De recensenten aan het woord
Zoals te verwachten valt vinden kinderboekrecensenten illustraties vooral belangrijk in prentenboeken en in informatieve boeken. In beide gevallen wordt extra gelet op de functionele en esthetische kwaliteiten. Bij fictie wordt de rol van illustraties van wisselend belang geacht. Non-fictie speelt volgens de antwoorden maar een marginale rol in de jeugdboekenkritiek, deels vanwege de al genoemde twijfel aan competentie, deels vanwege een tamelijk gering of boeiend aanbod. De kwaliteit van de vertaling wordt van grote waarde geacht, al zal dat niet altijd blijken uit de hoeveelheid opmerkingen in een recensie. Als een vertaling slecht is, wordt zo'n boek doorgaans niet besproken. Is de vertaling correct, dan is er weinig aanleiding om daar in de geringe beschikbare ruimte veel woorden aan vuil te maken. Alleen bij uitzonderlijk goede vertaling of bij een wisselende kwaliteit ervan wordt de vertaling als afzonderlijk item in recensies opgenomen.
Het begrip stapelrecensies, o.a. gebruikt in het onderzoek van Margot Krikhaar en Bea Ros (zie Leesgoed 1987/2 p. 63-66), blijkt dringend toe te zijn aan een nadere definiëring. De term heeft een negatieve klank, terwijl heel wat recensenten beweren dat juist door het naast elkaar leggen van vergelijkbare boeken binnen een thema, genre etc. de kwaliteit van die boeken beter kan worden vastgesteld. Waar in de ene (stapel)recensie bijvoorbeeld 200 woorden aan één boek worden besteed, heeft een ander in een afzonderlijke rubriek ook maar 200 woorden tot zijn of haar beschikking. Ook is het nog maar de vraag of meer ruimte ook automatisch leidt tot meer zinvolle bespreking.
Dikwijls ontaardt meer ruimte in meer samenvatting van de inhoud. Sommige recensenten spraken over een lichte voorkeursbehandeling voor oorspronkelijk Nederlandse boeken (dit geldt uiteraard in sterke mate voor de friestaligen onder ons), maar anderen vinden het oorspronkelijke taalgebied geen selectiecriterium. Er worden in het algemeen betrekkelijk weinig Vlaamse kinderboeken besproken. Redenen daarvoor: tamelijke onbekendheid met wat er in Vlaanderen op de markt is; een vooroordeel - kan niks wezen -; de andere kleur van de taal wordt in het algemeen niet als negatief aangemerkt, eerder als positief; veel bezwaren werden geuit tegen de vele, slordige, stilistische fouten in Vlaamse boeken; tegen de vele zetfouten; tegen de tamelijk ouderwetse onderwerpen; en tegen een onaantrekkelijke presentatie van de boeken. Naast de vele kinderboeken die door Nederlandse uitgevers worden geproduceerd is nauwelijks nog behoefte aan of ruimte voor kinderboeken van Vlaamse bodem.
In volgorde van belangrijkheid de verschillende genres die door de recensenten worden besproken: 1. fictie, 2. prentenboeken of poëzie, 3. non fictie, 4. boeken voor bijzondere doelgroepen, 5. strips.
Bovenstaande levert geen wereldschokkende resultaten op, maar geeft wel aanleiding om bepaalde punten nog eens nader te bestuderen. Met name een vergelijking tussen de uitspraken van de recensenten zelf en controle daarop door derden zou interessant kunnen zijn. Ook het in bovenstaande bewust naast en door elkaar gebruiken van de begrippen recensent en criticus zou aanleiding kunnen zijn voor nadere studie. Is er verschil tussen die twee begrippen? Een zakelijk of een emotioneel verschil? En waarom heten besprekers van literatuur doorgaans critici en die van kinderboeken meestal recensent?