| |
| |
| |
Langzaam minder
Stand van zaken: schoolmediatheekwerk in Nederland
Door Herman Verschuren
In april legde de redactie van Leesgoed schoolmediatheekdiensten (of vergelijkbare afdelingen) van Nederlandse openbare bibliotheken een enquête voor, met als doel een stand van zaken te geven. Hieronder de resultaten. Aan iedere enquête kleven bezwaren; aan deze dat er, als het aan de nieuwgierigheid van de (gast)redactie lag, makkelijk nog tien vragen bij hadden gekund. Gelet op de geringe tijd die er voor stond is de enquête beperkt gehouden (al telde hij nog altijd acht bladzijden). Niettemin leverde hij een beeld op: grote verschillen tussen bibliotheken, maar over de hele linie lichte achteruitgang.
Niet alle bibliotheken die een enquêteformulier ontvingen hebben geantwoord, maar ruim genoeg om enig inzicht te krijgen in de stand van zaken. Wie geantwoord heeft, die dank ik hierbij voor het invullen van acht bladzijden met soms ongemakkelijke vragen. Ik zal eerst proberen te beschrijven welke gemeenschappelijke trekjes uit de antwoorden tevoorschijn komen. Daarna zal ik proberen te beschrijven welke opvallende verschillen ik vond. En vervolgens enkele saillante uitschieters.
| |
Gericht op basisonderwijs
Ik waarschuw de jeugd- en schoolbibliothecarissen onder onze lezers dat er nu veel bekends komt. Ik heb een enquêteformulier gestuurd aan alle bibliotheken waarvan in het door het NBLC uitgegeven Jaarboek openbare bibliotheken vermeld stond dat ze er een schoolmediatheekdienst (schoolbibliotheekdienst) of educatieve dienst op na hielden. De verhouding schoolmediatheekdienst of educatieve dienst ligt ongeveer vier tegen één. Na doornemen van de antwoorden bleek dat er nu al enkele diensten minder zijn dan aangegeven; die zijn inmiddels onder invloed van de bezuinigingen opgeheven.
Alle respondenten (45 van de ongeveer 60) meldden zich in de eerst plaats op het basisonderwijs te richten. Goede tweede zijn mavo/lbo en speciaal onderwijs. Op enige afstand volgen havo/vwo (een enkele keer ‘alleen brugklassen’), mbo/hbo (een enkele keer ‘alleen pabo’ of ‘alleen mbo’) en basiseducatie (enige keren: ‘daarvoor hebben wij een aparte afdeling’). Op weer enige afstand volgen dan de peuterspeelzalen en kinderdagverblijven. Voor de liefhebbers heb ik een klein staatje gemaakt (tabel 1). De rest bestaat uit scholen voor slechtziende of slechthorende kinderen, schipperskinderen e.d., alle zeer marginaal.
| |
Dienstverlening
De dienstverlening bestaat hoofdzakelijk uit adviezen inzake de aanschaf voor en het beheer van collecties, adviezen inzake het inrichten van documentatiecentra, het samenstellen en uitlenen van projectcollecties, en voorlichting en adviezen over het werken met boeken.
Op de tweede plaats komen het leveren van catalogusmateriaal en toebehoren en het samenstellen en uitlenen van wisselcollecties.
Op de derde plaats het aanbieden van modellen van lessen en projecten, het voorlichting over boeken geven aan leerlingen (zelf voor de klas gaan staan), het geven van lessen (ook zelf voor de klas staan) en voorlichting over het werken met audiovisueel materiaal (en over dat materiaal zelf).
Een heel klein aantal schoolmediatheekdiensten houdt een projectenbank bij, en twee meldden ook voorlichting over programmatuur (software) te geven. (Eén van die twee is de PBC Groningen; het betreft hun computerbus. Bovendien wordt in opdracht van deze PBC een rapport vervaardigd over het automatiseren van catalogi van schoolmediatheken.)
Dat laatste vind ik niet helemaal onverwacht, maar toch verrassend. Ik had toch iets meer dienstverlening in die sector verwacht, gezien de opmars van allerlei computers in scholen en de chaos die dat in het gehele onderwijsveld veroorzaakt. Wil het schoolmediatheekwerk stand houden, dan zal het zich toch ook met zowel de computers als de (educatieve of catalogiserende) programmatuur moeten bezig gaan houden, zeker nu producenten als Kambis en wellicht ook NBLC met trefwoordensystemen op diskette gaan komen. Maar ja, tijd en geld... dat komt nog aan de orde. Voor de liefhebbers heb ik ook hiervan een staatje gemaakt (tabel 2). Overigens mag de dienstverlening in den brede dan wel een bekend en homogeen beeld bieden, in de marge blijkt dat veel schoolmediatheekdiensten nog zeer uiteenlopende dingen aanbieden. Zoals: cursus boekreparatie, gastlessen op pabo's, adviezen over speelleermaterialen en collecties ervan, het organiseren van ‘onderwijswerkplaatsen’ (Helmond), samenwerking met taaldrukkers, lezingen, boekpromotiekoffers (met kant-en-klare projecten erin, Delft), het voeren van de besteladministratie van scholen, en meer. Al scoort de voorlichting over audiovisueel spul beduidend lager dan die over gedrukt spul, het is wel overal in de collecties aanwezig. Dat geldt dus ook in de enkele gevallen waar expliciet gemeld werd dat jeugdafdeling en schoolbibliotheekdienst van dezelfde collectie gebruik maken. Overal behoren geluidscassettes en diaseries tot de collectie, veel schoolmediatheekdiensten melden ook videobanden te hebben. Twee hebben ook programmatuur, één ook met (bijbehorende?) homecomputer, vijf hebben compact-disks, vijf affiches, posters, wandplaten en ander aanschouwelijk materiaal. (Dat waren níet dezelfde vijf.)
Overeenstemming is er ook in opmerkingen over de eventuele behoefte aan bijscholing onder leerkrachten. Er was ditmaal maar één opmerking die iets licht kritisch had betreffende de mentaliteit van leerkrachten, dus daarover gaat het niet.
Er was een flink aantal respondenten dat geen antwoord op deze vraag had, maar een even groot aantal dat ‘werken met boeken’ meldde, gevolgd (en soms in combinatie met) ‘werken met documentatiecentrum’, of het beheer ervan. Er is wat dat betreft dus nog steeds iets tot stand te brengen.
| |
Samenwerking met schooladviesdiensten en andere instellingen
Over de samenwerking met schooladviesdiensten was een ruime meerderheid tevreden; vrijwel iedereen die meldde dat er samengewerkt werd. Over de enkele klachten meld ik zometeen iets. De vraag op welk gebied er samengewerkt werd leverde een fraaie baaierd van antwoorden op: voorlichting aan het onderwijs, onderwijsvoorrangswerk, opzet documentatiecentra, gezamenlijk aanbod aan het onderwijs, tooncollectie AVI-boeken, kinderboekenweek, tentoonstellingen, invoeringsprogramma's, spel-boeken-plan, ondersteuning introductie nieuwe vakken basisonderwijs, beleidsvoorbereiding, ‘onderwijswerkplaatsen’ (Helmond), en nog meer.
Ook de vraag naar ‘andere instellingen’ leverde zowel een duidelijk antwoord op (kunstzinnige instellingen), als een baaierd aan andere instellingen: bijvoorbeeld politie, centrum buitenlanders, gezondheidszorg, kinderboekwinkel, stichting vredesopbouw, speel-o-theken, spel- en opvoedingsvoorlichting, buurthuizen, Groene Kruis (wisselcollecties in de consultatiebureau's), schouwburg, literair café, schoolbiologisch lescentrum, RIAGG, GG&GD, vormingswerk, taaldrukwerkplaats. Niemand kan zeggen dat het bibliotheekwerk in het algemeen niet vindingrijk is in het leggen van contacten.
| |
| |
Maar, nogmaals, alleen de kunstzinnige instellingen (waaronder ook muziekscholen) werden door ruim een derde van de respondenten genoemd.
| |
Reactie op het aanbod
De laatste factor waarover duidelijk overeenstemming bestaat: of men denkt dat de klanten tevreden zijn. Ja, en de vraag neemt ook toe, antwoordt het gros. Dat is iets om te onthouden, want helaas nemen de middelen om die groei te bedienen niet toe. Een minderheid liet me weten (ik had die mogelijkheid met opzet geboden) dat ik dat maar aan de scholen zelf moest vragen, wat ik zou kunnen uitleggen als bescheidenheid, maar ook als gebrek aan kennis van het oordeel van de klant, dat dus zowel gunstig (waarschijnlijk) als ongunstig (onwaarschijnlijk) kan zijn. En sommigen lieten me beide weten: dan leg ik het tweede antwoord (‘moet u aan hen vragen!’) uit als een uitnodiging om hun eigen oordeel (‘ja, tevreden’) te toetsen.
Dat lijkt me ook een zinnig onderzoek, overigens, maar niet iets voor een tijdschrift. Slechts zeer weinig respondenten meenden dat hun klanten ontevreden waren, en dat niet omdat de kwaliteit slecht zou zijn, maar omdat de aangeboden dienstverlening te gering van omvang en (soms) te duur zou zijn.
Over de samenwerking met andere afdelingen in het openbaar bibliotheekwerk was men redelijk tevreden, al mopperden een paar dat naar hun mening het schoolmediatheekwerk er voor de rest van de instelling toch een beetje bijbungelde. Die gevallen zijn dus, dat mogen we nu hier vaststellen, een uitzondering op de regel van goed overleg, en de betrokkenen kunnen dat hun collega's (directie?) voorhouden.
| |
Opvattingen over het aanbod
De gemelde zekerheid over de gunstige reactie van de klanten staat in schril contrast met de eigen opvattingen over het aanbod. Hier begin ik over de verschillen in de antwoorden. De helft van mijn respondenten is tevreden over zijn aanbod, de andere helft niet. Die andere helft wil meer doelgroepen bereiken, met name het voortgezet onderwijs, en ook meer aanbieden, waarbij vooral vaak vermeld werd dat de permanente begeleiding van de scholen aanzienlijk verbeterd zou kunnen worden. Te weinig middelen om die wens tot uitvoer te brengen, helaas, en des te meer na de bezuinigingen van de laatste tijd. Daardoor wordt de dienstverlening slordiger, schreef ook een flink aantal respondenten. Je kunt niet meer zo goed werken als je eigenlijk zou willen.
Wat niet kan en wel gewensd wordt is bijvoorbeeld: ‘actief de boer op met adviezen betreffende boekpromotie’; ‘huidige pakket aan meer scholen aanbieden (nu moeten we nogal eens nee verkopen)’; ‘meer kunnen bieden aan het voortgezet onderwijs’; ‘projectenbank oprichten’; ‘meer overleg met leerkrachten’; ‘lagere tarieven’; ‘het systematisch brengen van nazorgbezoeken aan scholen die in het verleden begeleid zijn’; ‘tooncollecties en een voorbeeld-documentatiecentrum’; ‘educatieve videobanden’; ‘structurelere contacten met de scholen’; ‘in de verre toekomst eventueel software’; ‘zelf meer initiatief nemen betreffende advisering (want daaraan is behoefte)’; ‘meer aandacht voor avm’. Aldus een bloemlezing, die toont dat het meer aan middelen dan aan ideeën ontbreekt.
| |
Bezuinigingen
Misschien maakt het eveneens in dit nummer opgenomen vraaggesprek met enkele Tilburgse onderwijsmensen en een bibliotheekdirectielid beter dan een enquête duidelijk op welke wijze het schoolmediatheekwerk extra getroffen kan worden door bezuinigingen. Hier is een tragische situatie: zowel dienstverlener als klant lijden aan het euvel voor hun budget afhankelijk te zijn van een overheid die steeds minder over heeft voor goed onderwijs. Aan beide kanten nemen de budgetten af. De scholen gaan, waar voor de diensten van de bibliotheek betaald moet worden, minder diensten vragen. Sommige bibliotheken zullen echter juist betaling gaan vragen voor wat eerst gratis was, of de tarieven die al gehanteerd werden verhogen, en in het algemeen zal het aanbod afnemen. De gevolgen van deze combinatie laten zich raden: je moet wel een onverbeterlijke optimist zijn om het schoolmediatheekwerk een zonnige toekomst te voorspellen. Daaraan moet echter worden toegevoegd dat door de decentralisatie van besluitvorming de gevolgen van gemeente tot gemeente en provincie tot provincie zullen gaan verschillen, zo er al niet verschillen waar te nemen zijn.
Dat schoolmediatheekdiensten nu al last hebben van de bezuinigingen blijkt uit de enquête. Dat de situatie per plaats verschillen oplevert eveneens. Ongeveer één op de vijf respondenten meldt in geen enkele mate last van bezuiniging te hebben gehad, en in een enkele geval is zelfs sprake van groei van middelen. De meerderheid van deze bofferds meldt bovendien niet te verwachten binnenkort met bezuinigingen te worden geconfronteerd. Natuurlijk heb ik gekeken of al deze opgewekte antwoorden soms uit dezelfde provincie kwamen. Dat is niet het geval. Evenmin komen ze uit de grote steden, tenzij steden als Amstelveen, Roosendaal, Delft en Vlaardingen als zodanig kunnen gelden. Evenmin komen ze van louter zelfstandige bibliotheken. Overigens verwachtte de enige provinciale bibliotheekdienst, de Centrale Bibliotheekdienst West-Overijssel, nu juist wel met bezuinigingen te worden geconfronteerd. (Geen wonder, met een fusie op komst? De respondent meldt dat het daaraan niet zal liggen.)
Het stapeltje antwoorden dat meldde in hevige mate met bezuinigingen te zijn of worden geconfronteerd, is tweederde van het stapeltje van hierboven. In enkele gevallen is sprake van opheffing van (delen van) de dienstverlening, in iets meer gevallen van opheffing van de afzonderlijk met schoolmediatheekwerk belaste afdeling, in enkele gevallen wordt sluiting van filialen gemeld, en in alle gevallen minder personeel en beduidend minder budget. Soms hangt dat af van de prioriteitsstelling binnen het bedrijf, waar bijvoorbeeld een directie moeilijk te overtuigen is van het nut van schoolmediatheekwerk.
Table 1. Staatje doelgroepen dienstverlening.
De grootste stapel is die van de respondenten die meldt enige last van bezuinigingen te hebben gehad, en vaak nog meer last te verwachten. In vrijwel alle gevallen bleek die last te bestaan uit minder personeel en minder budget. Met als gevolgen: ‘dat het werk oppervlakkiger en routinematiger is geworden, omdat de vraag niet is afgenomen’; ‘de samenwerking met lbo/mavo moest worden verminderd’; ‘meer vrijwilligers’; ‘meer zelfwerkzaamheid leerkrachten’; ‘tarieven gaan heffen’ of ‘hogere tarieven’ (een kwart van de gevallen); ‘onverwachte vragen kunnen niet meer op korte termijn gehonoreerd worden’; ‘geen reclame voor de schoolbibliotheekdienst meer’; ‘dienstverlening slechts in beperkte mate mogelijk, terwijl er méér dan voldoende vraag is’; ‘uitbreiding van taken bij gelijkblijvende formatie’; ‘de schoolbibliotheekbus verdwijnt’; ‘klassebezoek niet meer structureel’. Aldus een kleine bloemlezing.
| |
Verwachtingen
In de enquête was de met opzet rijkelijk
| |
| |
vaag gehouden open vraag naar ‘ideeën of opmerkingen betreffende toekomst van het schoolmediatheekwerk in uw eigen instelling of in het algemeen’ opgenomen. Daarvan maakten betrekkelijk veel respondenten gebruik.
Voor de regelmatig terugkerende vraag wat nu precies schoolmediatheekwerk is ontving ik een aardige beginselverklaring uit Delft: ‘De schoolmediatheekdienst brengt boeken op scholen, op school raken kinderen en leerkrachten enthousiast voor boeken en gewend aan contacten met de bieb. Jeugdbibliothecarissen verzorgen rondleidingen, ouderavonden en allerhande andere leesactiviteiten om kinderen in de bieb te houden. Gezamenlijk streven we naar een overstap van lezen en gebruik studiemateriaal op school naar gebruik maken van bieb in vrije tijd.’ Dat is een zeer bibliotheekgericht geformuleerde opvatting, die (waarschijnlijk onbedoeld?) voorbij gaat aan de ondersteuning die de bibliotheek biedt aan het werk van de school. Dat die ondersteuning op prijs wordt gesteld blijkt over de gehele linie.
Er is meer vraag dan het bibliotheekwerk aan kan. Zoals een andere respondent wat zuur maar zeer juist opmerkt: ‘Overheden die zó bezorgd zijn over het opleidingsniveau van hun onderdanen, zouden de rol die bibliotheken kunnen spelen bij alle vormen van educatie meer kansen moeten geven.’ En, wat opgewekter (en dan ook afkomstig uit een bibliotheek waar tot nu toe niet op schoolmediatheekwerk bezuinigd werd, Groningen): ‘Het schoolmediatheekwerk heeft de tijd mee, de scholen kunnen al dit extra werk niet aan en zijn heel blij met ons.’ Er is, om het in handelstermen te zeggen, meer dan ooit een markt voor schoolmediatheekwerk.
Niettemin is schoolmediatheekwerk vaak het haasje als er in bibliotheken bezuinigd moet worden, er moet binnen de bedrijven hard geargumenteerd worden om deze dienstverlening (net zo min kostendekkend als het gewone uitleenwerk) in stand te houden. Zoals uit de Centrale Bibliotheekdienst West-Overijssel gemeld wordt: ‘Kortom, het schoolmediatheekwerk is nog lang niet dood, maar een goede samenwerking onderling en afstemming op doelgroepen is noodzakelijk! Een goede beleidsnota is absoluut noodzakelijk om binnen je eigen bedrijf jouw dienst te verantwoorden en te rechtvaardigen.’ Je zou nog kunnen toevoegen dat ook buiten het eigen bedrijf aan de weg getimmerd moet worden. ‘Zolang de gemeente Enschede zich niet uitspreekt over het belang van het schoolbibliotheekwerk brokkelt dit werk elk jaar verder af’, meldt men enigszins mismoedig uit de bibliotheek van Enschede. En dan blijft het vaak modderen. Zoals iemand anders schreef: ‘Gezien onze zeer beperkte middelen zal het al een prestatie zijn als we zoveel scholen kunnen blijven bedienen als we nu doen. In de praktijk is gebleken dat de vraag omtrent het samenstellen van collecties verreweg het grootst is. In de toekomst zullen we ons dan ook het meest op dit werk richten.
Het is niet te doen regelmatig alle scholen te bezoeken en lessen te geven. Wel aandach voor klassenbezoek in de bibliotheek. Niet al te verheffend verhaal maar het besef is er dat het kiezen of delen is. Doen we niets, dan onthouden we de scholen veel plezier met boeken. Nu doen we iets, al is het dan niet zo gestructureerd, en we merken dat dit zeker in een behoefte voorziet.’ Ik kreeg de indruk dat dit een representatieve reactie was.
Herhaaldelijk werd opgemerkt dat samenwerking met andere schoolmediatheekdiensten, educatieve diensten of andere instellingen de instandhouding van de dienstverlening ten goede zou komen. In Amsterdam werkt men aan een samengaan met het Educatief Centrum (in oprichting) in één pand. In Breda huist de schoolmediatheekdienst onder één dak met de schoolbegeleidingsdienst. Er is, zoals gezegd, veelal sprake van samenwerking op diverse terreinen met schooladviesdiensten, maar aanzienlijk minder vaak van een gezamenlijk, op elkaar afgestemd aanbod aan scholen, en vrijwel nergens is sprake van gezamenlijke beleisplannen.
Tot zover een bloemlezing van de reacties op de open vraag.
| |
Conclusie
Opvallend zijn de grote verschillen van bibliotheek tot bibliotheek. Een stand van zaken geven en dus een soort gemiddelde beschrijven doet absoluut geen recht aan die verschillen. De stand van zaken bestaat juist uit die verschillen. In de ene plaats floreert het schoolmediatheekwerk, in de andere kalft het af of stelt het weinig meer voor. In de ene bibliotheek is schoolmediatheekwerk een belangrijk onderdeel van de doelstelling (ook daar waar bezuinigd wordt), in de andere niet. In de ene plaats wordt intensief met de schooladviesdienst samengewerkt, in de andere sporadisch. In de ene plaats is de dienstverlening voor scholen nog gratis, in de andere worden tarieven gehanteerd, en de tarieven lopen ook uiteen. (Van die tarieven zou ik graag nog eens een afzonderlijk overzicht maken, maar helaas is dat er bij deze enquête niet van gekomen.) Die verschillen maken het schoolmediatheekwerk landelijk gezien niet een vaste, maar een incidentele ondersteuning van het onderwijs, en dat is op den duur niet goed voor het aanzien van die dienstverlening, denk ik. Het verhindert bijvoorbeeld dat de plannenmakers op het ministerie van Onderwijs en Wetenschap in Zoetermeer ooit serieus rekening zouden gaan houden (ze deden het toch al niet zo) met de bibliotheek als vast onderdeel van het circuit van onderwijsondersteunende instellingen, en op de begroting een plaatsje voor het schoolmediatheekwerk zou inruimen. Die aandacht verdient het schoolmediatheekwerk duidelijk wel. Er is, zoals gezegd, veel vraag naar, meer dan de bibliotheken aan kunnen. Het zou al meegenomen zijn (minimumwens) als de plannenmakers eens stil zouden staan bij de gevolgen van de bezuinigingen op het bibliotheekwerk voor de ondersteuning van het onderwijs.
Dat die bezuinigingen al hun sporen hebben nagelaten blijkt uit deze enquête, dat er nog meer bezuinigingen zullen volgen staat vast voor wie de toekomst bekijkt.
Tabel 2. Soorten dienstverlening.
Het wordt immers, als de plannen van dat andere ministerie (Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur) doorgaan, per 1989 geheel aan de gemeentes overgelaten het bibliotheekwerk te bekostigen. Wat er in de rijksbegroting voor bilbiotheekwerk wordt dan immers geheel toegevoegd aan de gemeente- en (minder) provinciefondsen. Dat zou nog geen gevolgen hoeven hebben als die fondsen sterk genoeg bleven, maar de gemeentes hebben al jaren te kampen met dalende inkomsten (o.a. door daling van rijksbijdragen), en het
| |
| |
valt niet te verwachten dat daarin verandering komt. Het is dan voor het schoolmediatheekwerk èn voor het onderwijs te hopen dat niet overal de redenering wordt gevolgd die bijvoorbeeld in Tilburg werd gevolgd (zie elders in dit nummer). Maar er zijn weinig aantrekkelijke alternatieven. De Beleidscommissie Schoolmediatheekwerk (inmiddels Werkgroep Educatief Werk - Bibliotheken) van de vereniging NBLC merkte bij de plannen voor het onderhavige nummer op dat ze enigszins bezwaar had tegen de pessimistische ondertoon die uit het voorgenomen motto (‘Haalt het schoolmediatheekwerk 1990?’) sprak. Elan was meer op zijn plaats dan paniek. We veranderden het motto, want we vonden dat de commissie gelijk had. Maar ik denk dat het van weinig realisme zou getuigen te doen alsof er geen vuiltje aan de lucht is, en dat het genoemde elan dus vooral gebruikt moet worden om het schoolmediatheekwerk op de juiste tijd en plaats te verdedigen. Op de juiste tijd: nu, en komende jaren. De juiste plaats: niet alleen binnen het eigen bedrijf (als dat al helaas nodig is), ook, als afzonderlijke dienstverlening, binnen het onderwijs en bij de bevoegde instanties.
|
|