de wandeling Schröderhuis genaamd) en de meubels, ontworpen door Rietveld, vertellen van een reactie op een bestaande situatie en de moed van sommigen om met tradities te breken.
In het Rijksmuseum van Volkenkunde in Leiden hangen op veel afdelingen maskers. Ze zijn gemaakt van klei, riet, hout of papiermâché en soms van goud of zilver bezet met edelstenen. Het kunnen toneelmaskers zijn van Japanners of Javanen, die vinden dat de spelers hun gezicht moeten verbergen achter maskers die gemoedsuitdrukkingen aangeven met typerende trekken. Onmiddellijk herkende het publiek daardoor de vrek, de dwaas of het onschuldige meisje. Andere maskers dienden als afweer tegen geesten en demonen of juist om een wezen te worden dat contact heeft met de goden, zoals bij de maskers van sommige Noordamerikaanse indianen. Maskers vertellen over de behoefte van de mens om zich te verschuilen en te beschermen, om een ander te zijn of contact te hebben met het hogere.
In het Haarlemse Frans Halsmuseum hangen beroemde schuttersstukken. Doeken vol pronkende heren, welgedaan en overdadig uitgedost in hun behoefte hun gewichtigheid te tonen, in hun voldoening te behoren tot de bovenlaag van een stad, tot die besloten herenclubs van hen die aan de touwtjes trekken. De schutterstukken vertellen van macht en ijdelheid, van zich belangrijker voelen dan de ander, van op de voorgrond dringen en uiteindelijk na al die eeuwen: van vergankelijkheid.
In het Stedelijk Museum van Amsterdam staat een kunstwerk waar de bezoekers in kunnen. Het is het café van Kienholz, een in 1964 door de kunstenaar perfect gecopieerd eetcafé op tweederde van de ware grootte. In het café doden mensen de tijd met praten en drinken. De hoofden van alle bezoekers bestaan uit klokken, zodat de toeschouwer zich het verglijden van de tijd op indringende wijze bewust wordt.
Ver weg woedt de oorlog in Vietnam. Een krantekop aan de muur meldt: Kinderen doden kinderen. Het café van Kienholz vertelt over de tijd en hoe die door mensen wordt gebruikt.
En even verder naar het zuiden tonen in het Natuurmuseum in Gent tientallen diorama's ondanks de vervreemdende omgeving van de oude abdij en de verstildheid van de opgezette dieren de rijkdom en variëteit van de natuur. Tegelijkertijd doet deze tot museumobjecten geworden flora en fauna een beroep op de bezoeker zich bewust te worden van de hem omringende bedreigde natuur, waarvan sommige verschijnselen nu al uitsluitend in musea te zien zijn.
In het Automobielmuseum te Brussel staan auto's die bijna allemaal verzameld zijn door één man: Ghislain Mahy. Een garagist die een groot deel van zijn leven besteedde aan het speuren naar oude auto's, vaak niet meer dan half gesloopte wrakken, die hij met veel zorg en liefde terugbracht in hun oude staat. De collectie in het Brusselse Wereldpaleis vertelt van de verzamelwoede en vasthoudendheid van meneer Ghislain, maar ook van gebruiksvoorwerpen die ooit als praktische middelen van vervoer werden gekoesterd door hun eigenaar, en verder zo gewoon waren dat ze werden afgedankt als ze op waren. Maar die nu, één of twee generaties later, geheel buiten hun context te zien zijn en worden aangegaapt als antieke wonderen van schoonheid en vernuft.
Het Regionaal Museum in Maaseik bevat onder meer de oudste particuliere apotheek van België en heeft verder binnen haar poorten een welvoorziene kruidentuin. Voorbeelden van volksgeneeskunde, kwakzalverij en in potjeslatijn gehulde deftigheid getuigen van de bekommering van de mens om zijn gezondheid, daarin bijgestaan door welwillende helpers dan wel overgeleverd aan gewetenloze zakenlui. De keur aan medische voorwerpen in het Maaseikse museum vertelt ook van de eeuwenoude strijd tegen ziekten, van overwinningen maar ook van telkens weer opdoemende nieuwe ‘gesels van de mensheid’.
De prille Stoomstichting Midden- en Zuidoost-Vlaanderen beijvert zich om de schat aan stoommachines in dit deel van België in stand en in beweging te houden. Op de geplande stoomdagen zullen ongetwijfeld drommen bezoekers zich verdringen bij de puffende en stampende monsters, overblijfselen van de door de aanwezigheid van kolen en ijzererts ooit voor België zo belangrijke industrialisatie. Het wonderlijke is dat de machines nu nostalgie oproepen en velen bereid zijn hun vrije tijd op te offeren om te sleutelen, te poetsen en kolen te scheppen, terwijl het eigenlijke verhaal van de stoommachines er een is van grauwe fabrieken, lange werkdagen, vrouwen- en kinderarbeid.
Voorwerpen in musea vertellen een verhaal. Voorwerpen leggen een relatie tussen de nieuwsgierige, verwonderde, belangstellende beschouwer en mensen uit het verleden of andere culturen. Het is de taak van musea en het onderwijs die broze relatie, zeker waar het de jeugd betreft, in stand te houden en te bevorderen.