Voorkomen is beter dan genezen
Kunstzinnige vorming is de verzamelnaam voor vormingsactiviteiten of onderwijs zo men wil, op het gebied van de kunsten.
We onderscheiden daarbij tenminste zes kunstvormen: muziek, drama, beeldende kunst, dans, audio-visuele kunst en literatuur. Hier gaat het natuurlijk om dat laatste.
Kunstzinnige vorming is ook te onderscheiden in actieve en receptieve vorming. Bij literaire vorming in het basisonderwijs beperken wij ons hoofdzakelijk tot receptieve vorming, al komen daarbij wel actieve aspecten aan bod.
Onder receptieve vorming verstaan wij
a. | het bewust kennis maken met kunstuitingen van anderen |
b. | het al onderzoekend en vergelijkend informatie verzamelen over vorm en/of inhoud |
c. | het zo mogelijk beter leren begrijpen van bedoelingen en achtergronden van de kunstenaar |
d. | het komen tot een eigen en min of meer gefundeerd oordeel over dergelijke kunstuitingen. |
Dat is mooi en ambiteus, maar niet simpel gerealiseerd. Op veel scholen is receptieve kunstzinnige vorming niet of nauwelijks bekend, laat staan dat het een integraal onderdeel van het onderwijsprogramma uitmaakt. Schoolvoorstellingen en schoolconcerten zijn nog het meest bekend, maar helaas zien veel scholen dat meer als een onderbreking van hun lessen dan als een onderdeel daarvan.
Sinds drie jaar heeft het steunpunt een werkgroep receptieve vorming die als taak heeft een aanbod te verzorgen dat mogelijkheden biedt voor onderwijsactiviteiten rond diverse kunstuitingen. Na eerst voorzichtig begonnen te zijn met theaterproducties en schoolconcertjes met lessugesties die voor en/of na de voorstelling gebruikt konden worden, zijn we voor het schooljaar 87-88 gekomen met een wat breder aanbod. Vanuit de overweging dat je moet aansluiten bij het bekende en dat de scholen het moeten ervaren als praktische hulp is gekozen voor een aanbod rond kinderliteratuur.
Lezen is een algemeen geaccepteerde activiteit in het basisonderwijs:
in de meeste gevallen wordt het lezen van boeken als nuttig ervaren, hoewel de praktijk van het leesonderwijs helaas niet altijd even verheffend is. Als je ziet dat kinderen tot en met groep 8 in niveaugroepjes hardop zitten te oefenen dan is het duidelijk dat daar sprake is van een tamelijk zinloze tijdpassering: hardop lezen remt de leessnelheid, zwakkere lezers gaan niet beter lezen door vaak zwak te mogen lezen en dan heb ik het nog maar niet over de criteria voor de groepsindeling en de kwaliteit van de leesstof...
Het probleem is dat er op veel scholen geen onderscheid wordt gemaakt tussen leren lezen en lezen. Het is niet overal even somber, gelukkig zijn er ook scholen waar het werken met boeken wel de plaats krijgt die het verdient, waar leespromotie en leesplezier erkende onderdelen van het leerplan zijn.
Gaat het bij leesonderwijs om het lezen en zijn de boeken daarbij ‘slechts’ middel, bij receptieve vorming is dat precies andersom. Het literaire-kunst-produkt staat centraal en dat betekent in veel gevallen dat er ook bij gelezen moet worden.
Dat is een andere benadering dan veel kinderen gewend zijn. Bij receptieve vorming kunnen ook zwakkere lezers best aan hun trekken komen. Sterker, door het bezig zijn met boeken wordt dikwijls de nieuwsgierigheid gewekt, en ontstaat er motivatie tot lezen.
Daarmee is tevens de problematiek van de programmering geschetst: wat voor de ene school nieuw en baanbrekend is, zal door een ander team als gewoon en bekend worden ervaren. (Zo is het bijhouden van een leeslogboek voor de één de gewoonste zaak van de wereld, terwijl anderen daarvan nog nooit hebben gehoord.)
Het Steunpunt vindt daarom dat het aanbod zowel elementen moet bevatten die als eerste kennismaking kunnen dienen, als onderdelen die meer verdiepend kunnen werken.
Voor het schooljaar 87-88 bestond dat aanbod uit drie ‘eigen produkties’: