Koning Wikkepokluk met die uit Uk en Bur). Het lijkt wel of hij de deur naar zijn eigenzinnige wereldje in de buurt van het strand, dat in 1974 voor ons lezers nog maar op een kier stond, nu wijd opengegooid heeft, zodat we er allemaal van kunnen genieten. Misschien dat ik hem die vraag van toen in 1988 nog eens durf te stellen...
Margriet Heymans heeft zowel boeken geschreven als geïllustreerd. Maar bij haar is er geen twijfel mogelijk. Ze is in eerste instantie een illustratrice. Hoewel in de B-kast van Leesgoed 1987/6 al wat verstandigs over de tekst van Annetje Lie in het holst van de nacht van Imme Dros is gezegd, wil ik toch nog wat extra over de illustraties opmerken. Op het fraaie omslag staat de naam van de tekenares in kleinere letters geschreven dan die van de auteur. Ik wil niets aan het fantastische verhaal van Imme Dros afdoen, maar ik vind het niet eerlijk. Dit verhaal wordt net zo goed gedragen door het beeld als door het woord. Zij vormen een onlosmakelijke eenheid en versterken elkaar!
Margriet heeft zich door de tekst laten opladen, maar wellicht is dit verbaal beschreven wereldje gewoon ook het hare, want ze wist dit volmaakt te visualiseren. Haar pentekeningen van steeds hetzelfde formaat, bovenaan de pagina maken de indruk volkomen organisch - haast ademend - tot stand gekomen te zijn. Ze zijn altijd mooi van sfeer, zeer doorwerkt, simpel van vorm en uiterst bondig. Nergens valt ze te betrappen op een gekunsteld trekje of een behaagziek trucje. Doodeerlijk werk dus. Ook omdat de tekeningen compositorisch zo goed in elkaar zitten en ze in de opeenvolging een sterk ritme vertonen, is het visuele aspect van dit boek volkomen gelijkwaardig aan het tekstuele bestanddeel geworden. Dat wou ik maar even zeggen.
Dat waren dus wat Nederlandse illustratoren. Laten we nu eens kijken naar onze tekenende overburen - de Engelsen - want die zijn ook ruim vertegenwoordigd in het prentenboekenaanbod. En dan valt ineens iets op. Het is zichtbaar dat ze een andere illustratiecultuur en -traditie hebben! Ze zijn extraverter, brutaler, soms zelfs wat wreder in hun tekeningen en vertonen vooral een enorme grafische vitaliteit. Want al hebben wij ook ene diversiteit aan illustratiestijlen: in onze kinderboekillustraties zijn we toch wat introverter, wat verstilder (Calvinistischer?) dan de Engelsen.
Denkend aan Engelse illustratoren komen natuurlijk meteen twee namen naar boven, die van de vrienden Tony Ross en David McKee. Veelzijdige mannen die zich op allerlei manieren manifesteren (reclame, lesgeven, tekenfilms) en buitengewoon produktief zijn.
Tony Ross tekende en schreef Oskar krijgt ook altijd de schuld (Altamira, ƒ 19,50). Het is een boek min of meer volgens het concept van het inmiddels beroemde Waar is mijn potje? Forse, open gehouden illustraties en een bondige humoristische tekst met op het eind een verrassend hoogtepunt. Oskar heeft een onzichtbaar vriendje (Bonker) waar hij veel over spreekt en die - in de ogen van de volwassenen althans - nogal ondeugende streken uithaalt. Zoals: blubberhanden maken op de muren, de hond aankleden met vader's spullen, creatief de ontbijttafel dekken en de kat eens lekker in bad doen. En wie krijgt van dit alles iedere keer weer de schuld? Oskar dus! Een heel herkenbaar gegeven voor iedereen die met jonge kleuters leeft, maar de laatste bladzijde levert een totale verrassing op.
Ross toont zich hier weer een prima beeldregisseur (tekenfilmervaring) en het hele verhaal heeft al vanaf het omslag vaart. Elke pagina danst, vibreert, beweegt, en zit vol humor. En dat begint al bij de schutbladen die meer zijn dan ze in eerste instantie lijken.
Voor grotere kinderen (6-8 jaar) tekende hij bij De koningsvogel van A.H. Benjamin (Querido, ƒ 19,90) en dan zien we weer een andere Tony Ross aan het werk: puntiger, tekenachtig en cartoonistischer. De pagina's zitten barstensvol bewegingen en krabbels en gein, en maken iets heel bijzonders van het ‘sprookje’ over de koning die van vogels hield. En die er zó veel (van) hield, dat het dagelijks leven in het paleis er ernstig door gestoord werd. Tot de koningin ze stiekem wegtovert.
Waarop de koning als wraak zichzelf laat omtoveren in een bonte reuzenvogel tot aan de gordel, en vervolgens een nest gaat bouwen in zijn kant van het koninklijk ledikant.
Spanning en sensatie op elke pagina, maar uiteindelijk kiest de koningsvogel eieren voor zijn geld en belooft een vogelhuis te bouwen in de paleistuin zodat de koningin de vogels weer terugtovert en de echtelijke vrede weer hersteld is.
Werkelijk een aardig verhaal dat beeldend werd vertaald door Jan Kuijer: ‘De koning deed net alsof hij in zijn kuif was gepikt.’ Alleen een leuke vertaalvondst zal over de hoofden van kinderen en veel andere mensen heen gaan en als drukfout aangemerkt worden: ‘een duif die op haar hoofd kwam roesten’. Roesten is in vogelkringen bekend als zitten dutten van een vogel op een tak of slaapstok.
Zijn vriend David McKee maakte: Het droevige verhaal van Victoria en haar viool of waarom de straten niet vol zijn met vrolijk dansende mensen (Van Holkema & Warendorf, ƒ 19,90), een boek dat een geestige waarschuwing inhoudt voor de gevaren van het vioolspelen door kleine meisjes (en misschien een wapen in de strijd kan zijn van ouders van dochters in de kleuterleeftijd die mee willen doen aan de rage van het vioolspelen, terwijl hun tienerzussen daarentegen ineens saxofoon willen spelen omdat dat zo sexy staat).
Het meisje Victoria uit dit boek speelde in het begin erg slecht viool, haar eerste leraar vertrok naar China, en de tweede docente was gelukkig erg doof, maar adviseerde haar vooral flink te oefenen. En dat deed zij, want ze was een echte doorzetter. Uiteindelijk wordt ze zelfs een ster, die met haar droevig mooie spel overal de mensen letterlijk tot tranen weet te roeren. Tot ze genoeg krijgt van het sterbestaan en op avontuur in het oerwoud gaat, samen met haar viool Als ze voor de wilde roofdieren gaat spelen, blijkt dat ze nu ook vrolijke tonen aan haar viool kan ontlokken. De dieren gaan ervan dansen, behalve een oude hongerige leeuw die stokdoof is... en daarom zijn de straten niet vol met vrolijk dansende mensen. Of iedere zes- of zevenjarige deze droevige afloop zal waarderen? De mijne niet. Maar een vermakelijk boek is het wel.
David McKee belicht elke situatie vanuit een heel eigen optiek, en soms zien we ‘Topo-achtige’ figuren op de bladzijde - waarin altijd een leeuwtje verborgen zit - naast het wat zoete meisje staan. De overtuigingskracht van de tekeningen is wisselend: het sterkst zijn de wat surreële platen.
De derde Engelse tekenaar die we allemaal kennen is de man die zo voortreffelijk gestalte geeft aan de figuren van Roald Dahl, Quentin Blake.
Maar hij kan het ook prima alleen, zonder auteur. Met Mevrouw Hermitage op rolletjes (Querido, ƒ 19,90) is er een nieuw soort vrouw ontstaan. De broodmagere, zelfstandige en ongelooflijk inventieve knutseldame-op-leeftijd Mevrouw Hermitage heeft een fiets. Dat is niet ongewoon voor een mevrouw, maar dan mist zij iets aan haar vehikel - en hier komt het ongewone - datgene wat zij mist, maakt ze er zelf aan. Dus toeters, een emmer met water om je handen te wassen, goed gereedschap voor onderweg, een mand met mondvoorraad, een hondezitje, paraplu's en een transistor, zodat deze fietser er heel comfortabel uit gaat zien. Als deze aarstknutselaarster er ook nog een zeil op monteert, gaat het haar nog even voor de wind, totdat... haar fietsmobiel het definitief begeeft. Ze gaat daarna over op rolschaatsen, maar op de laatste pagina begint ze ook hiervoor ‘verbeteringen’ te bedenken. Zeer vrolijk prentenboek, dat puur ‘tot vermaak’ dient en dat niet zoals het ontroerende verhaal van De dansende kikker ook nog iets ‘ter lering’ gaf. Eerst is het even wennen aan de stekelig getekende hoofdpersoon, maar dan kom je in de ban van haar hartverwarmende spontaniteit en inventiviteit, en de