Iedere basisschoolklas uit Den Haag en regio is maximaal twee keer per jaar welkom zodat we zoveel mogelijk scholen kunnen bereiken. In het museum proberen wij de kinderen duidelijk te maken hoe musea functioneren. Het is een plaats waar je ongestoord en op je gemak naar de kunstwerken moet kunnen kijken en waar je je aandacht richt op een deel van de collectie en niet alle zalen gaat bekijken.
Om de relatief korte tijd dat men in het museum is zo effectief mogelijk te benutten, wordt de leerkrachten verzocht de museumles op school voor te bereiden.
Een vouwblad met lessuggesties of een lesbrief kan hierbij een rol spelen, maar ook bijvoorbeeld een videofilm. Dat laatste is het geval voor onze les over eetgewoonten ‘Aan tafel’. In de tentoonstelling maakt men kennis met diverse soorten tafels en tafeldek uit de 16de, 17de en 18de eeuw: zowel voor gewone mensen als voor welgestelde burgers. De relatie tussen objecten en tafelmanieren, eetgewoonten en voedsel komt ter sprake, evenals de herkomst van servies en kruiden bijvoorbeeld. Om te vermijden dat de kinderen tijdens de museumlessen teveel verbale informatie ontvangen, zijn ook andere didaktische werkvormen gehanteerd, zoals het invullen van vragenlijsten betreffende de opstelling, laten zien van kleurexperimenten of het relateren van beeld en geluid met behulp van een electrospel.
Het electrospel.
Op deze wijze vermengt de museale theorie zich met de praktische ervaring van het kind. In het geval van ‘Aan tafel’ worden de kinderen meegenomen naar een ruimte waar zij eigentijdse bestekken mogen onderzoeken op vorm en functie. Door een stukje koek te snijden worden mes en vork praktisch getoetst en door limonade te lepelen wordt ervaren dat een mooie lepel niet effectief hoeft te zijn.
Door op deze manier met een onderwerp bezig te zijn, maken de kinderen kennis met de analytische, ontdekkende manier van kijken die het museum zo interessant maakt.
Een andere benaderingswijze werd gevolgd voor de les die gegeven werd in relatie tot het Nederlands Kostuummuseum: ‘De poppen aan het dansen’. Tijdens deze museumles kwamen verschillende facetten van poppen en poppenspel aan de orde: wat maken de poppen van vroeger duidelijk door hun kleding, uitdrukking of materiaal. De kinderen kijken er niet alleen rond maar door middel van een voorgelezen poppenverhaal wordt ook getracht de poppen tot leven te brengen. Tot slot van de les wordt een poppendans uitgevoerd door drie als poppen verklede kinderen: een lappenpop, een porceleinen pop en een houten pop. Deze associatieve benadering maakte het mogelijk zich te richten op jongere kinderen: groep 2 tot en met 5.
Een andere didactische werkvorm.