaming schreef over een kat die “vierklauwens” een hoek omsloeg? Hun taal is soms schitterend en beeldend. Maar wat ik aan jeugdboek tegenkom, doet me nogal kinderlijk aan, lang niet zo verzorgd als de Nederlandse uitgaven.’ Nel Teeuwen-Ophey: ‘Ik kan niet hard maken waarom, maar de meeste Vlaamse kinderboeken die ik ter beoordeling ontving spraken mij niet erg aan. Vond ze vaak te overdreven, of te sentimenteel. En daarom had ik geen zin om ze te bespreken.’ Jonneke Krans: ‘Ik bespreek van de Vlaamse kinderboeken vrijwel uitsluitend de prentenboeken van De Vries-Brouwers, en die uitgeverij werkt meestal met Nederlandse vertalers, zodat die boeken niet meer de makke van het Vlaams woordgebruik kennen. De boeken van Vlaamse auteurs of vertalers vind ik in het algemeen onleesbaar. Ik vind het taalgebruik raar, storend, niet leuk. Of dat voor kinderen ook geldt weet ik niet, maar het geldt wel voor mij. Ik vind het in het algemeen truttige, brave verhalen. En waarom zou ik mijn lezers opzadelen met boeken die ik niet leuk vind?’ Truusje Vrooland-Löb (Leesgoed): ‘Hoewel ik een bewonderaar ben van allerlei facetten van de Vlaamse cultuur, zoals de tongstrelende culinaire traditie, de uitstekende culturele radio- en televisieprogramma's - waarin de presentatoren blijk geven van een enorme “talenschwung” (niet alleen hun Frans, maar ook hun Duits is meestal voortreffelijk) - en hun balletcultuur, kan ik niet juichen over Vlaamse kinderboeken. Ik heb niet de pretentie het gehele Vlaamse kinderboekenaanbod te overzien. Maar wat daarvan de Nederlandse grens passeert en dan ook nog mijn overvolle bureau bereikt, zette nimmer mijn zinnen in vlammen, liet mij nooit bulderlachen en ontroerde ook zelden door woord of beeld, en dat is dus geen vrolijke conclusie. Eigenlijk is dat ook vooral jammer omdat ons buurland toch een prima taalgereedschap voorhanden heeft (want vaak veel beeldender en bloemiger dan het ABN). Misschien ligt het hieraan: wij hebben in Nederland al een bloeiende en levende kindercultuur, die echt aansluit bij de sfeer van de tijd waarin we leven, en daarvan is ook een neerslag te vinden in de boeken die door serieuze Nederlandse auteurs voor kinderen worden geschreven. Het stadium van bevoogding of op de knieën hurken zijn we daarin al een tijdje voorbij. Maar net zoals we voor lievige, wat ouderwets keurige meisjesjurken en lakschoenen richting België moeten reizen, komt die wat brave, wat oubollige sfeer uit de Vlaamse kinderboeken naar boven. Ik denk dat het niet echt aanslaan van het Vlaamse kinderboek in Nederland niet ligt aan vooroordelen of een taalbarrière, maar aan het feit dat onze kindercultuurwerelden (opvoeding, onderwijs) en dus ook de kinderboekculturen nog gescheiden zijn.’ En de reactie van een recensent die tevens bibliothecaris in een openbare bibliotheek is, Els de Jong (Nederlands Dagblad): ‘Aan Vlaamse kinderboeken besteed ik niet bijzonder veel aandacht. Prentenboeken van De Vries-Brouwers krijg ik regelmatig ongevraagd toegestuurd. Die worden voor het grootste deel besproken. Ook sommige uitgaven van Lannoo worden me toegestuurd, evenals Trommelboeken e.d., uitgegeven door Altiora en Omniboek. Een enkele keer vraag ik zelf iets aan wat me boeiend lijkt. De meeste aangeboden boeken bespreek ik, tenzij ze me helemáál niet de moeite waard lijken. Dat geldt trouwens evengoed voor Nederlandse uitgaven. Ik ben er niet op uit Vlaamse uitgaven extra te pushen en bekijk ze met dezelfde ogen als Nederlandse uitgaven. Wat ik van het aanbod vindt wordt mede bepaald doordat ik er op de bibliotheek mee in aanraking kom. De prentenboeken vind ik weinig tot niets verschillen van Nederlandse prentenboeken. De leesboeken hebben vaak een andere toon. Die wordt ten eerste bepaald door het bijzondere taalgebruik. Een Vlaming gaat anders met de taal om dan een Nederlander. Deze Vlaamse zegswijzen spreken Nederlandse kinderen vaak weinig aan of ze begrijpen ze zelfs niet. Gezien vanuit het oogpunt dat aan hen Nederlandse taal geleerd wordt, is het Vlaamse | |
[pagina 9]
| |
taalgebruik soms zelfs incorrect. Ten tweede vind ik Vlaamse kinderboeken vaak te moralistisch en belerend. Het verhaal lijkt me dan ondergeschikt aan het Doel. Lezen lijkt vooral nuttig en verheffend te moeten zijn. Er is geen goede balans tussen inhoud en vormgeving. Tot zover wat losse, uit de mouw geschudde opmerkingen.’ ![]() ... kennen of lusten zij niet (zie pag. 6)
Haaks op deze visie staat die van Gertie Evenhuis (Trouw): ‘Het moet nu maar eens afgelopen zijn met het gezeur, in Nederland, dat sommige Vlaamse woorden de Nederlandse lezer moeite zouden kosten. Het Vlaams heeft een rijkere woordenschat dan het Nederlands, is beeldend, indien goed gebruikt, en kan heel kleurrijk zijn. Wie een woord te moeilijk vindt, en dat geldt voor alle moeilijke woorden, kan het toch even vragen? Met waardering heb ik werk gelezen van uiteenlopende auteurs als Jaak Dreesen, Gie Laenen, Cyriel Verleyen en zijn zonen, Gerard Walschap, Mireille Cottenjé, Jo de Meester en vele anderen. De Vlaamse jeugdliteratuur kampte vanaf 1945 met een nog grotere achterstand dan de Nederlandse, en het valt te loven dat sommige schrijvers, zich daarvan bewust, het hiaat proberen op te vullen met wat zij schrijven voor de jeugd van vandaag. Dat sommigen, in hun ijver om de “achteruitstrevende” tendens te vervangen door een vooruitstrevende, daarbij wat ver gaan is begrijpelijk. Bij alle plezier om het werk van een Liva Willems bijvoorbeeld heb ik toch wat moeite met lesbische hamsters. En de opgefokte toon van een Gaston van Camp, met name in het van vrouwenhaat vervulde boek over Marilyn Monroe, zou ik ook als hij een Nederlandse auteur was irritant noemen; om de pogingen “grappig” te zijn ten koste van de tragische, maar zeker niet “zielige” figuur die deze Marilyn Monroe was. Het zijn maar voorbeelden. De lezingen daarentegen die ik, evanals andere auteurs, in Vlaanderen mag houden, vervullen mij altijd weer met inspiratie, door de grote kennis van zaken, de belezenheid en het leesplezier op scholen, leeskringen of avonden in het Europa-College te Brugge, om maar enkele voorbeelden te noemen. Aan een dergelijke voorbereiding kan men in Nederland een voorbeeld nemen. Voor het overige: “België moet blijven!”.’ Aldus de enige pleitbezorger van het Vlaamse kinderboek onder mijn respondenten. | |
BesluitHet is een droevig gelag voor de Vlaamse jeugdliteratuur. Niet alleen doen Nederlandse recensenten weinig moeite om enige kennis van het Vlaamse kinderboek te verzamelen, maar in het algemeen wordt dat wat hen dan wel onder ogen komt nauwelijks gewaardeerd. Het is niet alleen droevig omdat in Vlaanderen juist de opvatting heerst dat de Vlaamse jeugdliteratuur de laatste jaren beter is geworden, maar ook omdat hierdoor Vlaamse kinderboeken slechts moeizaam hun weg vinden op de Nederlandse markt. Onze Vlaamse lezers die dit vertoog tandenknarsend hebben gelezen moeten in het oog houden dat de Nederlandse recensenten voor de produktie uit eigen land vaak ook niet zo aardig zijn. Patriotisme is het laatste dat je de Nederlandse recensenten zou kunnen verwijten, en dat is een opstelling die enigszins verschilt van die van de behartigers van het Vlaamse kinderboek. Er zijn enkele motieven in de reacties van recensenten die steeds weer terug komen: het geringe aanbod; de boekverzorging; het Vlaamse taaleigen; de strekking van Vlaamse kinderboeken. Het geringe aanbod is enerzijds een puur getalsmatige zaak. Er verschijnen nu eenmaal minder Vlaamse kinderboeken dan Nederlandse. (Er zijn ook minder Vlamingen dan Nederlanders, en daarmee zal toch op de een of andere manier een verband zijn.) Anderzijds is het ook eldersGa naar eindnoot1 wel eens vastgesteld dat Vlaamse uitgeverijen moeite hebben met het bewerken van de Nederlandse markt, en gemiddeld minder recensie-exemplaren naar recensenten sturen dan Nederlandse uitgeverijen. Bovendien laten ze zich slecht vertegenwoordigen. Ik kan uit eigen ervaring wel stellen dat ik wel in het Lijstenboek, maar nimmer op Vers voor de Pers kon waarnemen welke Nederlandse uitgeverij welke Vlaamse vertegenwoordigde. Enkele Vlaamse uitgeverijen maakten dan ook de stap zelf hun zaken in Nederland te behartigen, en dat schijnt te werken. De boekverzorging is een kwestie van smaak. Als we daarover beginnen raken we nooit uitgepraat. Ik begin er dus niet over, maar ik kan me voorstellen dat het een onderwerp is voor komende Noord-Zuid discussies (zoals op 23 april in Brugge). Het Vlaamse taaleigen, daarmee is het merkwaardig gesteld. Veel Nederlandse recensenten laten zich, op enkele uitzonderingen na, lovend uit over het vermeende beeldende, barokke karakter van het Vlaams. Daarmee bedoelen ze, vermoed ik, die enkele honderden woorden en uitdrukkingen die in Nederland zelden worden gehoord en daardoor dus opvallen, zoals ook Vlamingen soms vreemd (en geamuseerd) kunnen opkijken als ze een typisch Noordnederlandse uitdrukking horen. Het lijkt een beetje op de verrukking waarmee reizigers die verre streken bezocht hebben berichten over de exotische trekjes daarvan. Hoe het ook zij (en daarover kunnen de mensen van de Nederlandse Taalunie en van Onze taal meer berichten), op de een of andere, volgens mij licht oneigenlijke wijze is het Vlaamse taaleigen in het algemeen voor Nederlandse recensenten het tegendeel van een bezwaar. Maar hoe zit dat met de Nederlandse kinderen? Enkele recensenten maken zich daarover, evenals de redactie van de Lectuurinformatiedienst van het NBLC, zorgen. Of die zorgen op hun plaats zijn, is tot op heden niet behoorlijk onderzocht, en dat zou heel goed kunnen. Het artikel van Ad Korteweg in dit nummer biedt alvast een voorproefje. Welke wetenschappelijke instelling wijdt hieraan eens een onderzoek? De strekking van Vlaamse kinderboeken is natuurlijk ook een kwestie van smaak, maar ook hier valt wel wat te onderzoeken, al zullen de resultaten minder resolute conclusies opleveren als onderzoek naar de vermeende schadelijkheid van het Vlaamse taaleigen voor de ontwikkeling van Nederlandse kinderen (of van het Nederlandse taaleigen voor Vlaamse kinderen, waarover men zich in Vlaanderen, geloof ik, zelden bekommerd heeft buiten fel-nationalistische kringen). Is de Vlaamse jeugdliteratuur belerender dan de Nederlandse? (Zie, over die laatste, bij | |
[pagina 10]
| |
toeval ook de rubriek ‘Goed gelezen uit de B-kast’ in dit nummer.) Is de toon van Vlaamse kinderboeken gemiddeld meer overspannen of sentimenteler dan die van boeken van Nederlandse auteurs? Stijgt uit Vlaamse kinderboeken nog de geur van wierook op? Verkeert men in kringen van de Vlaamse jeugdliteratuur nog in de zestiger jaren, wil men met kinderboeken nog de wereld verbeteren? Het zijn maar enkele vragen, voortkomend uit de opvattingen over het Vlaamse kinderboek die men in Nederland kan beluisteren. En die kunnen alleen beantwoord worden door ook kinderboeken van Vlaamse auteurs, of vertaald door Vlaamse vertalers te lezen. ![]() |
|