| |
Laten lezen
Wie doet wat aan leesbevordering, een tussenstand
Door Elly Nannings-Roozenburg
Het lijdt geen twijfel: leesbevordering is in. Er verschijnen notitie's over, het begrip duikt op in allerlei beleids- en werkplannen en doelstellingen, en zelfs de Nederlandse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur maakt er gewag van en trekt er geld voor uit. Werd er vroeger dan niets aan het bevorderen van lezen gedaan? Natuurlijk wel, maar toen heette het anders. Of is er meer aan de hand? Onderstaand artikel werpt hier licht op, en biedt ook een overzicht van instellingen die zich met leesbevordering bezig houden. Wij hopen enerzijds dat zo'n overzicht, met voorgaande beschouwing, nuttig is, maar paradoxaal genoeg hopen we ook dat niet alles voor al onze lezers nieuw is. Ten eerste heeft er al meer over leesbevordering in de kolommen van Leesgoed gestaan, ten tweede zullen hopelijk toch vele lezers al bekend zijn met het materiaal dat genoemd wordt. Maar een overzicht is ook dan nooit weg. De auteur is medewerker van het NBLC en is lid van de redactie van Leesgoed.
Het kan een kwestie van optiek zijn, een lichte vorm van beroepsdeformatie en oogkleppen, maar er gaat geen dag voorbij dat ik de term ‘leesbevordering’ niet tegenkom. Het lijkt wel of lezen plotseling belangrijk is geworden, het panacee tegen alle kwalen, van analfabetisme tot vandalisme, verveling, isolement en werkloosheid.
Het is natuurlijk altijd prettig om precies te weten hoe je de treurnis van het dagelijks leven te lijf moet gaan en niemand zal mij horen zeggen dat het bevorderen van het lezen overbodig en onbelangrijk is - het is bovendien mijn dagelijks werk - maar wat mij verbaast is de suggestie van het nieuwe, alsof vóór de 80-er jaren niemand zich bekreunde om de leesvaardigheid van de Nederlandse burgerij.
Niets is minder waar: ik herinner mij vele aangename voorleesuurtjes uit mijn lagereschooltijd en boekenmolen-achtige uitgaafjes waarin het heerlijk bladeren en strepen was en ik neem toch aan dat de volwassenen van toen daar enige bedoe- | |
| |
ling mee hadden: zij wilden dat ik meer ging lezen. Sterker nog, dat is ze ook gelukt. En wat zou Nellie van Kol in haar tijd voorgehad hebben met haar Volkskinderbibliotheek? Misschien geloven wij, net als zij, nog steeds een beetje dat je van lezen een ‘beter’ mens wordt. Alleen koppelde zij dat aan het lezen van ‘goede’ boeken en wij zeggen dat niet meer hardop.
Men bedenke dat een club als de CPNB al vèr voor de uitvinding van de term ‘leesbevordering’ vele activiteiten organiseerde die misschien in eerste instantie een commercieel doel dienden, nl. verkoop van een produkt, maar niemand koopt toch een boek met de bedoeling het niet te lezen? Men bedenke ook dat een prijs als Het beste kinderboek, de voorloper van de Gouden Griffel, al in 1955 werd ingesteld. De CPNB realiseert zich nl. als geen ander dat het verdwijnen van de leescultuur het einde betekent van de boekenbranche.
Leesbevordering: van alle tijden.
Ook in het jeugdbibliotheekwerk ritselt het sinds jaar en dag van de activiteiten die daar, naar ik vermoed naar Amerikaans voorbeeld, samengevat werden onder de noemer ‘boekpromotie’: leesprogramma's, leeswedstrijden, kinderjury's, speciale projecten, al dan niet in samenwerking met het onderwijs of in later jaren in het kader van de onderwijsvoorrang. Uit de aard der zaak speelt het commerciële aspect hier nauwelijks een rol, vandaar dat ik me soms zo verbaas over de redenering waarmee men het ‘verschil’ probeert aan te tonen tussen boekpromotie en leesbevordering. ‘Boekpromotie’ zou de nadruk leggen op het produkt en thuishoren in de sfeer van de reclame, de commerciële promotie, terwijl ‘leesbevordering’ zich eerder bekreunt om de consument, de lezer (Jef van Gool in Leesbevordering: een voorlopig rapport). Gezien het tientallen jaren oude spraakgebruik in de jeugdbibliotheek een merkwaardige verklaring.
Eerlijk gezegd vermoed ik dat het vooral de behoefte was met iets ‘nieuws’ te komen, waardoor ruimte ontstond voor een andere term. Aangezien de benaming ‘boekpromotie’ mij altijd ernstig in de oren heeft geknerst ruil ik hem graag in. Mocht ik tot nu toe de indruk gewekt hebben dat er behalve de naam van het beestje niets nieuws onder de zon zou zijn, dan wil ik bij deze graag verklaren dat er wel degelijk iets veranderd is.
| |
Stroomversnelling
Ten eerste is de belangstelling voor het onderwerp sterk toegenomen, ook in de politiek. De leesbevordering raakte in een stroomversnelling door een samenspel van factoren.
Zo was daar het rapport van H. Wesdorp Goed onderwijs, wat is dat?, waaruit naar voren kwam dat 7% van de kinderen bij het verlaten van de basisschool kan worden aangemerkt als ‘functioneel of semianalfabeet’, d.w.z. dat zij in allerlei huistuin- en keuken-leessituaties moeilijk uit de voeten kunnen.
Gelukkig bleek nog altijd 79% goed te lezen, terwijl de leesvaardigheid van de overige 14% twijfelachtig was. Alles bijeen zo'n 20% om je zorgen over te maken. Dat doet men dan ook.
De eerste reactie was de grote bijscholingsmanoeuvre Speerpunt lezen, die, door de nadruk die daar gelegd werd op het verbeteren van het onderwijs in het zgn. ‘technische lezen’ tot veel discussie leidde. Met technisch lezen alléén maak je geen lezers, volgens de oppositie, die hier overigens de bibliotheekwereld volledig aan haar zijde vond.
Nu zijn het weer de plannen voor de Wet op de Basisvorming die tot heftige beroering leiden, aangezien daarin het lezen als algemene, vakoverschrijdende vaardigheid nauwelijks voorkomt en dat lijkt wat erg kortzichtig en slordig.
Het moet gezegd dat de Tilburgse symposia, georganiseerd door de Katholieke Universiteit Brabant een belangrijke bijdrage geleverd hebben aan de meningsvorming in deze beide kwesties, niet in het minst doordat hier vertegenwoordigers uit politiek, onderwijs- en bibliotheekwereld elkaar ontmoetten.
Maar ook daarvoor al, met het toenemen van de ‘zorgbreedte’, kreeg men oog voor de speciale problemen van de zgn. ‘moeilijke lezers’, die bovendien na het instellen van de contributievrijdom een voet over de drempel waagden van de openbare bibliotheek, waar zij vervolgens nauwelijks iets van hun gading vonden. Het zal duidelijk zijn dat er weinig aan het lezen te bevorderen valt als de materialen ontbreken, maar gelukkig werden de noodkreten van het onderwijs en de werkgroep ‘Makkelijk lezen’ door de uitgevers gehoord met als gevolg dat in vrij korte tijd een groot aantal series speciale boeken verscheen. Helemaal nieuw was ook dit verschijnsel niet: de Wenteltrap-serie van Wolters-Noordhoff heeft in deze een ware voortrekkersrol vervuld, sinds 1963 om precies te zijn.
Naar mijn mening heeft de bloei van ‘Makkelijk lezen’ een groter publiek bewust gemaakt van het bestaan van die ‘moeilijke lezer’, met als gevolg meer aandacht voor leesbevordering. (Achter de term ‘moeilijke lezer’ gaan overigens verschillende groepen schuil, die allemaal hun eigen problemen hebben, soms in de vorm van een fysieke handicap (doven, slechtzienden), soms in de vorm van een geestelijke of een sociale handicap. De ‘Makkelijk lezen’ boeken hebben gemeen dat zij zo veel mogelijk een boeiende, interessante inhoud koppelen aan leestechnisch eenvoudig niveau.)
In het verlengde hiervan konden ook de congressen van de Stichting Dyslexie op veel belangstelling rekenen, evenals de vervolgens bij Swets & Zeitlinger verschenen bundels.
Dan was er de Amerikaanse onheilsprofeet Neil Postman (zie bv. Leesgoed 1987/2) die ons het griezelig toekomstperspectief schilderde van een tv en video kijkende, tot analfabetisme vervallen bevolking. Zo somber zag men het in Nederland dan wel niet, maar toch... Niemand zal ontkennen dat met het ingewikkelder worden van onze al zo gecompliceerde samenleving steeds hogere eisen gesteld worden aan de leesvaardigheid van de burger, terwijl de uitbreiding van de kijkcultuur niet echt bevorderlijk is voor het lezen.
| |
WVC
In het algemeen kan men stellen dat men de laatste jaren meer aandacht heeft gekregen voor de problemen van mensen die de kunst van het lezen niet voldoende machtig zijn èn voor de problemen van degenen die hier iets aan proberen te verhelpen. Er worden congressen, artikelen en zelfs hele afleveringen van tijdschriften aan gewijd en minister Brinkman opent geen bibliotheek zonder ook hierover iets (vaak veel) op te merken.
Leesbevordering is bij het ministerie van WVC sinds 1984 een steeds terugkerend item waaraan een steeds hogere prioriteit wordt toegekend, ten koste overigens van de WVC-bijdrage aan de projecten in de onderwijsvoorrangsgebieden. Het jaar 1987 werd zelfs uitgeroepen tot ‘Jaar van de leesbevordering’. In het Plan voor het Kunstbeleid 1988-1992 valt te lezen dat ook binnen het kunstenbudget voor letteren en met name voor leesbevordering in deze periode ƒ 700.000,- extra ter
| |
| |
beschikking wordt gesteld. Een (voorgenomen) besluit dat bij de Vereniging voor Letterkundigen niet in goede aarde viel. Ook het Rijksplan Welzijnswet 1988 stelt dat uit het in 1987 tot stand gekomen ‘fonds voor het lezen’ in 1988 leesbevorderingsprojecten zullen worden gefinancierd.
| |
Twee congressen
Eind 1987 werden twee belangrijke congressen over leesbevordering gehouden: het internationale congres ‘Books and literacy, a challenge to new developments’ te Amsterdam van 26 t/m 29 oktober (verslag in Boekblad 6-11-1987) en het congres van de Nederlandse Boekverkopers Bond te Papendal (3 november 1987), waarvan men een verslag kan vinden in Leesgoed 1987/6.
Tijdens het Amsterdamse congres, georganiseerd door het Ministerie van WVC, formuleerde men een indrukwekkend aantal beleidsaanbevelingen ten behoeve van de EG en haar lidstaten. Volgens de aanwezige deskundigen zouden onderwijzers en leraren beter geoefend moeten worden in een aantrekkelijk gebruik van het boek - en van audiovisuele media - op school. Leerlingen zouden kritisch moeten leren omgaan met de verschillende massamedia en het onderwijs in de leesvaardigheid zou verbeterd moeten worden. Niet alle aanbevelingen waren overigens zo vaag en algemeen: de werkgroep ‘Promotion of reading and literacy’ adviseerde bv. het voortgezet onderwijs fluks de chronologisch-analytische benadering van literatuur in te ruilen voor een creatieve aanpak ‘to enable the student to become a true co-producer of the author’. En wat te denken van het idee een Europees verzamelpunt in te richten van materialen (boeken, cassettes e.d.) van en over immigranten, vanwaaruit dan vertalingen verzorgd kunnen worden in de talen van de lidstaten. Of van de dringende wens om kennis van de kinderliteratuur tot een vast eindexamenonderdeel te verheffen in opleidingen voor leraren en onderwijzers en om de scholen te verplichten tot het scheppen van ruimte en tijd voor het vrije, recreatieve lezen. Mooie suggesties, dat zeker, maar het zal mij benieuwen hoe en door wie ze zullen worden opgepakt.
De openingstoespraak in Papendal werd gehouden door (een plaatsvervanger van) minister Brinkman, die een lans brak voor originaliteit en creativiteit in en door het boek. De directeur-generaal basisonderwijs van het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen gaf de visie van zijn ministerie, waarin helaas weinig raakvlakken met WVC, al pleitte hij en passant voor het gratis houden van het bibliotheeklidmaatschap voor kinderen (dat kost O & W geen cent).
Dick Reumer, de voorzitter van de Stichting Lezen legde zijn gehoor een aantal praktische conclusies voor met betrekking tot leesbevordering (m.n. samenwerking, inschakeling radio en televisie, deskundigheidsbevordering, gerichtheid op omlijnde doelgroepen).
| |
Veel meer samenwerking
Er is nog iets veranderd: meer dan ooit slaan de leesbevorderaars de handen ineen. In 1985 gingen een zestal instellingen een samenwerkingsverband aan: BZZTôH, de Stichting Collectieve Propaganda van het Nederlandse Boek (CPNB), het Nederlands Bibliotheek en Lektuur Centrum (NBLC, het overkoepelend orgaan van de Nederlandse openbare bibliotheken), het Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum en de stichtingen Schrijvers in Beeld en Schrijvers School en Samenleving.
Bij de aanvang van hun Samenwerkingsverband leesbevordering spraken zij de intentie uit ‘in onderling overleg en in voorkomende gevallen gezamenlijk de leescultuur te bevorderen, met als voornaamste uitgangspunt het respecteren van elkaars doelstellingen en prioriteiten’. Dat klinkt in ieder geval mooi. Het eerste resultaat van gezamenlijke inspanning was Je verpest je ogen nog, een door WVC gesubsidieerde brochure waarin de zes deelnemers zich voorstellen.
Dit wil niet zeggen dat men in de jaren vóór 1985 nooit iets gezamenlijk ondernam, maar zo'n duidelijk uitgesproken intentieverklaring geeft aan dit soort activiteiten vaak een sterke positieve impuls.
Brochure Samenwerkingsverband Leesbevordering
| |
Stichting Lezen
De Koninklijke Nederlandse Uitgeversbond (KNUB), de Nederlandse Boekverkopers Bond (NBB) en het Nederlands Bibliotheek en Lektuur Centrum (NBLC) richtten medio 1987 de Stichting Lezen op. Voornaamste taak: het bevorderen van de leescultuur in Nederland, voor alle lagen van de bevolking en alle leeftijdsgroepen. Een taak die men wil realiseren door het stimuleren van de onderlinge afstemming van bestaande leesbevorderingsactiviteiten, door het aangeven van projecten waarbij samenwerking gewenst is, door het stimuleren van nieuwe activiteiten en door het doen verrichten van ondersteunend onderzoek naar leesgewoonten. Daarnaast zal men zich bezighouden met het verwerven van fondsen, het beheer en aanwenden hiervan.
Het eerste project dat door de stichting geldelijk ondersteund wordt is de Nederlandse Kinderjury, waarover meer onder het hoofdstuk CPNB. En soms wordt er iets gefluisterd over een nationale voorleeswedstrijd.
Het bestuur van de stichting bestaat uit vertegenwoordigers van de oprichtende partijen en het zal in zijn werkzaamheden worden bijgestaan door een klein bureau (een beleidsmedewerker en medewerker voor de administratieve ondersteuning).
Waar het gaat om concrete projecten op het vlak van de leesbevordering is een adviesraad ingesteld waarin zitting hebben: CPNB, NBLC, SSS, en Letterkundig Museum (inderdaad, het merendeel van de partners uit het bovengenoemde Samenwerkingsverband, dat hiermee overbodig werd).
Mogelijk wordt deze adviesraad nog uitgebreid met het Landelijk Ondersteuningsinstituut Kunstzinnige Vorming (LOKV), een instituut waar we meer van zullen gaan horen, nu er plannen bestaan om aan de vijf traditionele takken van kunstzinnige vorming een zesde toe te voegen, nl. literaire vorming.
Tot zover de samenwerking op beleidsmatig niveau.
Maar wat gebeurt er nu concreet en dan vooral voor kinderen? Wat merkt een kind, een basisschoolleerling, een leerling bij het voortgezet onderwijs van dit alles? Waarop en op wie kan zijn leraar terugvallen en als dat de boekhandel is of de bibliotheek, waar vinden die instellingen dan de steun die zij soms nodig hebben? Voorzover dat landelijk opererende instanties zijn, volgt hieronder een overzicht. Dat het voor het merendeel gaat om de hierboven genoemde instellingen, zal vermoedelijk niemand verbazen.
Maar wat al die clubs ook aandragen: er wordt niets bevorderd als niemand er wat mee doet. Het echte werk wordt in het veld gedaan door enthousiaste leerkrachten en bibliothecarissen (en ouders).
En niet alle ondersteuning komt van landelijk opererende organisaties: in veel plaatsen en/of regio's zijn werkgroepen actief op het terrein van de leesbevordering. Zij organiseren de feestelijkheden rond de kinderboekenweek (denk bv. aan de Werkgroep Kinderboekenweek Middelburg, beslist niet de enige, maar buiten het eigen gebied bekend door de kinderboekenweekkranten Lurv en Lurvje). Ze zetten projecten op, vaak in het kader van de onderwijsvoorrang en ze ontwikkelen materiaal voor plaatselijk gebruik en/of voor speciale doelgroepen. Vrijwel altijd is de bibliotheek hierbij betrokken, het onderwijs, de schooladviesdienst of het cultureel centrum, maar ook de boekhandel laat zich in veel gevallen niet onbetuigd. De ondersteuning vanuit de onderwijsvoorrang blijkt vaak nèt dat extra duwtje te geven waardoor een project of werkgroep goed van de grond kan komen. OVG betekent nu eenmaal mankracht en centen! (Zie voor een voorbeeld van dit soort ondersteuning de rubriek Lezen en laten lezen elders in dit Leesgoednummer en voor een stukje geschiedenis Nico van Dorp in Leesgoed 1982/6). Helaas is naar de effecten al die inspanningen nog nooit
| |
| |
behoorlijk onderzoek gedaan.
Maar terug naar de landelijk opererende organisaties, want daarvoor werd ik ingehuurd.
| |
CPNB
Eenmaal per jaar, in oktober, wijst de CPNB het grote publiek met veel nadruk op het bestaan van het kinderboek: met de nodige tamtam wordt dan de Kinderboekenweek geopend, hetzij in Amsterdam, hetzij elders. Het is een evenement waar geen enkele zichzelf respecterende krant omheen kan. Dat zij die eenmalige aandacht meestal meer dan genoeg vinden, kan men de CPNB niet in de schoenen schuiven.
Ook voor de jeugdbibliotheken is de kinderboekenweek een belangrijke, zo niet de belangrijkste gebeurtenis van het jaar en zelfs een onderwijzer die nooit een kinderboek ter hand neemt voelt zich dan min of meer verplicht een uurtje voor te lezen.
De kinderboekenweek is altijd gekoppeld aan een thema. Meer dan vroeger probeert de CPNB aan te sluiten bij wat er in de maatschappij gebeurt (om redenen van financiën, goodwill en koppeling van publiciteit, maar ook om te benadrukken dat het kinderboek niet los staat van het leven). De lezer herinnert zich het onderwerp ‘Europa’ van vorig jaar en weet inmiddels dat 1988 (museumjaar) Duizend dingen achter deuren te zien gaat geven, want dit keer gaat het om kinderen, boeken en musea. De CPNB-aanpak is altijd luchtig en feestelijk, want lezen is leuk!
Een benadering die mij wel aanspreekt. In het kader van deze feestweek verzorgt de CPNB jaarlijks twee kinderboekenweekgeschenken (voor onder- en bovenbouw van het basisonderwijs), een Kinderboekenmolen (publikatie voor kinderen met een berg informatie over kinderboeken), en een speelwerkbrief voor onderwijzers om het werken met boeken in de klas te stimuleren. En verder natuurlijk het nodige promotiespul: stickers, opstekers en affiches.
De uitreiking van de Griffels en Penselen, de CPNB-prijzen voor de beste kinderboeken van het voorafgaande jaar vindt ook plaats in deze periode. Ondanks (of dankzij) de hevige controverses die de toekenning van deze prijzen vaak oplevert is dit oude initiatief ieder jaar weer goed voor een stevige injectie van de publieke belangstelling voor het kinderboek. Ter bestrijding van de hoge kosten heeft de CPNB voor de eerstkomende drie jaar in de PTT een genereuze sponsor gevonden. Geheel nieuw is de dit jaar ingestelde prijs van de Nederlandse Kinderjury, georganiseerd in nauwe samenwerking met het NBLC en de VARA. De aanloopproblemen zijn niet gering. Omdat men besloot de kinderen te laten kiezen uit het boekenaanbod van het kalenderjaar dat ook bekeken wordt door de Griffel- en Penseeljury, ontstond er een ware run op dit materiaal. Toch is deze vergelijkende werkwijze heel aardig en zeker bij jaarlijkse herhaling ook min of meer noodzakelijk.
Kinderen boven de basisschoolleeftijd komen ook aan bod. Zij kunnen meedoen aan het zgn. Leesfeest (zie hieronder bij SSS), maar ook aan de Nederlandse Kinderjury. Zo nu en dan brengt de CPNB een verhalenbundel uit die zelfs van een klein zakgeldje nog gekocht kan worden: Nooitgedacht, Ooitgedacht, Ooitgebeurd en Ooitgedicht. In het najaar van 1987 verscheen, mede gesubsidieerd door WVC, Multatuli!, een bloemlezing uit het werk van deze auteur, speciaal voor jonge lezers.
Ter ondersteuning van de Boekenweek 1988 waarbij de schijnwerper gericht stond op de Vlaamse cultuur werd voor het eerst een lesbrief samengesteld voor het voortgezet onderwijs. Auteurs: Remco Ekkers en Daniel Billiet. Titel: Van flapzeilen tot schaatsen (over Nederlands-Vlaamse taal en literatuur).
Dit lespakket werd gratis toegezonden aan alle secties Nederlands van de 3600 scholen in het voortgezet onderwijs. Een kostbare actie die mogelijk was dankzij een subsidie van de Nederlandse Taalunie, die de band tussen het Nederlands en het Vlaams nu eenmaal zeer ter harte gaat.
Het ligt in de bedoeling dit initiatief te continueren, zij het dat de scholen dan gevraagd zal worden om een kleine kostenvergoeding.
De grens tussen verkooppromotie en leesbevordering is bij de CPNB soms vaag, dat staat als een paal boven water. Dat hindert niet, want zonder boeken geen lezers en andersom, en gelukkig geven de statuten van de stichting voldoende houvast. Daarin staat haar doel omschreven als: het bevorderen van het lezen en het kopen van boeken.
Enige boekenlijsten (keuzelijsten) van het NBLC
| |
NBLC
In de inleiding op dit overzicht meldde ik al dat het jeugdbibliotheekwerk zich van oudsher bezig houdt met allerlei vormen van leesbevordering. Tentoonstellingen van boeken, leesprogramma's, voorleesuurtjes, klassebezoeken, schrijversbezoek, wedstrijden en speurtochten: men ging en gaat er terecht van uit dat aanbieden van boeken alleen niet voldoet. Het organiseren van dit soort activiteiten neemt een flink deel van de tijd (en van het budget) van de jeugdbiblithecaris in beslag, vandaar dat men vaak gebruik maakt van de ondersteuning van het landelijk bureau, het NBLC. Grotere oplagen immers zijn kostenbesparend en zeker de kleinere bibliotheken kunnen het zich nauwelijks permitteren om regelmatig een functionaris vrij te maken voor het tijdrovende verzamelen en selecteren van materiaal bij bepaalde onderwerpen. Bovendien staan veel onderwerpen bij alle bibliotheken tegelijk in de aandacht en ook dan is het efficiënter centraal te werken. De tijd die hiermee vrijkomt kan dan weer besteed worden aan de uitwerking van wat aange- | |
| |
boden wordt en aan activiteiten met een sterk plaatselijk karakter. Hieronder volgt een beknopt overzicht van de ondersteuning door het NBLC.
| |
Tentoonstellingsachtergronden (panelen en posters) en boekenlijsten.
Een aantal bibliotheken heeft een abonnement op dit materiaal, dat voor een deel (d.w.z. sommige panelen en in ieder geval alle lijsten) ook los te koop is. Jaarlijks komen verschillende onderwerpen aan de orde, in 1988 zijn dat: helden, kinder- en jeugdbijbels, meisjes in boeken voor jongeren, circus, knuffels, sprookjes, kinderboekenweek. De bibliotheken gebruiken dit materiaal om boeken rond deze onderwerpen onder de aandacht te brengen. De boekenlijsten worden gebruikt voor de selectie en om mee te geven aan het publiek. Bij de samenstelling wordt steeds meer rekening gehouden met een gerichte doelgroep, d.w.z. dat de presentatie soms bedoeld is voor jongere, soms voor oudere kinderen, of ook wel voor ouders en opvoeders.
Enkele lijsten die altijd verkrijgbaar zijn: De tweede wereldoorlog; Stille nacht (kerstverhalen, -liedjes en diaseries); Zie de maan schijnt door de bomen (sinterklaasverhalen, -liedjes en diaseries). Kijken, luisteren, lezen (materialen voor geestelijk gehandicapte kinderen); Moeilijk lezen? Makkelijk toch! (boeken voor moeilijk lezenden, voor een groot deel echter niet speciaal voor deze doelgroep geschreven); Goedboek (serie van vier lijsten voor verschillende leeftijden met een selectie uit het recente boekenaanbod); Lezen, da's niks voor mij! (boeken voor lbo/mavo leerlingen, ingedeeld in rubriekjes als liefde, oorlog, vroeger).
Een activiteit van CPNB, NBLC en VARA.
Sinds enige tijd worden, aansluitend bij sommige van de hierboven genoemde onderwerpen, Turkse en Arabische lijsten samengesteld. Deze lijsten bevatten titels van Turkse en Arabische jeugdboeken die in een aantal bibliotheken aanwezig (kunnen) zijn, aangezien ze landelijk werden aangeboden. Een groot voordeel van deze lijsten is dat men zowel Nederlandse als Turkse en Marokkaanse kinderen tegelijkertijd op hetzelfde onderwerp kan aanspreken. Reeds verschenen: helden, schatten, meisjes. Dit jaar verschijnt nog ‘sprookjes’.
| |
Leesprogramma
Veel openbare bibliotheken organiseren jaarlijks een zgn. leesprogramma. Deze programma's zijn opgehangen aan een thema en hebben tot doel zo veel mogelijk kinderen tot lezen te stimuleren. De deelnemers krijgen voor elk gelezen boek een sticker in hun ‘lezerspas’, ze krijgen gelegenheid tot een of andere vorm van verwerking en ontvangen tot slot een kleine beloning.
Het materiaal wordt samengesteld door een speciale werkgroep van de vereniging van openbare bibliotheken (= het NBLC), waarna het wordt afgenomen door de bibliotheken, voorzover die zich tenminste bezighouden met het organiseren van zo'n leesprogramma.
Het onderwerp van 1988 is ‘helden’. In de bijbehorende brochure die naar alle bibliotheek-vestigingen werd gezonden vindt men achtergrondinformatie, een lijst fragmenten met verwerkingssuggesties, en tips voor de introductie en begeleiding in de bibliotheek en op school. Het programma is nl. heel flexibel en leent zich bij uitstek tot samenwerking tussen bibliotheek en onderwijs, waarbij het aandeel van de samenwerkende partners zeer wisselend van omvang kan zijn.
| |
Materialen voor de kinderboekenweek
Evenals het CPNB en zoveel mogelijk in overleg verzorgt het NBLC jaarlijks wat materialen, die gebruikt kunnen worden bij de viering van de kinderboekenweek in de bibliotheek of op de scholen, bv. een wedstrijd, of een kleurplaat en een jaarlijkse boekelegger.
| |
Een tijdschrift voor kinderen
Ook via een tijdschrift kunnen kinderen tot lezen gestimuleerd worden. Deze gedachte was dan ook sterk aanwezig bij de uitgave van Ezelsoor, een samenwerkingsproject met uitgeverij Zwijsen. Dit blad, waarvan het voortbestaan momenteel heel onzeker is, is in feite de opvolger van Duvel, dat ook nog ooit Vakantieboekenblad heette.
| |
Posters van prentenboeken
Voorzover het gaat om prenten uit boeken die ook in Nederland zijn uitgegeven, worden deze posters geïmporteerd uit Zwitserland en Duitsland. Ze vergroten de betrokkenheid bij deze boeken en worden daarom door veel bibliotheken, maar ook door ouders en scholen afgenomen.
| |
SSS
De stichting Schrijvers School Samenleving bestaat al sinds 1968, aanvankelijk onder de naam Schrijvers op School. Bij deze stichting zijn 250 schrijvers en dichters aangesloten die bereid zijn regelmatig scholen, clubhuizen, bibliotheken en culturele manifestaties te bezoeken. Daar houden zij lezingen of begeleiden zij werkgroepen en projecten.
Op aanvraag ontvangt men een lijst van deze auteurs (ook jeugdauteurs) onder vermelding van hun specialiteit. Het bureau van de stichting legt er in zijn contacten met aanvragers de nadruk op dat een schrijversbezoek pas werkelijk zin heeft als er een goede voorbereiding heeft plaatsgevonden. Men is daarbij ook zeer behulpzaam, wijst de weg naar materialen en documentatie die daarbij gebruikt kunnen worden en naar instanties die ervaring hebben met het opzetten van dit soort activiteiten. Dit kan men zien als een voorbeeld van de wijze waarop de partners uit het samenwerkingsverband elkaar ondersteunen. Toen - andersom - het NBLC anderhalf jaar geleden het leesbevorderingsproject ‘Schatten’ aan de bibliotheken aanbood, trad de SSS met een aantal van haar aangesloten auteurs in overleg om bij ‘Schatten’ passende programma's op te zetten.
Schrijversbezoeken zijn - mits goed voorbereid- vaak heel stimulerend, ook voor kinderen. Vandaar dat veel bibliotheken en scholen dit middel hanteren als de kroon op bepaalde activiteiten.
De SSS produceert ook videofilms over schrijvers binnen de reeks Vertel me wat. Men probeert hiermee kinderen en jongeren op een gevarieerde en concrete manier in aanraking te brengen met literatuur.
Centrale figuur is steeds de auteur. Inmiddels verschenen films rond Kees van Kooten, Judith Herzberg, Guus Kuijer en Jules Deelder.
In 1984 organiseerde de SSS voor het eerst, in samenwerking met de CPNB, het zgn. Leesfeest voor jongeren in de Nieuwe Kerk te Amsterdam. De opzet was jongeren met literatuur en boeken in aanraking te brengen door hen de mogelijkheid te bieden gedurende één of enkele dagen onder leiding van auteurs zelf teksten te schrijven en te drukken, interviews af te nemen en allerlei informatie te verzamelen. Wegens het grote succes is dit initiatief tot nu toe jaarlijks herhaald (ook onder de naam Leesweek en dan in de Meervaart). Vanwege de gigantische hoeveelheid tijd die gemoeid is met de voorbereiding van dit soort manifestaties - in 1987 waren er 15.000 belangstellenden! - besloot de stichting dat de manifestatie van 1987 voorlopig de laatste zou zijn.
Wel blijft zij bereid de opgedane ervaring en deskundigheid ter beschikking ter stellen aan een ieder die vergelijkbare plannen koestert.
| |
SIB
De stichting Schrijvers in Beeld werd in 1984 opgericht met als doel literair filmen videomateriaal te vervaardigen voor educatieve doeleinden. Het gaat hier vooral om videobanden met gefilmde schrijversportretten, die men kan kopen of huren. Bij de videoband wordt een gratis brochure geleverd waarin een korte
| |
| |
bio- en bibliografie en lessuggesties zijn opgenomen.
| |
Letterkundig museum
Het Letterkundig museum is een documentatiecentrum dat ook activiteiten ontwikkelt ter bevordering van het ‘literaire’ lezen. Daarmee ondersteunt dit museum vooral het werk van docenten in die typen voortgezet onderwijs die traditiegetrouw veel aandacht schenken aan de (geschiedenis van) de Nederlandse literatuur. De serie Schrijvers Prentenboeken (kleine boekjes met informatie en foto's over Nederlandse auteurs) is de lezer vermoedelijk bekend. Van jonger datum is 't Is vol van schatten hier..., een permanente tentoonstelling over de Nederlandse literatuur vanaf 1750, met begeleidend boek. Deze tentoonstelling is te bezichtigen in het Letterkundig museum (gehuisvest in de Koninklijke Bibliotheek te Den Haag). Schatten uit de Nederlandse literatuur is een zojuist gereed gekomen reizende tentoonstelling, te huur dus (via de Landelijke Bibliotheekcentrale te Almere).
| |
Platform kinder- en jeugdliteratuur
De Stichting Landelijk Platform Kinderen Jeugdliteratuur, zoals de volledige naam van deze club luidt, werd eind 1986 opgericht. Doel: het bevorderen van de aandacht voor kinder- en jeugdliteratuur in onderwijs en onderzoek, bij instellingen die boeken produceren, verspreiden en beoordelen, en bij het lezend publiek. Behalve naar de inhoud van het verschijnsel jeugdliteratuur gaat de aandacht van bestuur en donateurs ook uit naar de manieren waarop deze onder de aandacht van het (kinder)publiek wordt gebracht. Men houdt elkaar door middel van studiedagen en een periodiekje, het Documentatieblad Kinder- en Jeugdliteratuur, op de hoogte van de stand van zaken. Ook een cursus over jeugdliteratuur zat (en zit) in het pakket en op 28 mei a.s. is er een studiedag over leesbevordering.
| |
Plint
De Stichting Plint werd bekend door de poëzieposters en prentbriefkaarten die zij al sinds 1980 uitgeeft. De prachtig vormgegeven posters sieren inmiddels vele bibliotheken, klaslokalen en huiskamers. Jaarlijks verschijnen er twee series van zes: een serie voor 6 tot 14 jarigen en een serie voor 15+. Men kan zich er op abonneren, maar ze zijn ook los te koop. Bij de ‘basisreeks’ (6 tot 14) verzorgt Plint ook lesbrieven, waarmee het materiaal voor leerkrachten nog aan waarde wint.
| |
SLO
De Stichting Leerplanontwikkeling heeft zo haar eigen manier om het lezen te bevorderen. Het project Werken met boeken heeft een hele serie publikaties opgeleverd waarin verslag wordt gedaan van praktijkervaringen. Hierin wordt het belang van het lezen met nadruk naar voren gebracht. Lag het accent aanvankelijk op het verwerken van het gelezene, het uitdrukking geven aan de leeservaring, sinds kort zien we een verschuiving optreden naar het voorlezen als het middel bij uitstek om kinderen met boeken (verhalen) in aanraking te brengen.
Die lagere school van mij was dus toch zo gek nog niet.
Het is overigens grappig om te zien hoe deze eenvoudige werkvorm plotseling weer (tegelijk met het vertellen) volop in de belangstelling staat en niet alleen bij de SLO. Alsof men meer dan genoeg heeft van al dat tekenen, knippen, plakken, schrijven en toneelspelen na elk gelezen boek. Het lijkt mij ook heel goed mogelijk dat de belangstelling voor de orale literatuur gegroeid is door de toenemende aandacht voor de culturele achtergrond van de allochtone bevolking van Nederland.
| |
Tussen Nederland en België: de Nederlandse Taalunie
De Nederlandse Taalunie heeft o.a. tot doel de gemeenschappelijke bevordering van de Nederlandse letteren. Daartoe heeft zij enige subsidieregelingen in het leven geroepen.
Zo subsidieert zij sinds 1 januari 1988 via de SSS de uitwisseling van schrijvers tussen Nederland en Vlaanderen. De Taalunie vergoedt ƒ 350,- + reiskosten, wanneer het een Vlaamse auteur betreft die in Nederland een lezing houdt, of omgekeerd.
Hierboven werd onder het kopje CPNB ook melding gemaakt van de ondersteuning door de Unie van de lesbrief Van flapzeilen tot schaatsen.
| |
België
Trouwe Leesgoedlezers zal het inmiddels niet ontgaan zijn dat er in het Vlaamse ook behoorlijk aan de leesbevordering getrokken wordt. In Bubi '87-'88 kan men daar het nodige over lezen. Dit jaarboek van de Vlaamse jeugdliteratuur (Bubi staat voor Boek Uit, Boek In) bevat verslagen en recensies van de Kinder- en Jeugdboekenjury plus een schat aan andere informatie over auteurs, uitgevers, instanties en activiteiten.
Bubi:
| |
Nationaal Centrum voor Jeugdliteratuur
Het Nationaal Centrum voor Jeugdliteratuur (NCJ) kan men beschouwen als de grote motor van veel wat er in België gedaan wordt op het terrein van de leesbevordering. Het werd in 1977 opgericht door mensen uit het onderwijs en de bibliotheekwereld. Aanvankelijk was het een documentatiecentrum dat ten dienste stond aan pedagogen, studenten, germanisten en allen die belangstelling hadden voor de jeugdliteratuur. De laatste tijd krijgen promotietaken (bv. ondersteuning van de Jeugdboekenweek) steeds meer aandacht, hoewel het budget in al die jaren met geen frankje is toegenomen.
Maar gelukkig zijn daar de steun van de spaarbank die jeugdboeken tof vindt en de onvermoeibare werklust van de 1, 3 personeelsleden in de personen van Majo De Saedeleer en Griet Claerhout, die samen zorgdragen voor alles: lezingen, contacten, documentatie, administratie, artikelen enzovoort enzoverder.
| |
Vlaamse Jeugdboekenweek
De Vlaamse Jeugdboekenweek is in enkele jaren tijds onder de bezielende leiding van bovengenoemd centrum uitgegroeid tot een veelomvattende manifestatie. Dit jaar was het thema ‘Vriend(in) gezocht’ en zagen verschillende (inderdaad door de bank An-Hyp gesponsorde) uitgaven het licht: Stipkrant-Boekenkrant, een aan het thema gewijd krantje voor de jeugd met bijbehorende lesbrief, een originele poster annex boekenlijst en een geschenk, een boek uiteraard: Het boek van Niete geschreven door Bart Moeyaert.
Aankondiging Jeugdboekenweek Vlaanderen
| |
Schrijvers Lijst Lezingen
De dienst Letteren & Dramatische Kunst van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap te Brussel verzorgde al twee keer een Schrijvers Lijst Lezingen, een initiatief vergelijkbaar met de Nederlandse SSS. De lijst bevat rond 200 Vlaamse auteurs voor volwassenen en voor de jeugd, die lezingen geven op scholen, in openbare bibliotheken en andere instellingen. Het ministerie subsidieert tot een maximum van 12 lezingen per jaar en zeker bij populaire jeugdauteurs komt het voor dat de lezingen eind maart al ‘op’ zijn. Om te veel teleurstellingen tijdens de jeugdboekenweek te
| |
| |
voorkomen besloot het ministerie dit jaar apart potje te creëren, waar ruimschoots gebruik van is gemaakt.
| |
Kinderjury's
In België opereren al jaren twee elkaar aanvullende kinderjury's: de Kinder- en Jeugdjury voor het boek in Vlaanderen (KJJ) en de Kinder- en Jeugdjury Limburg (KJL). Samen bestrijken zij vrijwel geheel Vlaanderen (en bijna 2000 kinderen) en hun aandacht gaat in de eerste plaats uit naar het Vlaamse boek. De aanpak van de beide jury's loopt overigens niet helemaal parallel. De besprekingen en verslagen van de KJJ worden gepubliceerd in Bubi en die van de KJL niet.
| |
Andere bekroningen
De Vereniging ter Bevordering van het Vlaamse Boekwezen (VBVB), waarin uitgevers, importeurs en boekhandelaren verenigd zijn, reikt jaarlijks een vijftal ‘Boekenleeuwen’ uit (voorheen Referendumprijs voor het kinderboek). De prijzen gaan naar oorspronkelijk Vlaams werk verdeeld over drie leeftijdscategorieën, een categorie non-fictie en een vertaling.
De Jacob van Maerlantstichting reikt ieder jaar een ‘Jacob van Maerlantprijs voor het beste jeugdboek’ uit, om en om voor de leeftijden 10+ en 10-. Daarnaast is er een tweejaarlijkse ‘Jacob van Maerlantprijs voor manuscripten van debutanten’.
Op initiatief van de stad Tielt en uitgeverij Lannoo ontstonden ‘De prijs van de stad Tielt’ voor een manuscript (vervolgens uit te geven door Lannoo) en de prijs ‘Dichter bij jeugd’ voor een gedichtenbundel. Deze laatste prijs wordt gesponsord door - u raadt het al - An-Hyp.
| |
Stichting Kinderboekwinkels
De Stichting Kinderboekwinkels in Vlaanderen verzorgt een Tip 10 voor kinder- en jeugdboeken, een lijstje van recente boeken dat maandelijks in een achttal kranten en tijdschriften verschijnt. Het is bedoeld als tip voor potentiële lezers en niet als hitlijst van de best verkochte boeken, hoewel tegenwoordig heel wat klanten met het lijstje in de hand de boekhandel binnenstappen.
| |
Bronnen
Voor dit artikel werd o.a. geput uit de volgende bronnen:
- | H. Wesdorp. Goed onderwijs, wat is dat?; voorstudie periodieke peiling van het onderwijsniveau. Den Haag: SVO, 1985. |
- | Jef van Gool. Leesbevordering: een voorlopig rapport. - NBLC: 1984. |
- | Je verpest je ogen nog: Leesbevordering, een kennismaking met zes instellingen. - Amsterdam 1986. |
- | informatiemap Studiedag Nederlandse Boekverkopersbond |
- | Leesbevordering en de Stichting Lezen: Mogelijkheden en prioriteiten. - Bijlage bij Info-bulletin 1988/6. |
- | Bubi; Wegwijs in de Vlaamse Jeugdliteratuur '87- '88 / samengesteld door Luk Lammens. - Antwerpen: Dedalus, 1987. |
- | Leesbevordering; themanummer van Boekblad 23 oktober 1987 |
- | Obelix; NBLC-databank voor beleidsvoering in Openbare Bibliotheken. |
- | Jan de Zanger. Voorlezen is als tandenpoetsen. In: Documentatieblad Kinder- en Jeugdliteratuur (1987) no.4/5, blz.79-82. |
| |
Adressen:
CPNB, Keizersgracht 391, 1016 EJ Amsterdam, tel. 020-264971. Postbus 10576, 1001 EN Amsterdam. |
Letterkundig museum en Documentatiecentrum, Prinses Irenepad 10, 2595 BG Den Haag, tel. 070-471114. |
Nationaal Centrum voor Jeugdliteratuur, Minderbroedersstraat 22, 2000 Antwerpen, tel. (België) 03-2325580. |
NBLC, Taco Scheltemastraat 5, 2597 CP Den Haag, tel. 070-141500. Postbus 93054, 2509 AB Den Haag. |
SSS, Huddestraat 7, 1018 HB Amsterdam, tel. 020-234923. |
Schrijvers in Beeld, Postbus 5587, 1007 NA Amsterdam. |
Stichting Plint, Postbus 164, 5600 AD Eindhoven, tel. 040-510530. |
SLO: SLO-winkel, Postbus 2041, 7500 CA Enschede, tel. 040- 510530. |
Platform kinder- en jeugdliteratuur: RU Leiden, sectie Kind en Media, t.a.v. A.W.M. Duijx, Rijnsburgerweg 169, 2334 BP Leiden. |
|
|