ging dat alles plotseling van het een op het andere moment onherstelbaar kan veranderen en je leven nooit meer wordt als het was. Ik wist jarenlang, vanaf de beginjaren tachtig toen ik aan het verhaal begon, niet waarom ik over de watersnoodramp wilde schrijven. Achteraf, nu het boek klaar is, weet ik dat het deze diepe angst voor onverwachte levensbedreigingen is die de drijfveer van het schrijven geweest is, en dit verhaal verbindt met mijn twee eerste boeken. Maar naast deze angst voor een fatale destructie staat ook de fantastische kracht van mensen om daar dwars doorheen te komen en het leven weer positief aan te gaan. In die zin zou je kunnen zeggen dat Die fatale nacht een autobiografische kern heeft die, ook al zijn de omstandigheden anders en is de dreiging van de oorlog vervangen door de angst voor het water, niet veranderd is.’
- Je bent enkele keren op Schouwen-Duiveland geweest om je te documenteren. Hoe is dat precies in zijn werk gegaan. Ben je de archieven ingedoken? Heb je met mensen gepraat?
Johanna Reiss
‘Dat laatste vooral. Het is eigenlijk heel gewoon gegaan. Na wat rondreizen en aarzelen heb ik gewoon bij enkele huizen aan de bel getrokken en gevraagd naar mensen die de ramp hadden meegemaakt en daarover wilden vertellen. Binnen de kortst mogelijke tijd zat ik aan de keukentafel met een bord aardappelen en sju voor me en kreeg ik de eerste ervaringen te horen. Vaak vertellen de mensen me dat het allemaal erg lang geleden was en dat het ze niet zo veel meer deed, maar ik merkte dwars door de Zeeuwse geslotenheid heen dat er sterke emoties naar boven kwamen en veel van wat er gebeurd is nooit verwerkt is kunnen worden. Op deze manier maakte ik kennis met een aantal mensen bij wie ik heb gelogeerd, die me heel veel vertelden, ook over zichzelf, en uiteindelijk model hebben gestaan voor enkele hoofdpersonen uit het verhaal. Zo ben ik via via terecht gekomen bij de inmiddels overleden oud-hoofdredacteur van de Zierikzeeuwsche Nieuwsbode van wie ik veel te weten ben gekomen over de feitelijke gang van zaken tijdens de overstroming. Ik ben een vreselijk nauwkeurig researcher en wil alles van begin tot eind weten, ook al besef ik dat bij het schrijven slechts enkele details een plaats zullen krijgen. Ik heb lang geaarzeld over hoe ik al die persoonlijke ervaringen die mensen me in volle vertrouwen vertelden zou verwerken. Ik wilde ze die vreselijke gebeurtenissen op een heel goede manier teruggeven en dat gevoel van verantwoordelijkheid is me tijdens het hele schrijfproces bijgebleven.
De eerste keer dat ik me ging oriënteren was het zomer in Zeeland en de gegevens waar ik na enige tijd in mijn hoofd mee rondliep, kon ik op geen enkele manier in overeenstemming krijgen met het landschap, de natuur, de zee. Dat lukte niet, er was teveel afstand, teveel verschil.
Daarom ben ik later teruggegaan in de winter, als de kou en de kaalheid het land en de zee beheersen. Op een of andere manier wilde ik iets van de ontberingen voelen die de mensen toen hebben moeten doorstaan, iets van de onherroepelijkheid ervaren van dreigend natuurgeweld. Toen ben ik een keer de dijk afgestapt het water in.’
- Alles bij elkaar, documentatie en schrijven, heb je over Die fatale nacht zo'n vijf jaar gedaan. Hoe is dat precies gegaan?
Ik zei al dat schrijven me niet gemakkelijk af gaat. Het duurt lang voor ik iets op papier krijg, fragmenten, notities, die nog ongevormd een hoeveelheid materiaal is waar ik pas na lange tijd een lijn in aanbreng. En als dat gebeurd is, en ik lees het na een tijdje over, begin ik te veranderen en te herschrijven. Die onzekerheid over het resultaat, want dat is het toch, blijft heel lang aanwezig. De allereerste keer iets opschrijven ervaar ik als iets waar ik huizenhoog tegen op zie, net zoiets als kiezen laten trekken, woord voor woord. Maar bij een tweede en derde versie verdwijnt die onzekerheid langzaam naar de achtergrond. Zo zijn ook De schuilplaats en Geen slecht jaar geschreven, blaadjes vol notities die op den duur en, moet ik zeggen, soms tot mijn eigen verbazing een verhaal, een boek werden.’
- Is Die fatale nacht ook eerst in het Engels geschreven?
Ja, onder de titel The Flood zijn de eerste versies geschreven. Ik kan niet anders dan in het Engels schrijven, zeker als ik thuis in New York ben. Mijn gedachten en gevoelens uit ik het beste in die taal, maar soms komen er Nederlandse woorden tussendoor omdat die op een of andere manier beter zeggen wat ik op dat moment voel. Dat komt omdat ik in de ruim dertig jaar dat ik nu ik Amerika woon de navelstreng met Nederland nooit heb doorgesneden; elk jaar steek ik de oceaan over, bezoek familie en bekenden en spreek weer mijn eerste taal.’
- Heb je het boek zelf vertaald?
Nee, dat durf ik toch niet aan, het is goed dat door iemand anders gebeurt. Mijn vorige twee boeken zijn door Bob den Uyl vertaald, nu heeft Wiebe Buddingh' het gedaan. Maar ik lees de vertaling wel heel kritisch en geef, als dat nodig is, adviezen. Met de Nederlandse tekst zoals die er nu ligt ben ik in ieder geval heel tevreden. Die fatale nacht verschijnt overigens eerst in het Nederlands, daarna, hoop ik, snel in Amerika, een omgekeerde situatie vergeleken bij de twee eerste boeken.’
- Ben je nu Die fatale nacht uit is, met iets nieuws bezig?
Ja en nee. Nee omdat ik nog niet echt aan het schrijven ben en alles nog in het prille stadium verkeert van losse invallen, rudimentaire notities en af en toe een fragment. Er is ook nog geen duidelijk verhaal. Het enige wat ik weet is dat het zal gaan over mijn ervaringen in Amerika. Maar vraag me niet verder naar het hoe of wat, want ik kan je geen antwoord geven. Of het even moeizaam zal verlopen als altijd, ja, daar ben ik wel bang voor, al hoop ik tegelijkertijd dat het weer niet twaalf jaar duurt voor het boek verschijnt. Het begin, de motivatie, is er, de rest is afwachten en hard werken.