Uitgeven is een heel persoonsgebonden vak
Een interview met uitgeefster Henny Bodenkamp
Door Nettie Heimeriks
Zoveel uitgevers, zoveel zinnen en werkwijzen. De een doet meer aan editing (Amerikaans voor sleutelen aan teksten) dan de ander, de een heeft andere opvattingen over hoe met auteurs om te gaan. Hieronder een gesprek met een tweede ervaren rot in het vak, tegenwoordig uitgeefster bij Van Goor. De interviewster is docente jeugdliteratuur aan de Frederik Muller Academie te Amsterdam, en maakt deel uit van de redactie van Leesgoed.
De ervaring van Henny Bodenkamp met het uitgeven van kinderfictie is ruim. Zij kent de kinderboekenmarkt vanaf de zeventiger jaren. Haar herinnering aan die beginperiode vat zij samen in ‘tam’. ‘Tam wat betreft onderwerpen in het aanbod, veel clichématig geschreven verhalen en illustratief slecht. En met slecht bedoel ik dan vooral slecht beeld. Er waren enkele uitschieters en die breng je dan op de markt, bv. Matute's poëtische en verstilde Paola en Nin, Southall's Josh, een boek dat je dwingt tot nadenken over wat je doet en waarmee je bezig bent, en Hamilton's De hoogvlieger, een schitterend literair verhaal. Ja, en dan blijkt dat kinderen het liefst tegen een bal trappen en niet goed raad weten met perspectivisch denken en verstilde beelden. Om dat vlakke aanbod te doorbreken, bleef ik die verhalen uitgeven, je wilt op integere wijze je keuzes maken, realiseert je dat je je doel voorbijstreeft wat betreft doelgroep, maar wat betreft verdieping en vooruitgang in de kinderboekproduktie was die wijze van fondsvorming heel belangrijk.’
- Is er onderscheid tussen het uitgeven van literatuur voor volwassenen en literatuur voor kinderen?
‘Nee. De beweegreden is dezelfde, al zou ik nooit voor volwassenen willen uitgeven. Toen ik begon was er weinig voor kinderen en volwassenen hadden alles al. Voor idealisten is de sociaal-maatschappelijke kant van het uitgeven boeiend. Door literatuur uit te geven kan je invloed uitoefenen op het denken, met name op de ingekankerde vooroordelen.
Tijd en gebeurtenissen om je heen maken dat je voortdurend op zoek bent naar talent en naar nieuwe titels. Ook mijn criteria verschuiven, zij het marginaal. Hoewel natuurlijk onlosmakelijk met elkaar verbonden, ben ik nu meer geboeid door verhaal dan gefixeerd op literaire waarden.
Goed geschreven betekent vooral lading hebben. Zoals Jan Blokker zei, mogelijk is dat een kenmerk van goede verhalen, dat er een geheim mee gemoeid is dat zich nooit helemaal laat ontsluiten.
Nu geef ik Alfonzo Bonzo uit naast Bluf. Beide zijn overtuigde keuzes. Alfonzo Bonzo is een nieuwe lijn in de ontwikkeling, en Bluf is een stap verder in de ontwikkeling van het denken over de dood in de jeugdliteratuur. In Bluf staat de mens centraal, het individu is het allerbelangrijkst, en daarnaast is het prachtig en geserreerd geschreven. De boodschap van het leven, en dus van de kinderliteratuur, zit niet in elkaar als 1 + 1 = 2; 2 + 5 is ook 2, in boeken moet je mogelijkheden vinden om taboes te doorbreken.’
‘Het is moeilijk om invloed uit te oefenen op auteurs. Ze beschikken over een eigen talent. Daar mag je niet aan rommelen. Je zet mensen niet zomaar aan tot schrijven, zo werkt dat niet. Wel door contact met ze te houden, door bezoeken en gesprekken, en dan vooral niet over boeken. Aanzetten beperkt zich tot enthousiasmeren. Het is een natuurlijk proces, daar is weinig aan te organiseren.
De auteur heeft inspraak bij de titelkeuze en de keuze van de illustrator. Het is niet zo, dat het nichtje van de auteur het boek mag illustreren, tenzij ze bewijst dat ze goed genoeg is om dat boek te illustreren. Normaal stel ik drie illustratoren voor die ik zelf via schifting heb uitgekozen.
De relatie met auteurs is vriendschappelijk en zakelijk, dat kan niet anders, uitgeven is een heel persoonsgebonden vak. Er is een enorme binding aan twee kanten.
Bij het lezen van een manuscript ga ik ervan uit dat de auteur wat kan. Ik let erop of het stilistisch goed in elkaar zit, daarna volgt de vraag: wat is dit voor verhaal. Bij het beoordelen besef ik dat er lang en intensief aan een manuscript gewerkt is, en dat mijn kritiek integer moet zijn, en verder zijn wij God niet dat wij daarover kunnen oordelen, kwaliteit is persoonsgebonden. Somige auteurs zie je beter worden, omdat ze zekerder worden; dat is vooral een ontwikkeling van de auteur zelf.
Uitbouwen van het fonds en de fondslijnen vereisen dat je zoekt naar nieuw talent. Per jaar hebben we enkele nederlandstalige debuten, meestal uit toegezonden manuscripten. Ongevraagd werk dat we niet willen uitgeven gaat retour met een brief als bijvoorbeeld deze:’
Geachte heer,
Het idee dat ten grondslag ligt aan uw verhaal is aardig en origineel. Over de uitwerking ervan zijn wij minder enthousiast. Het verhaal slaat al gauw op hol en ontaardt in een opeenvolging van losstaande gebeurtenissen, alsof de schrijver de ene inval na de andere achter elkaar opschrijft zonder rekening te houden met het geheel. Een verhaal is tenslotte iets dat leeft, het moet een organisch geheel zijn, zoals een getekend poppetje armen, benen en een hoofd moet hebben, hoe karikaturaal ook weergegeven. Het gegeven behoeft zeer strakke teugels, alleen dan heeft het kans een goed en geestig verhaal te worden.
Bijgaand zenden we u het manuscript terug.
Met vriendelijke groet,
Henny Bodenkamp