overgelaten, bouwen zij hun fantasierijke spel uit naar de werkelijkheid en raken verzeild in de club van enge mensen. De moeder van die twee kinderen is op het congres van die engerds aanwezig, verwondert zich nauwelijks over de aanwezigheid van die kinderen daar en treedt tussendoor - dus niet expliciet in de moederrol, maar met wel veel overeenkomsten - op als de vertellende persoon die aankondigt, verbindingen legt, duidt, vooruitwijst en verklaart. Tussen neus en lippen worden nog wat aardigheden over werkende moeders en schimpscheuten op het bestuurlijk beleid van Amsterdam geventileerd. Kortom een vermoeiend boek, dat maar weinig kinderen zal boeien, lijkt mij. Maar zoals gezegd: het zit knap in elkaar, een Revisor-auteur waardig.
Nog zo'n variant op droom en werkelijkheid is Indiaan in de kast van Lynne Reid Banks (Hans Elzenga, ƒ 28,50 / Bfr 570). Tommie krijgt voor zijn verjaardag een oud medicijnkastje en een plastic Indiaantje. Niet veel bijzonders dus, maar als hij 's nachts dat indiaantje in het kastje opsluit, gebeuren er wonderlijke dingen.
De indiaan komt tot leven en daardoor raakt Tommie in heel wat moeilijkheden verzeild. De nadruk ligt hier op de verantwoordelijkheid die Tommie voelt voor alles wat hij, via zijn medicijnkastje, tot leven heeft gewekt. Een verantwoordelijkheid die moeilijk te dragen blijkt en dus moet hij de indiaan en zijn makkertjes wel weer terug laten gaan naar waar ze vandaan komen.
Over de afkomst van die figuurtjes wordt overigens door de schrijfster niet gerept en ook het optreden van de moederfiguur en de schooldirecteur is niet overal even loepzuiver, maar als avontuur waarvan ieder kind kan dromen is Indiaan in de kast wel bevredigend.
De combinatie van droom en werkelijkheid, van fantasie en feiten vind ik minder goed geslaagd in Is alles hier klassiek? van Miek Dorrestein (Ploegsma, ƒ 24,50 / Bfr 290). Het boek is uitgekomen ter gelegenheid van het 100-jarig bestaan van het Concertgebouworkest. En als bron van informatie valt er weinig op aan te merken. Er wordt heel wat geopenbaard over de geschiedenis van het gebouw, over de verschillende activiteiten, over de versiering en aankleding, over de verschillende soorten muziek die er ten gehoren worden gebracht etc. Maar de gekozen formule is behoorlijk afgesleten: twee broertjes die een stout stukje uithalen, het concertgebouw binnendringen op een middag dat De Gebroeders Leeuwenhart op de televisie ‘komen’ (of bedoelde de schrijfster dat de gelijknamige film te zien was?) en daar slaags raken met een bijdehand meisje dat alles weet maar zich toch door de jongens laat intimideren. De geschiedenis laat zich snel navertellen: ze dwalen van de ene zaal naar de andere, - lastige volwassenen worden vakkundig uitgeschakeld - en in elke zaal is wel iets anders spannends te beleven: portretten die tot leven komen, een deuntje of een wijsheid weggeven en opname-apparatuur die nog aanstaat. Ik hou er niet van, van zo'n valse en onnodige vermenging van feiten met een niet bestaande kinderboekenwerkelijkheid. Ik hoor voortdurend valse tonen in de kinderachtige dialogen, maar misschien heb je daar geen last van als je tien jaar bent.
Dokter Levertraan, Doc Silver en Reinoud van Ivan Wolffers (Van Goor, ƒ 10,- / Bfr 200) bewijst dat het allemaal nog erger kan. In dat boek vraagt Annelies ‘met haar blonde paardestaart en een nieuwe spijkerbroek aan’ iets over AIDS. De uitleg van de biologieleraar is zo spannend dat Reinoud er ziek van wordt, zich ernstig zorgen maakt over zijn virusziekte en in zijn koortsdromen bezoek krijgt van twee figuren uit Schateiland. (Ach ja, 't is toch maar voor kinderen en dan kan en mag alles.) Die twee gaan een lekker potje ruziën over gezondheid en de ethiek van de medische wetenschap. Dat materiaal gebruikt Reinoud voor een werkstuk over ziekte en gezondheid. ‘En betrek daar dan AIDS bij. Je kunt misschien artikelen uit de krant knippen en inplakken. Zie maar.’
't Is natuurlijk wel droevig gesteld met ons onderwijs maar zo bruin heb ik het toch nog nooit gebakken gezien: je ziet maar, een werkstuk over het een of ander en je mag er ook bij knippen en plakken. Ik bedoel maar.
Verder gebruikt Ivan Wolffers op onbegrijpelijke wijze de o.t.t. en de o.v.t. door elkaar. ‘Reinoud is een paar dagen ziek... 's Morgens wilde hij aan het werkstuk beginnen... Hij maakte wat aantekeningen... Dat lijkt hem handig.’ Misschien is een gewoon taallesje net zo handig als het maken van werkstukken. Misschien moet meneer Wolffers eens gaan nadenken over wat hij met zijn werkstuk over ziekte en gezondheid wilde bereiken, voor wie hij het schreef en vooral hoe je zoiets dan moet aanpakken.
Hoog bezoek (Van den Berg, ƒ 16,-) bevat verhalen door kinderen uit Kampen geschreven naar aanleiding van het bezoek van Koningin Beatrix aan die stad.
Hoogst vermakelijk voor volwassenen die iets willen begrijpen van de Kampense kinderziel.
Er steekt een hand uit de wc, samengesteld door Ilonka Verdurmen (Gooi & Sticht), bevat gedichten van kinderen over griezelen en bang zijn. Voor dezelfde doelgroep, lijkt me, als het vorige boekje al liggen de mogelijkheden voor herkenning bij kinderen iets dichter bij huis. ‘Als je bang bent voor spinnen / en er zit een spin in je ijskast / dan kan die spin wel tegen de kou / maar niet tegen warmte.’ Salina, 11: ‘Ik ben bang om over te geven / omdat ik het vies vind.’
Anonieme jongen, 11: ‘Toen ik voor het eerst op school kwam/was ik bang voor de juf en de kinderen/want ze keken mij allemaal aan.’
Praat jij met beesten van Ben Kuijpers (Sjaloom, ƒ 18,90 / Bfr 370) is een verzameling verhaaltjes rondom Roosmarijn die dol is op dieren. In elk verhaaltje komen weer andere dieren, hun behoefte aan verzorging en hun probleempjes aan bod. Er is erg veel uitleg en veel beschrijving. Roosmarijn blijft een vrij kleurloze figuur, omdat er voortdurend van alles uitgelegd moet worden. De verhalen zijn kunstmatig op de omgang van mens en dier toegespitst en missen daardoor een natuurlijke samenhang. De tekeningen van Kees de Kiefte hebben bijzondere aantrekkingskracht.
Pepijn de planter van Gorel Kristina en Lars Klinting (Ploegsma, ƒ 19,90 / Bfr 398) is gewoon een lekker en duidelijk instructieboek voor kinderen die willen weten hoe je moet zaaien, wieden en oogsten, wat je met die oogst vervolgens kunt doen etc. Niks geen valse verhaalromantiek maar wel leuk aangekleed met anecdotes en een beetje weeïge tekeningen. Maar duidelijk qua opzet en uitwerking.