Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Leesgoed. Jaargang 15 (1988)

Informatie terzijde

Titelpagina van Leesgoed. Jaargang 15
Afbeelding van Leesgoed. Jaargang 15Toon afbeelding van titelpagina van Leesgoed. Jaargang 15

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (14.11 MB)

ebook (11.95 MB)

tekstbestand






Genre

jeugdliteratuur
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Leesgoed. Jaargang 15

(1988)– [tijdschrift] Leesgoed–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Goed gelezen
Uit de B-kast
Door Joke Linders-Nouwens
Boeken voor lezers van 8-12 jaar

Vier maanden van het kalenderjaar 1988 zijn verstreken op het moment dat deze rubriek gemaakt moet worden en een droef gevoel overvalt me. Er zijn nog maar weinig verrassingen dit jaar. Toegegeven, 1987 was een uitschieter, maar wat zou het heerlijk zijn als die uitschieters gewoon bleven komen. Er is wellicht een uitzondering: de serie rijk geïllustreerde pockets De wereld op zak van uitgeverij Zwijsen. Een gedurfde aanpak van nonfiction voor de onderbouw van de basisschool. Verrassend van presentatie, illustratie, vormgeving, idee en inhoud.

De serie is afkomstig van de Franse uitgeverij Gallimard die er in 1987 de Grafische Prijs van Bologna mee verwierf. In 1988 kreeg diezelfde firma voor een vervolgserie wederom een prijs!

Gallimard heeft het plan 128 delen in deze serie uit te brengen en koos voor een kosmopolitische opzet met informatie uit allerlei wetenschappelijke disciplines. De ontstaansgeschiedenis of de folklore van bevolkingsgroepen komt aan bod, naast natuurkunde in de meest letterlijke betekenis van het woord en biologische of ecologische kwesties. Zwijsen heeft in één keer 12 deeltjes op de Nederlandse markt geïntroduceerd en voorziet een eerste aanvulling daarvan nog dit najaar. Niet alle 128 delen zullen naar Nederland komen maar wel een heleboel.

Het bijzondere van deze serie is de opzet. In feite zijn de gegevens tamelijk summier. Er wordt op encyclopedische wijze informatie gegeven over de kolonisten in Amerika, over wolven, farao's of het leven van de katachtigen. Achter op elk boekje staan vragen die op verschillende manieren worden beantwoord. Via grote kleurrijke, goed verzorgde platen; middels kleine striptekeningen of details; door uitleg in korte prozateksten naast informatieve onderschriften bij randversieringen. De lay-out is speels en uitdagend. Kinderen zullen zich er niet gauw bij vervelen. De presentatie dwingt bewondering af door de kwaliteit ervan, maar er zijn ook kanttekeningen te maken bij de journalistieke formule. Eigenlijk worden alleen de voor de hand liggende vragen beantwoord. Verwarring ontstaat door een titel als Chocolade groeit aan bomen omdat tweederde van het boekje gaat over koffie en thee. Er komen erg veel dieren aan bod in deze eerste reeks: wolven, katten,

[pagina 136]
[p. 136]

beren, alle dieren die in de stad leven, en alle dieren met tanden. Een negenjarige die een spreekbeurt over een van deze onderwerpen moet houden, kan zo de inhoud van het boekje oplepelen en de plaatjes laten zien. Selecteren van gegevens is er niet meer bij, want dan wordt de spreekbeurt te kort.



illustratie

Echt bijzonder vind ik de ‘literaire toevoegingen’ aan het einde van deze 36 pagina's tellende boekwerkjes: bij het onderwerp passende prozafragmenten, uitdrukkingen of poëzie met daarin een sterke voorkeur voor Willem Wilmink en een enkele keer een te enthousiast gekozen (met het oog op de doelgroep dan) engelstalig vers. Maar de combinatie van feiten, literatuur en beeldende kunst maakt alles weer goed. Een duidelijke aanwinst dus (Zwijsen, ƒ 10,95 of Bfr 195 per deel). Voor het overige heb ik weinig gevonden om eens breed over uit te pakken. Wel het nodige aan acceptabele waar. Vakwerk dat het uitstekend zal doen bij kinderen. Een hele stapel waaraan men het predikaat ‘kinderboek’ in volle overtuiging kan toekennen. Enige spanning, redelijke opbouw en taal, herkenbare kinderproblemen en emoties, hier en daar een snuifje grensverlegging en natuurlijk een verstandig lesje. Veel goedgelukte goede bedoelingen, maar weinig sporen van bevlogenheid.

Om te beginnen En bende in de bovenbouw van Jacques Vriens (Van Holkema & Warendorf, ƒ 19,90 of Bfr 395). Na Een rotschool met fijne klas, De zesde tegen het soepie en Een stelletje mooie vrienden zijn vierde ‘schoolboek’. Goed van taal, opbouw, herkenbaarheid en les. Het verhaal is gesitueerd in een bovenbouw waarin kinderen van groep 6, 7 en 8 bij elkaar zitten. Hun eigenste en zeer geliefde juf Ineke gaat weg. Er komt een nieuwe, Jan Willem. Wel aardig, maar een beginneling die niet zo gauw in de gaten heeft wat hij voor vlees in de kuip heeft en hoe de patronen in de klas liggen. Diederik, een bijdehandje en tamelijke nieuweling in de klas, ziet zijn kans schoon. Met behulp van veel snoep, geheimzinnigheid en grootdoenerij doet hij een greep naar de macht. De bende van Donkervliet lijkt voortaan te bepalen wat er wel gebeurt en wat niet. Een moderne versie van Lieverdjes en ijzervreters, twee leesboekjes die An Rutgers van der Loeff in 1966 publiceerde. De opzet - veel dialogen, een goede spanningsopbouw en zo af en toe een waarschuwende of toelichtende vinger van de schrijver - roepen herinneringen op aan haar werk. Maar ook in opvattingen zijn er overeenkomsten te vinden. Vriens gelooft in kinderen en in volwassenen, hij gelooft ook in redelijkheid, in samenwerking, in gelijkheid. Prettige idealen die hij op een acceptabele manier over het voetlicht krijgt. Een bende in de bovenbouw zal het beslist goed doen bij kinderen door vele herkenbare gegevens.

De tekeningen van Joep Bertrams, ondeugende lijntekeningen met een totaal eigen interpretatie van het verhaal, zijn in dit traditionele schoolverhaal de verrassende vernieuwing. De vergelijking met Tirannen van Aidan Chambers dringt zich op. Niet alleen de omgeving, schoolsystemen en de leeftijd van de hoofdpersonen verschillen, in Tirannen is de visie van auteur minder expliciet aanwezig. De lezer heeft de kans zelf te ontdekken van de hoed en de rand en dat is misschien wel een grotere uitdaging.

In het nieuwste boek van Els de Groen, De olifanteruiter (Van Goor, ƒ 22,50 of Bfr 450), is op onderdelen met succes gepoogd de lezer niet van alles en nog wat onder de neus te wrijven. In het fantasierijke idee van een heks die vanuit een andere planeet naar de aarde afdaalt om een kind in haar buik te krijgen en vervolgens in allerlei ingewikkelde situaties terecht komt, is die kwestie van het zwanger willen worden met net genoeg geheimzinnigheid omgeven om uitdagend te zijn. Je krijgt als lezer de kans een tijdje rond te lopen met een raadsel. Als de twee aardse kinderen Govert en Sara willen weten waarom Henna naar de aarde is gekomen, een reis van dertig jaar, lijkt ze opgelaten en zegt ‘Ik dacht dat ik dat al verteld had.’ Even later is er sprake van een kind dat niet in de leegte geboren mag worden en als ze vertelt dat haar moeder ook op aarde is geweest ‘om mij in haar buik te krijgen....’ beginnen de kinderen er iets van te snappen. Dat zwanger worden krijgt nog een staartje als Govert bedenkt dat het toch ook vrij onredelijk is tegenover de vader die daarvoor moet zorgen... Maar zoals gezegd, het is een fantastisch gegeven waarin De Ouden figureren, heksen die in het spoor lopen van Roald Dahl en herinneringen oproepen aan buurvrouwen en tantes, maar ook aan heksenvervolgingen. De vermenging van fantasie en realiteit wringt als Govert en Sara worden geschetst als twee keurige kinderen in een keurige familie met onhebbelijke ouders die altijd de krant lezen bij het ontbijt en die vinden dat de kinderen stil moeten zijn.

(Waar kom je dat nog tegen?) Ouders die geplaagd worden door tegenslag in hun werkzaamheden en dan voortdurend uit hun humeur zijn en niet in de gaten hebben dat hun bloedjes van kinderen de meest vreemde zaken meemaken. Tot overmaat van kinderboekenramp speelt het verhaal ook nog eens tijdens de vakantie, een bekend alibi voor het beleven van vreemde avonturen met buitenaardse wezens. Binnen het oeuvre van Els de Groen is De olifanteruiter zeker geen onaardige variant op het familieverhaal met de problemen van twee kinderen, maar er is wat veel leenwerk van Roald Dahl (De Heksen), van Guus Kuijer (Net als bij Tin Toeval een groot verschil tussen verstandige kinderen en domme ouders); de ouders komen slecht uit de verf en het morele vraagstuk van de bevruchting blijft zweven tussen hemel en aarde. De opbouw van het verhaal is goed geslaagd ook door de wijze waarop een paar motieven door het verhaal heen zijn geweven. Bijvoorbeeld de bespotting van de ambtenarentaal: het rapport van de minister van onderwijs was Henna wel bevallen ‘omdat het iets van het raadselachtige van een spreuk had gehad’. Ook de journalistiek wordt op een aardige manier op de hak genomen.



illustratie

Dat de combinatie fantasie - realiteit uit de hand kan lopen bewijst de poging van Thea Beckman een boekje te schrijven voor jongeren kinderen Een bos vol spo-

[pagina 137]
[p. 137]

ken (Lemniscaat, ƒ 18,50 of Bfr 365). Het meisje Juultje dat door iedereen dom wordt gevonden, gaat een stemmetje achterna het bos in, waar ze sprookjesachtige avonturen beleeft met heksen en spoken, een prins, een enge waterput en waar ze tenslotte een katje redt. Uit die fantasiewereld keert zij met het poesje terug naar huis. De ongeruste ouders zijn dolgelukkig. Van het minderwaardigheidsgevoel wordt niet meer gerept. Raadsels dus.

Evenals het gekozen lettertype: voor wie is dit boek bedoeld? Voor 8-jarigen die het lezen net onder de knie hebben? Maar die zijn toch nog niet belast met werkstukken over giraffen, zoals Juultje? Wat is de zin van de vermenging van realiteit en fantasie in dit verhaal?

De binnenwerktekeningen van Ingrid en Dieter Schubert zijn prachtig sprookjesachtig, de omslag biedt dezelfde verwarring als het lettertype. Maar het grootste raadsel vormde voor mij de openingszinnen. ‘Je zult het altijd zien: op vrijdag is het prachtig weer en 's zondags regent het. Maar nu was het nog vrijdag en de zon scheen.’ Wie beweert dat soort oubolligheden? Juultje? Dan is ze toch ouder dan je zou denken.



illustratie

Twee clownsverhalen zorgen voor de vrolijke noot in mijn verhaal. De wereld van Buster van Bjarne Reuter (Querido, ƒ 18,90 of Bfr 385) is een alleraardigst verhaal over een jongen die in de hoek zit waar de klappen vallen. Op school wordt hij altijd uitgelachen met gymnastiek. Van sommen snapt hij niks en als hij eens wil geuren met zijn toverkunsten, mislukken ze of is er net een leraar die hem in zijn kraag grijpt. Toch lijdt Buster niet echt onder zijn uitzonderingspositie. Dat komt misschien wel omdat zijn hele familie enigszins bijzonder is. Busters grootvader was de kanonnenkoning Osmann, zijn vader is een werkloze goochelaar, zijn moeder moet het geld verdienen en zijn zusje heeft een mank pootje. Maar Buster is optimist tegen alles in. Misschien wel omdat hij gevoel heeft voor poëzie, voor mooie verhalen, voor geuren en kleuren en tenslotte ook gezoend wordt door het meisje van zijn dromen! Het boek werd vertaald door Annelies van Hees die naast aardige vondsten als ‘Wie biedt er wat voor Busters uit de klei getrokken onderbroek?’ of ‘Geef terug, slijmerig langharig onderkruipsel.’ ook vreemde verrassingen heeft als ‘Het uitgelaten gejubel verplaatste zich van de harde tegels naar het trillende kippevel op de blote lijven.’ of woorden als gunk en glippen introduceert. De tekeningen van Juliette de Wit sluiten niet aan bij de poëzie van dit clownswezen. Dat is zeker wel het geval met de tekeningen van Annet Kossen in De zevende lente van Alexander, clown van Henri van Daele (Harlekijn, ƒ 17,90). Het verhaal is flauwer. Het handelt over een clown die de lente moet brengen. Hij wordt daarin gedwarsboomd door de bureaucratie en mannen met deukhoeden, maar geholpen door de onschuld van kinderen. Een bekend sprookjesachtig gegeven dat vriendelijk en wensvervullend is uitgewerkt in ontroerende zinnen als ‘nieuwe blaadjes reuzelen in de wind.’

En als droevig uitsmijter Bluf van Marion Dane Bauer (Van Goor, ƒ 18,90 of Bfr 385). Een consequent in het perspectief van de twaalfjarige hoofdpersoon geschreven relaas over de dramatische dood van een vriendje. Het gegeven lijkt sterk op We gingen bramen plukken van Doris Buchanan Smith, maar dat laatste is voor jongere kinderen en heeft een poëtischer karakter. In Bluf heeft de dood van Tony alles te maken met de manier waarop Joel en Tony samen optrekken. Het zijn twee vrienden die van jongsaf met elkaar zijn opgegroeid. Joel is de serieuze, Tony de uitdagende figuur vol dwaze ideeën. Joel voelt zich dikwijls geërgerd door Tony's bizarre plannen, maar juist omdat hij hem liefheeft als zijn eigen broer wil hij hem niet in de steek laten en volgt hij hem bij zijn gevaarlijke plannen. Hij wil zich niet laten kennen. Dat spel van uitdagen, afstoten en aantrekken loopt uit op een gevaarlijke zwempartij waarbij Tony om het leven komt. Joel weet zich geen raad. Eerst probeert hij zijn vriendje nog te redden, dan overweegt hij voorgoed te verdwijnen. Ontkennen wat er gebeurd is. Tenslotte keert hij terug naar huis en veinst alsof hij nergens van weet.

Die spanning tussen wat Joel voelt en wat hij doet is zeer goed getekend. Maar de werkelijkheid is bitter en natuurlijk komen de feiten boven tafel. Dan ook heeft Joel de kans zijn vader alle verwijten voor de voeten te werpen. Als hij niet had goed gevonden dat ze samen naar de Hongerige Rotsen gingen fietsen... De vader biedt geen valse hoop. Hij weet ook niet wat er na dit leven nog is. De enige troost die hij heeft, is het delen van het verdriet van zijn zoon, het niet afwijzen van zijn verantwoordelijkheid. Hij zal hem niet meer alleen laten met zijn onzekerheden. Een prima boek met een vertaling waarin de oorspronkelijk Engelse zinnen nog tamelijk storend te herkennen zijn.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Joke Linders

  • over Jacques Vriens

  • over Joep Bertrams

  • over Els de Groen

  • over Thea Beckman

  • over Ingrid Schubert

  • over Dieter Schubert

  • over Bjarne Reuter

  • over Juliette de Wit

  • over Annet Kossen

  • over Henri van Daele