het kinderboekenfonds drastisch te vernieuwen.
Altiora is een uitgeverij van zowel religieuze boeken als kinderboeken. Voor de kinderboekenafdeling is Norbert Vranckx de verantwoordelijke uitgever. Hij wordt bijgestaan door twee redacteurs, Marc Michiels en (part-time) Sara Buelens. Norbert Vranckx: ‘Zelden zie je een zo duidelijk geprofileerde uitgeverij. In ieder geval hier in Vlaanderen weet iedereen dat Altiora een Rooms-Katholieke uitgeverij is. Ik hoef zelden met auteurs te discussiëren over de strekking van hun werk; men weet naar welke uitgeverij men het manuscript stuurt. Dat wil overigens niet zeggen dat de boeken een uitgesproken katholieke boodschap moeten brengen, of dat in onze boeken geen onderwerpen als euthanasie en andere hete hangijzers aan bod zouden kunnen komen. Daarover praten we dan vaak wel. Ik houd niet van extreme standpunten. We vinden altijd een oplossing.’
- Hoe is de opbouw van het fonds tot stand gekomen? Waar komen je auteurs vandaan?
‘We zijn begonnen met het uitgeven van boeken van auteurs die in bijvoorbeeld Top-magazine schreven. Nooit hebben we meegedaan aan wat ik als typisch voor Vlaamse uitgeverijen zie: manuscriptenwedstrijden uitschrijven, met uitgave als prijs voor het beste manuscript. Een zeer goedkope en soms doeltreffende manier om aan auteurs te komen. Wat je dan zag, en nog ziet, is dat je enkele weken na de sluitingsdatum nog veel nieuwe manuscripten binnenkreeg. De auteurs van afgewezen manuscripten sturen die naar andere uitgeverijen; zo krijg je van die rondreizende manuscripten. Daartussen kan een goede auteur zitten, maar in het algemeen heb ik ons fonds anders, bewuster willen opbouwen; door mensen aan te spreken, en niet passief af te wachten wat er op zo'n wedstrijd of anderszins afkomt.
Tegenwoordig krijgen we natuurlijk, als iedere uitgeverij, ook veel ongevraagde manuscripten binnen.
En als je eenmaal auteurs hebt, dan komen die weer met nieuwe boeken. Dat gaat bij ons niet op contract, het is puur een relatie die je met je auteurs moet opbouwen. En een enkele keer vragen we auteurs ook wel om een bepaald idee uit te werken: dat lukt soms.
Overigens hadden Vlaamse uitgeverijen naar mijn opvatting tot voor kort veel minder vaste auteurs dan Nederlandse, althans wat betreft kinderboeken. Er waren vroeger geen speciale kinderboekuitgeverijen, alleen algemene uitgeverijen die ook kinderboeken in hun fonds hebben. Vandaar ook dat manuscriptenwedstrijden zo populair waren. En het kwam vaak voor dat een kinderboekauteur zijn werk bij meerdere uitgeverijen zag verschijnen.
Sinds kort komt daar verandering in. Er komen uitgeverijen als Clavis, Facet, Infodok, die zich net als Altiora bewust toeleggen op kinderboeken. En in het algemeen wordt er dan ook bewuster aan fondsopbouw gewerkt, en doen uitgevers meer hun best hun auteurs in het fonds te houden.’
- Stel je de auteur wel eens voor zijn of haar werk te veranderen, en hoe ver ga je daar in?
‘Wij stellen auteurs regelmatig veranderingen voor, maar vrijwel altijd op het vlak van enerzijds stijl en anderzijds syntaxis en woordgebruik. Een enkele keer stellen we een auteur een andere wending in het verhaal voor, maar dat komt echt niet vaak voor. Kijk, als ik een manuscript lees waarvan ik denk, het gegeven is wel leuk, maar de uitwerking deugt niet, dan ben ik niet geneigd net zolang te gaan sleutelen en laten herschrijven totdat het iets voorstelt. Ik wil toch enige vakbekwaamheid zien, anders ga ik het niet uitgeven. Dus als de verhaalopbouw volgens ons niet deugt, dan zijn we snel met afwijzen.
Norbert Vranckx (links) met auteur Bart Moeyaert
Met stijl ligt het anders. Het komt regelmatig voor dat we een verhaal goed vinden, maar over bepaalde stijlkenmerken met de auteur van mening verschillen, dat we hem of haar bijvoorbeeld te bombastisch vinden. Dan gaan we daarover in discussie. Tegenwoordig ligt dat trouwens makkelijker dan vroeger, auteurs zijn een kritische houding van uitgevers gaan vragen en denken minder vaak dat hun werk echt helemaal puntgaaf is. Verder blijft stijl in hoge mate een kwestie van smaak. Weer anders ligt dat met syntaxis en woordkeus. Van fouten op dat vlak leggen we een lijstje aan, en als dat nodig is houden we dat de auteur voor. Niet als schoolmeesters, maar toch wel om te trachten die auteur van die fouten af te helpen. Op dat vlak doen we dus wel aan een soort begeleiding, en het is ook het enige vlak waarop je echt van fouten kan spreken. We vinden wel belangrijk dat de auteur meent dat hij er zelf iets aan heeft, en dat geldt ook voor discussies over stijl.
Het is misschien ook de enige vorm van vaktechnische begeleiding die wij toepassen. Ik zou dat graag willen uitbreiden, maar dat is op dit moment praktisch onmogelijk. Hoewel, dat moet ik zeggen, we met sommige auteurs in bijvoorbeeld de Top-reeks wel intensiever overleg hebben gevoerd over hun werk.
Los daarvan onderhouden we natuurlijk zo goed mogelijk contact met onze auteurs. We vinden met name dat het werk van de uitgever niet klaar is als het boek er ligt. Dat boek moet verkocht worden, de auteur verwacht reacties. En als het een eerste boek is treedt vaak een soort faalangst op; het tweede boek, vindt de auteur, moet dan beslist beter, en dan is daar vaak de angst dat dat niet gaat lukken. Ik vind het ook tot het werk van de uitgever horen de auteur daarin te begeleiden, en ook het helpen opvangen van negatieve reacties en dergelijke. Het onderhouden van zo'n contact is zowel in het voordeel van de auteur als van de uitgever. De relatie tussen uitgever en auteur is uiteindelijk een zaak van vertrouwen.’