Goed gelezen
Uit de C-kast
Door Max Verbeek
Boeken voor lezers van 12-16 jaar
Sommige schrijvers bezorgen je met een nieuw boek nauwelijks een verrassing. Je kent hun voorkeur voor tijd en plaats van handeling, je herkent karakters, thema's en motieven. Anke de Vries koos al vaker als vertelstof een paar jonge, gewone mensen die zich in Frankrijk, in een nabij verleden, in een kritieke situatie staande moeten houden. Dat lukt ze keer op keer dankzij hun positieve instelling, zonder dat de schrijfster dat nadrukkelijk als boodschap verkondigt.
Thea Beckman keerde eerder terug naar een spannende episode uit onze vaderlandse geschiedenis, waarin Utrecht een hoofdrol speelde. We kennen haar voorkeur voor fiere, kordate meisjes en vrouwen, die in wijsheid en doortastendheid de mannen veruit de baas zijn. We hebben vaker gelezen hoezeer zij geweld en agressie in de mens afkeurt.
Ondanks deze elementen van herhaling kan er toch sprake zijn van een boeiend verhaal.
Wat mij betreft is dat Anke de Vries beter gelukt dan Thea Beckman.
Opstand van Anke de Vries (Lemniscaat, ƒ 22,50, Bfr 450) verplaatst ons naar de Midi in het begin van deze eeuw. De wijnboeren lijden honger als gevolg van overproduktie en doordat ze niet kunnen concurreren met de goedkopere, maar aangelengde buitenlandse wijn. De centrale overheid in Parijs helpt niet, integendeel, in plaats van hun belastingschuld kwijt te schelden, stuurt Parijs het leger op hun dak als de boeren in opstand komen. De oplossing, het opheffen van de monocultuur en naast druiven ook groenten en ander fruit telen, komt van een verstandige vrouw, die doet denken aan de Thuleense wijze vrouwen van Thea Beckman.
De twee historische (?) hoofdpersonen, de a-politieke, naïeve, bevlogen volksmenner, die politiek garen poogt te spinnen uit de wijncrisis en de volksopstand, worden wat zwart-wit getekend, maar misschien moet dat ook wel in een jeugdroman, waarin de politieke listen en lagen van volwassenen aan de kaak worden gesteld. Natuurlijk zijn er ook een meisje en een jongen. Het meisje is trouwens ook een echt Beckman-type: verstandig, aardig, wijzer en minder impulsief dan de jongen.
Anke de Vries vertelt schijnbaar moeiteloos. Het verhaal is eenvoudig van taal en structuur, alleen de mooi vertelde, voorspellende dromen van het meisje zorgen voor een verrassende onderbreking. De historische informatie is handig in het verhaal verwerkt.
Die souplesse ontbreekt volledig in De Val van de Vredeborch van Thea Beckman (Lemniscaat, ƒ 27,50, Bfr 550). Zij beschrijft dit keer de aanloop tot en een deel van de 80-jarige oorlog. Net als in De Stad in de storm staat Utrecht, bezet door buitenlandse soldaten, centraal. Verder herkennen we het assertieve, zelfbewuste meisje ‘met donkere ogen en een eigen willetje’ van het type Hasse Simonsdochter, dat ook al optrad in haar trilogie: daarnaast het type Joris Goedbloed, een eerlijke, hardwerkende genuanceerd denkende ambachtsman als held; vertrouwde motieven als bijgeloof, vrouwelijke superioriteit en mannelijke agressie. Net als in haar andere historische romans is het geschiedenisverhaal allesoverheersend. Het lijkt alsof een ouderwetse, gedreven schoolmeester aan het woord is, die niet van ophouden weet, die bij elk plaatje van de toverlantaarn minstens een uur stilstaat en tekst en uitleg geeft, tot het geeuwen van zijn leerlingen hem eraan herinnert dat hij weer even voor wat actie en dialoog moet zorgen. Toegegeven, Beckman levert degelijk vakwerk, zij heeft zich vast en zeker gewetensvol gedocumenteerd, maar het kost haar, in tegenstelling tot De Vries, moeite het levensverhaal van haar hoofdpersonen zo te vertellen, dat het niet te lijden heeft van haar onbedingbare neiging ook steeds het algemene geschiedenisverhaal te vertellen, alsof ze bang is anders onvolledig te zijn. Juist die zucht naar volledigheid en het nadrukkelijk hameren op haar thema: het verwerpelijke van onverdraagzaamheid en geweld, maken dat de lezer geen ruimte voor eigen interpreratie wordt gegund.
Alles wordt tien keer uitgelegd. Toch is het geen slecht boek. Op sommige punten boekt Beckman vooruitgang. Scherper dan in voorgaande romans zijn haar typeringen. Nieuw is het wisselen van persectief: het is interessant hoe zij de lezer op de hoogte stelt van de gedachten van verschillende personen over elkaar. Zo merk je hoe mensen zich vaak in elkaar vergissen, vooral waar het het oordeel over henzelf betreft. Schrijnend en boeiend is de beschrijving van de bestorming en plundering van Oudewater. De waanzin van de oorlog en de laagheid van de mens worden daar gezien door een jongen, maar in feite nog veel te duidelijk vanuit het moraliserende standpunt van de vertelster. Toch blijft dat beeld je bij: burgers uit omringende steden zijn toegestroomd om van het schouwspel te genieten en in de hoop voor een prikkie de buit van de plunderaars te kunnen verkopen. Verkrachte meisjes en vrouwen worden als dienstmeisjes te koop aangeboden en gaan grif van de hand.
Storend daarentegen zijn weer haar, keurig verwoorde, cliché's: levenswijsheden als ‘oorlog en geluk, dat zijn onverenigbare zaken’; de verheerlijking van de onverzettelijke, dappere, slimme Geuzen tegenover de ijdele, arrogante, domme Spanjaarden. Weinig sprankelend is de stijl: correct, vakkundig, maar o zo saai.
Tot slot nog een constante in het werk van Thea Beckman: een verbazingwekkende preutsheid. Uitvoerig beschrijft ze wat jongens aantrekkelijk vinden in een meisje: een eigenwijs neusje en een slanke taille. Zouden ze in de tijd van Breughel echt geen oog gehad hebben voor borsten en billen?
Kortom, het boek laat me achter met gemengde gevoelens. Ik bewonder haar vlijt en vakmanschap, maar als verhaal stelt het me teleur.
En dan nu iets heel anders, om ook eens een cliché te gebruiken.
Verhalen uit Moskou van Ljoedmila Sabinina (Leopold, ƒ 24,50, Bfr 490). Vier eenvoudige maar innemend vertelde verhalen, soms niet meer dan een schets, een