| |
Voedsel voor hoofd en hart
Ontstaan van het schoolmediatheekwerk in vogelvlucht
Door Petra Ploeg
Onderstaand overzicht is meer een aanloop tot het volgend artikel dan een zelfstandige aanzet tot geschiedschrijving. Daarvoor zou ook een aantal bladzijden nodig zijn dat zelfs Leesgoed niet kan bieden. De verzamelaar van deze wapenfeiten is studente aan de Katholieke Universiteit Brabant; het verzamelen van deze en andere gegevens betreffende het schoolmediatheekwerk vond plaats tijdens een stage bij het Nederlands Bibliotheek en Lektuur Centrum.
| |
1806
Eerste Schoolwet, facultatief artikel: scholen kunnen boeken uitkiezen uit een boekenlijst, opgemaakt door de secretaris van Staat van Binnenlandse zaken.
J. Stamperius (de latere schrijver van kinderboeken), op dat moment schoolhoofd in Amsterdam, stelt als eis aan kinderboeken: ‘Een kinderboek moet boeiend zijn, het moet voedsel bieden voor hoofd en hart’. Ontwikkeling van het verstand en vorming van het zedelijk gevoel gingen dus boven de onderhoudendheid van boeken.
| |
1866
C. Wilkeshuis in Daantje zou naar school toe gaan (1966):
‘Voor schoolbibliotheken bestaat in 1866 zowel bij onderwijzers en ouders als bij “hogerhand” reeds warme belangstelling. Schoolopziener Romeijn bepleit bij B en W van zijn district een post op de begroting voor een schoolbibliotheek, veel onderwijzers leggen er zelf een aan van hun karig traktementje en geven de kinderen dan boeken ter lezing mee naar huis.’
‘De minister van Binnenlandse Zaken richt zich op 27 augustus 1866 tot Gedeputeerden met het verzoek bij de gemeenten aan te dringen op de zorg voor het avondonderwijs aan oudere leerlingen waarbij het aanleggen van schoolbibliotheken een krachtig middel kan wezen om het doel der avondscholen in de hand te werken.’
| |
1886
Twee afdelingen (Amsterdam I en II) stellen een commissie in ter beoordeling van boeken voor de schoolbibliotheek.
Een jaar later publiceert deze commissie een eerste rapport met 300 titels van aanbevolen boeken. Vanaf 1891 verschijnen er
| |
| |
regelmatig recensies over kinderboeken in Het nieuwe schoolblad, het blad van het Nederlands Onderwijzers Genootschap. Bij de beoordelingen worden vrijwel dezelfde criteria gehanteerd als die van Stamperius.
| |
1906
Dr. Greve in Openbare leesmusea en het onderwijs over schoolbibliotheken: - ‘De inhoud bestaat bijna zonder uitzondering uit verhalende boeken.’
- | ‘Het laten lezen van deze fiction wordt niet aangegrepen om een zekere leiding te geven bij het goed verstaan en goed lezen, doch doorlopen om, bij wijze van beloning thuis en zonder controle de kinderen bezig te houden met boeken.’ |
- | ‘Het onderwijzend personeel heeft geen bibliotheekkennis, zodat van verwaarlozing sprake is.’ |
- | ‘Versnippering van krachten en middelen leidt tot onvoldoende prestaties; meer omvangrijke werken kunnen onvoldoende aangeschaft worden.’ |
| |
1916
Sneek: oprichting van een centrale jeugdbibliotheek van waaruit door scholen aangevraagde boeken in kisten naar de scholen gingen en daar onder de leerlingen verspreid werden, met het advies van de onderwijzers. (Daarna volgden Dordrecht, Den Haag, Utrecht, Naarden, Bussum.)
| |
1949
Deventer: oprichting van een centrale schoolbibliotheekdienst. Een soort verzorgingsdienst voor klassebibliotheken. Deze dienst functioneerde naast de jeugdbibliotheek en kreeg de opdracht collecties boeken te beheren die op scholen aanwezig waren en die naast ontspanning ook ontwikkeling boden. Hij werd gefinancierd door de gemeente op basis van een begroting.
In eerste instantie werd alleen klas vijf en zes verzorgd, in een later stadium ook de lagere klassen en zelfs ULO-scholen en scholen voor buitengewoon onderwijs. Dit initiatief wordt gevolgd door andere plaatsen, maar daar werd meer met wisselcollecties gewerkt.
| |
1951
Congres Boek en Jeugd, waaruit het Bureau Boek en Jeugd voortkwam. Dit bureau hield zich in eerste instantie ook met het schoolbibliotheekwerk bezig door het stimuleren van
- | het tot stand komen van deskundig verzorgde schoolbibliotheken. |
- | een vroegtijdige oefening in het gebruik van naslagboekerij en catalogi. |
| |
1963
Mevrouw Moerkercken van der Meulen tijdens het Bibliotheekcongres over de stand van zaken:
- | ‘Alle lagere scholen bezitten naast leesboeken ook andere lectuur, al is het bezit pover.’ |
- | ‘In sommige plaatsen worden schoolbibliotheken verzorgd door openbare bibliotheken.’ |
- | ‘Lagere klassen worden nauwelijks bereikt.’ |
- | ‘De uitgave Jeugd, boek en school (van de in 1951 ingestelde Commissie Kweekschool en Kaderopleiding) heeft stimulerend gewerkt voor de leerkrachten.’ |
- | ‘Hier en daar zijn klassebezoeken aan de bibliotheek.’ |
- | ‘Er is een voorbeeld hoe het eigenlijk moet, te weten: de Johan Huizinga School in Amsterdam waar de schoolbibliotheek een onderwijskundige functie heeft.’ |
Deze Johan Huizinga School is een Dalton-school die, geïnspireerd door Engelse en Amerikaanse voorbeelden, met het oog op de onderwijsmethode behoefte had aan andere dan de geijkte leerboekjes. Daartoe werden in de school alle beschikbare boeken in een centrale ruimte ondergebracht. In samenwerking met de openbare bibliotheek in Amsterdam werd een catalogus opgezet waarin behalve het boekenbezit ook de andere materialen werden ondergebracht waarover de school beschikte. Er werd ook een collectie verhalende boeken aangeschaft.
De leerlingen werden door middel van bibliotheeklessen onderwezen in:
- | het gebruik van woordenboeken, encyclopedieën, etc. |
- | inzicht in systematische opstelling. |
- | het hanteren van catalogi. |
- | het maken van werkstukken met gebruikmaking van de materialen uit de bibliotheek. |
| |
1964
Naar aanleiding van het experiment op de Johan Huizinga School: subsidiëring door het ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk werk van centrale schoolbibliotheekdiensten, als speciale afdeling van een openbare bibliotheek.
Voorwaarden voor subsidiëring: tenminste 2000 banden en een afzonderlijke opstelling van de collectie.
| |
1964
Installatie van een Commissie Schoolbibliotheekvoorziening door de Centrale Vereniging van Openbare Bibliotheken.
Opdracht: opstellen van eisen waaraan de schoolbibliotheek-voorziening in Nederland zou moeten voldoen, met als uitgangspunt een nauwe samenwerking tussen school en bibliotheek. Deskundigen uit de onderwijs- en bibliotheekwereld namen deel in deze commissie.
| |
1966
Oprichting van een Schoolbibliotheekdienst als speciale afdeling van de Provinciale Bibliotheekcentrale in Gelderland. Ook deze dienst werd gesubsidieerd.
| |
1967
Het aantal schoolbibliotheken op lagere scholen is sterk toegenomen en steeds meer scholen gaan gebruik maken van de diensten van een schoolbibliotheekdienst. In 1967 zijn 500 van de 8000 lagere scholen aan een schoolbibliotheekdienst van een provinciale bibliotheekcentrale of openbare bibliotheek verbonden. Bestond het schoolbibliotheekwerk eerst nog voornamelijk uit het plaatsen van een boekenkist met verhalende boeken op school, nu worden de collecties meer en meer op het onderwijs afgestemd en geven de schoolbibliotheekdiensten advies over de aanschaf van boeken en het opzetten van een schoolbibliotheek.
| |
1968
Rapport van de commissie Schoolbibliotheekvoorziening, waarin onder andere de volgende conclusies en aanbevelingen:
- | Voor elke efficiënte schoolbibliotheekvoorziening is samenwerking tussen school en jeugdafdeling der plaatselijke openbare bibliotheek of provinciale bibliotheekcentrale noodzakelijk. Deze is slechts mogelijk op basis van kennis van elkaars werkterrein. De jeugdbibliotheek moet kennis beschikbaar stellen. Er zijn echter te weinig jeugdbibliothecaressen. |
- | Iemand op Bureau Boek en Jeugd wordt aangesteld om een catalogus van bruikbare boeken samen te stellen ten behoeve van het onderwijs, geannoteerd en becommentarieerd en voorzien van trefwoorden en groepswoorden. |
- | Het maken van aanwijzingen voor leerkrachten en leerlingen. |
- | Een voorbeeld van een werkbibliotheek voor scholen samen stellen, verspreid over het land. |
Dit rapport wordt aangenomen door de ledenvergadering van de Centrale Vereniging.
Ook in 1968 pleit Jannie Daane voor het uitvoeren van jeugdbibliotheekwerk binnen de scholen. Volgens haar is de school de plaats bij uitstek voor de jeugdbibliotheek:
‘schoolbibliotheekwerk is in wezen jeugdbibliotheekwerk, jeugdbibliotheekwerk van de meest intensieve soort. Alleen... de schoolbibliotheek is er om de grondslag te leggen voor leesinteresse, leesgewoonte en het aankweken van een goede studiehouding. Ze is niet uitgebreid genoeg om in alle behoeften te voorzien, dat is ook niet de bedoeling, daarvoor moet worden doorverwezen naar de jeugdbibliotheek van de Openbare Bibliotheek...’
| |
1969
Aanstelling door de Centrale Vereniging van een consulent voor de schoolbibliotheekvoorziening. Dit is Ed Spruit, voormalig hoofd van de Johan Huizinga School. Deze moet zich gaan bezighouden met:
- | het bevorderen van landelijk contact tussen bibliotheekwereld en onderwijs. |
- | de advisering aan directies en besturen van plaatselijke en regionale bibliotheken ten aanzien van de planning van de schoolbibliotheekdienst. |
- | normalisatie en betere financiering van het schoolbibliotheekwerk. |
- | het verrichten van voorbereidende werkzaamheden ten behoeve van de landelijke dienstverlening. |
De schoolbibliotheekconsulent krijgt een aparte plaats in de organisatie van de Centrale Vereniging en wordt begeleid (tot de instelling van het NBLC in 1972) door een begeleidingscommissie voor het schoolbibliotheekwerk.
En daarmee begint, voor deze keer, de moderne geschiedenis van het schoolmediatheekwerk.
|
|