Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Leesgoed. Jaargang 15 (1988)

Informatie terzijde

Titelpagina van Leesgoed. Jaargang 15
Afbeelding van Leesgoed. Jaargang 15Toon afbeelding van titelpagina van Leesgoed. Jaargang 15

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (14.11 MB)

ebook (11.95 MB)

tekstbestand






Genre

jeugdliteratuur
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Leesgoed. Jaargang 15

(1988)– [tijdschrift] Leesgoed–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Vakboeken

Voorzover niet anders vermeld zijn de besproken vakboeken per aanschafinformatie aangeboden aan de openbare bibliotheken, en dus wellicht aanwezig in de grotere bibliotheken. Scripties, keuzelijsten e.d. zijn ter inzage (niet te leen) bij het NBLC, boek en jeugd, evenals de besproken vakboeken. In principe worden alle nederlandstalige vakboeken die de redactie bereiken besproken. Van de bij het NBLC binnenkomende scripties wordt een selectie besproken.

Bold, Allan, and Robert Giddings. Who was really who in fiction. - London: Longman, 1987.

Onderhoudend naslagwerk, waarin boekfiguren worden vergeleken met hun werkelijk bestaande of bestaan hebbende voorbeelden. Op zoek naar de prototypen van romanfiguren (in vooral klassieke romans voor volwassenen en jeugd) ontdekten de schrijvers, dat de personen op wie zij gebaseerd zijn, vaak echt bestonden. Hoewel niet alle schrijvers hun vondsten willen bevestigen, vinden de beide auteurs dat deze sleutels tot de literatuur een indicatie zijn van de manier waarop een kunstwerk is opgebouwd vanuit het ‘echte leven’. In de inleiding worden enkele voorbeelden van minder fortuinlijke vergelijkingen genoemd. Alfabetisch op achternaam (soms alleen voornaam) wordt van elke figuur en zijn of haar voorbeeld een vrij uitgebreide beschrijving gegeven, en literatuuropgaven om verder te lezen. Enigszins misleidend is de afbeelding van Alice van John Tenniel op de voorkant! Slechts een twintigtal van de ruim 600 figuren heeft iets met jeugdliteratuur te maken, o.a. Alice, Biggles, Blauwbaard, Cock Robin, Robinson Crusoë, Phileas Fogg, Peter Pan, Uncle Remus, Robin Hood, Uncle Tom, Winnetou. De overigen zijn vooral te vinden in engelstalige en internationale klassieken vanaf de Middeleeuwen tot ca. 1950.

- Rian van de Sande

Campbell, Patricia J. Presenting Robert Cormier / ill. by Mark Aubrey. - Boston: Twayne, 1985. - XII, 152 p. -ISBN 0-8057-8200-1.

In een prettig leesbaar betoog belicht Campbell de achtergronden bij het werk van de Amerikaanse auteur Robert Cormier. Ze onthult geleidelijk aan hoe het mogelijk is dat deze huiselijke, grijze man van die keiharde lectuur voor tieners kan schrijven, waarin thema's als de dood, geweld en terreur op realistische wijze aan de orde komen. Aan elk van deze boeken (Alle maskers af, Lemniscaat 1980, Chocolade oorlog, Sjaloom 1982, Beyond the chocolate war, 1985, niet vertaald, en De rode race, Sjaloom 1984) besteedt ze tenminste één hoofdstuk, waarin zowel literaire als buitenliteraire aspecten aan de orde komen. Uitgebreid gaat ze in op de polemiek in de VS rond Chocolade oorlog, en op de censuur die het gevolg was.

Ze besteedt enige aandacht aan eerder verschenen novellen en romans, en biedt een beknopt biografisch overzicht en een vrij uitvoerige bibliografie met zowel primair als secundair werk. Voor het goed begrip van dit boek is kennis van het werk van Cormier nodig. Het is een ideale bron voor scripties.

- Alice Geradts

Göbels, Hubert. Hundert alte Kinderbücher 1870-1945, eine illustrierte Bibliographie. - Dortmund: Harenberg Kommunikation, 1981. - ISBN 3-88379-265-9. -f 41, 70 / Bfr 875.

Met dit boek voltooit Hubert Göbels zijn geïllustreerde bibliografie van de Duitse jeugdliteratuur. Eerder verschenen Hundert alte Kinderbücher aus Barock und Aufklärung (± 1760-1815) en Hundert alte Kinderbücher aus dem 19. Jahrhundert (1815-1870). Eigenlijk is het meer een bloemlezing dan een bibliografie. Aan iedere titel worden vier pagina's gewijd, volgens een vast stramien: een korte beschrijving, met enkele gegevens over de auteur en vaak een citaat uit een recensie, een reproductie van de titelpagina, enkele illustraties en soms een kleine tekstproeve. Zo ontstaat een overzicht in vogelvlucht van de Duitse jeugdliteratuur (en van de privécollectie van Göbels, waaraan al het materiaal is ontleend). Het boek is met name geschikt als eerste oriëntatie. Plaatjes zeggen soms meer dan woorden: al bladerend krijg je een aardige indruk van de ontwikkeling van het kinderboek, vooral als je de eerste twee delen erbij pakt. De werkwijze van Göbels doet denken aan die van Leonard de Vries in Bloempjes der vreugd en Het prentenboek van tante Pau. Maar er is een belangrijk verschil: Göbels pikt niet alleen de krenten uit de pap, maar maakt een representatieve keuze. Nederlandse lezers zullen veel herkennen: sprookjes, prentenboeken, vertaalde klassieken, en zelfs een ‘Duitse Rie Cramer’.

Andere dingen zijn typisch Duits, het nationalisme vooral: van Ein Deutscher Heldenknabe uit 1870 tot aan het prentenboek Trau keinem Fuchs auf grüner Heid / Und keinem Jud bei seinem Eid uit 1936. Een treurig dieptepunt, dat van Göbels terecht een plaats krijgt in de geschiedenis.

- Anne de Vries

Grieser, Dietmar. Die kleinen Helden. - München: Langen-Müller, 1987. - ƒ 36,40. - ISBN 3 7844 2156 3.

Grieser onderzoekt de ontstaansgeschiedenis van enkele klassiekers uit de kinderliteratuur. Hij gaat er daarbij vanuit dat er nauwelijks boeken geschreven zijn die niet gebaseerd zijn op een bestaand persoon (evt. de schrijver zelf) of op een gebeurtenis uit het leven van de auteur. Zijn benaderingswijze wordt in de Franse literatuurtheorie aangeduid met de term ‘biographie romancée’ en houdt in dat de lezer meegenomen wordt op de bedevaartstocht langs plaatsen waar de schrijver heeft vertoefd of waar diens boek is gesitueerd. Grieser gaat op reis, en onderzoekt ter plekke wat de inspiratiebron is geweest voor een bepaald werk. In dit boek doet hij verslag van zo'n 17 reizen, soms ver buiten Europa. Wat de lezer hoort zijn talloze anekdotes, opgetekend uit de mond van de plaatselijke dominee, de suppoost van een museum, de herbergier en de verre achterneef. Hij schroomt daarbij niet ons in te lichten over de verrukkelijke maaltijd die hij gebruikte in het land van Heidi, over de aardige dame die hij ontmoette in het vliegtuig naar IJsland. Grieser schrijft geen wetenschappelijk betoog vol voetnoten en literatuurverwijzingen. Hij pretendeert dit ook niet. Hij wil de lezer een kijkje gunnen in de keuken en doet dat op een onderhoudende manier. De ‘helden’

[pagina 223]
[p. 223]

die hij in dit boek onderzoekt zijn, naast vele anderen: Heidi, Winnetou, Nils Holgerson. Opgenomen zijn 16 pagina's met foto's; op de schutbladen enkele kopieën van diverse documenten.

- Wilma van de Pennen

GrootBoek; Bloemlezing en geschiedenis van de jeugdliteratuur / samengesteld door Joke Linders-Nouwens, Casper Markesteijn, Herman Tromp en Tjitte Wierdsma. - Groningen: Wolters-Noordhoff, 1988. -184 blz. -ISBN 90-01-54251-4.

Een curieus schoolboek. Het is, gezien de keuze van de 32 stukken uit klassieke kinderboeken, voor de onderbouw van het voortgezet onderwijs, en stoelt kennelijk op de gedachte dat die leerlingen recht hebben op een geschiedenis van hun literatuur, en niet op die van de literatuur. Als het gevolg is dat leerlingen na lezing naar bibliotheek of boekwinkel gaan om meer en verder te lezen, en dat ze eenmaal van school af weten dat jeugdliteratuur meer is dan de boekjes die zij toevallig lazen, dan is dat weer mooi meegenomen en prijzenswaardig.

Dan nemen we zelfs op de koop toe dat de keuze van de ‘klassieken’ beslist aanvechtbaar is.

Gelukkig voor die leerlingen hoeven ze er niet veel omheen te leren: de vier inleidingen over de geschiedenis van de jeugdliteratuur zijn terecht lichtvoetig gehouden. De inleidingen bij de citaten zijn kort en redelijk informatief, hoewel net als de andere inleidingen soms wat babbelachtig. De citaten gaan vergezeld van zowel een korte samenvatting van het voorafgaande, als een samenvatting van het hele verhaal. Genoeg voor een leraar om op voort te borduren.

Wat mij betreft houdt die leraar zich verder in, en gaat hij niet over tot de behandeling van de vragen die na ieder stuk gesteld worden in de trant van ‘Waaruit kun je opmaken dat de baron dit verhaal ook werkelijk vertelt?’. Het zijn grotendeels vervelende, gesloten vragen, van die vragen waarop de vragensteller (de leraar) het antwoord allang kent, die weinig toevoegen aan de kennis van de leerling, en die puur bedoeld zijn te controleren of de leerling wel bij de les is: ‘Noem minstens vier verschillende ontgroeningsmethoden voor nieuwe leden van het genootschap de Zwarte Hand. Wat wordt uiteindelijk bedacht voor Tom en Thijs en waarom gaat het niet door?’. Een creatieve leraar zal er op zijn eigen manier mee omspringen, maar wee de luie leraren die deze vragen klakkeloos gaan behandelen, en er, wie. weet, zelfs proefwerken over houden.

Ik hoop dus maar dat er geen luie leraren zijn, en dat het boek het effect sorteert als boven beschreven. Maar ik kan me toch leukere bloemlezingen voorstellen.

- Herman Verschuren

Karl May, der sächsische Phantast: Studien zu Leben und Werk / hrsg. von Harald Eggebrecht. - Frankfurt a/M: Fischer Taschenbuch Verlag, 1987. -f 22, 05. - ISBN 3-59-26873-7.

Karl May's populariteit kent geen grenzen. Koos van Weringh bericht in Het oog in 't zeil (nr. 1, 1987) over het aanzien dat May in de DDR geniet en de heilzame invloed die aldaar aan zijn werk wordt toegekend. In Radenbeul bevindt zich het Karl May-museum. In West-Duitsland bestaat al 17 jaar de Karl May Gesellschaft. Deze vereniging streeft de literaire erkenning na van de veelschrijver May, ondermeer door een tekstkritische uitgave van zijn verzamelde werk. In Karl May, der sächsische Phantast wordt de bewondering in een variëteit aan bijdragen nog eens breed uitgemeten. In het eerste deel confronteren auteurs hun lezing van May's werk met de herinnering aan hun leeservaringen als jeugdige.

In het tweede deel schrijven enkele auteurs (reis-)verhalen die zijn geïnspireerd op May's oeuvre. Het derde en uitvoerigste deel bestaat uit literaire analyse: psycho-analytische beschouwingen, een onderzoek naar de karakteristieken van het avontuur bij May, de wijze waarop May met zijn bronnen omging, de receptie van May's boeken in de Nazi-tijd en de wending in de DDR van een negatieve waardering kort na de oorlog naar een gunstige nu. De bundel sluit af met een geselecteerde bibliografie van uitgaven van May's verzamelde werk en van secundaire literatuur over de auteur en zijn werk. Het boek is primair interessant voor de Karl May fans. Maar ook biedt het materiaal voor meer algemene vraagstellingen naar de samenhang tussen literaire waarde, de vele interpretatiemogelijkheden van literatuur en de fascinatie die het meeslepende avonturenverhaal op zijn lezers uitoefent.

- Tom Baudoin

Karlinger, Felix. Geschichte des Märchens im deutschen Sprachraum. - Darmstadt: Wissenschaftliche Buchgesellschaft, 1988. - 2e dr. - XI, 159 pag. - 1e dr. 1983, Grundzüge einer Geschichte des Märchens im deutschen Sprachraum.

Een beknopte, maar juist daardoor bruikbare geschiedenis van het duitstalige sprookje. De auteur behandelt de sporen van het sprookje in de Middeleeuwen; de verschijningsvormen van het sprookje in de 16e tot en met de 18e eeuw; het sprookje in de 19e eeuw, met daarbij zowel aandacht voor afzonderlijke verzamelaars en auteurs als een samenvatting van het denken over sprookjes, en eveneens een beschouwing over het sprookje in stuiversromans en centsprenten; en tenslotte het sprookje in de 20e eeuw, en daarbij veel aandacht voor bewerkingen als film, poppenspel, theaterstuk e.d., en het denken over het sprookje. Karlinger heeft niet geprobeerd zelf het wiel uit te vinden, en citeert dus vaak. Niettemin geeft hij regelmatig eigen bevindingen. Opmerkelijk aan die bevindingen is dat ze veelvuldig verwijzen naar onderzoek van sprookjes in andere talen, met name romaanse talen. Karlinger was dan ook jarenlang hoogleraar in de romaanse talen en letterkunde. Dat maakt deze geschiedenis internationaler dan de titel zou doen vermoeden. Zeer juist vindt Karlinger dat hij de geschiedenis van het duitstalig sprookje niet los kan zien van de geschiedenis van het sprookje in het algemeen, waarmee hij zich overigens veel heeft bezig gehouden; dit is niet de enige publikatie van hem over sprookjes. In de nog steeds voortdurende discussie over afkomst en functie van sprookjes neemt Karlinger geen positie in. Hij volstaat ermee de stellingen van anderen te beschrijven.

- Herman Verschuren

Maier, Karl Ernst. Jugendliteratur; Formen, Inhalte, pädagogische Bedeutung. -Bad Heilbrunn/Obb.: Julius Klinkhardt, 1987. - 9., überarbeitete Auflage von Jugendschrifttum. - 303 blz. -ISBN 3-7815-0600-2.

Deze negende druk verschilt nauwelijks van de achtste (zie de bespreking in En nu over jeugdliteratuur 1981/3). De bewerking houdt in dat hier en daar na 1980 verschenen vakliteratuur wordt geciteerd, en verder zijn er stukken ingevoegd over ‘kritische sprookjes’, boeken over het Derde Rijk en de Tweede Wereldoorlog, fantasy en nieuwe, ‘realistische’ indianenboeken.

Het boek blijft een uitvoerige, maar niet vlekkeloze inleiding in de jeugdliteratuur. Een groot bezwaar is de totale afwezigheid van verwijzingen naar niet-duitstalige vakliteratuur. Dat maakt dat het boek voor gebruik in Nederlandse en Vlaamse opleidingen niet aan te raden is, maar eerlijk gezegd lijkt me ook voor Duitse studenten kennisname van de engels- en franstalige vakliteratuur niet overbodig. Ook op onderdelen is wel wat aan te merken. De indeling van de jeugdliteratuur in prentenboeken, kinderverzen, sprookjes, kinderverhalen, meisjesboeken, avonturenboeken, ‘problemorientierte’ jeugdboeken, strips, en non-fictie is op zijn minst aanvechtbaar. In een hoofdstuk als dat over sprookjes, een bij uitstek grenzenoverschrijdend genre, leidt het ontbreken van aandacht voor niet duitstalige sprookjes en vakliteratuur onvermijdelijk tot overmatige, en dan helaas nog weinig kritische, aandacht voor de gebroeders Grimm. Wat Maier hier en daar over de invloed van lezen opmerkt (zie bijvoorbeeld pag. 153-156, over de betekenis van avonturenverhalen) is nogal speculatief, en in ieder geval niet gegrond op empirisch onderzoek. Dat geldt uiteraard in zijn geheel voor de hoofdstukken over het literaire en het pedagogisch-functionele en deels ook voor het hoofdstuk over het ‘leserkundliche’ aspect van jeugdliteratuur. Enige relativering van zijn overigens goed geargumenteerde bespiegelingen was op zijn plaats geweest; scepsis aangaande de geldigheid van zijn of andermans (Maier citeert veel) theorieën blijft nu voorbehouden aan de lezer. Dat hoofdstuk over de kennis die men van de lezer heeft bevat overigens wel een samenvatting van wat empirisch onderzoek naar leesgedrag van kinderen heeft opgeleverd, waarbij hij vooral aandacht besteedt aan de diverse indelingen van leeftijden naar leesgedrag. Al met al een interessant boek voor wie zich wil verdiepen in wat er in het duitstalig gebied aan theorieën over jeugdliteratuur te berde is gebracht, maar, zoals gezegd, als inleiding in de jeugdliteratuur niet aan te raden.

- Herman Verschuren

Mooren, P. en G. Schouten - van Parreren. We are reading. - Den Haag: NBLC, 1988. - ƒ 29,15. - ISBN 90-6252-550-4.

Aan de oorsprong van dit boekje ligt een studiedag over het gebruik van boeken bij Engels in het basisonderwijs. Meerdere lezingen van deze dag zijn nu in druk verschenen, er zijn enkele artikelen overgenomen uit tijdschriften en andere hoofdstukken werden speciaal voor deze uitgave geschreven.

De rode draad is de functie van engelstalige (prenten)boeken bij het onderwijs in de Engelse taal op de basisschool. In verschillende artikelen wordt ingegaan op de manieren waarop dat onderwijs gegeven kan worden: receptief, dus veel lezen en luisteren; communicatief, spreken en schrijven. Ook komt het doel van onderwijs in Engels op de basisschool aan de orde: een inleiding op de lessen in het voortgezet onderwijs, als een soort inwerkperiode, of onderwijs dat meer gericht is op het gebruik van de taal.

Dat lezen in het Engels een bijdrage levert aan de taalverwerving wordt algemeen erkend.

Vooral als kinderen emotioneel betrokken zijn bij een verhaal helpt het lezen bij het verwerven van grammaticale structuren en van een grotere woordenschat. Met name prentenboeken zijn hiervoor geschikt, door de verhelderende illustraties en het authentieke taalgebruik (dit in tegenstelling tot speciaal voor het onderwijs geschreven boekjes, die vaak ‘non-teksten’ bevatten). Ook leent een aantal prentenboeken zich voor intercultureel onderwijs. In deze brochure komt verder nog aan de orde: kinderliedjes en popsongs, het uitgeven van kinderboeken in Engeland en een overzicht van instellingen,

[pagina 224]
[p. 224]

tijdschriften en prijzen (dwz bekroningen). Een lange lijst van Engelse (prenten)boeken, uitvoerig geannoteerd en van thema-aanduiding voorzien, completeert deze brochure. Als oriëntatie op het onderwerp is deze uitgave zeer geslaagd vanwege de brede informatie die gegeven wordt. De moeilijkheidsgraad van de hoofdstukken loopt uiteen; met name een beschouwing over theorie en didactiek van het vreemde talenonderwijs en -onderzoek is zeer specialistisch. Het lettertype is ongemakkelijk klein, de hoeveelheid wit tussen woorden en regels gering.

- Annerieke Freeman-Smulders

Schenk-Baumann, Tonia. Nelly Bodenheim: haar leven en werk. - Amsterdam: Sijthoff, 1988. - 168 p. -ISBN 90-218-3943-1. - ƒ 34,50.

Vooral het wèrk van Nelly Bodenheim (1874-1951) komt aan de orde in deze door een achternicht samengestelde en zeer overvloedig geïllustreerde bio-bibliografie, waarvoor het tekstgedeelte werd verzorgd door Drs. Ariëtte Schippers. Binnen de kring van de acht Amsterdamse joffers was Nelly Bodenheim de enige die nooit met olieverf schilderde, maar zich veel meer aangetrokken voelde tot het kleinschalige.

Grote bekendheid kreeg zij door haar zwartwitjes in o.a. Handje-plak en Het regent, het zegent. Daarnaast heeft zij zich intensief bezig gehouden met borduurkunst, en vele portretten gemaakt in doorstopwerk. Jammer dat er daar geen enkele van in kleur is afgebeeld! Samen met haar beste vriendin Lizzy Ansingh maakte zij onder meer Een vruchtenmandje en Tante Tor is jarig (litho's). Tenslotte vallen haar experimenten op met vele soorten schrijfletters en de één-lijn tekeningen.

Volgens familieleden was Nelly Bodenheim altijd vrolijk, vriendelijk en gelijkmatig, maar als mens moeilijk te benaderen. En op dit punt stelt deze biografie dan ook enigszins teleur. Er wordt veel geciteerd uit wat bewonderaars en tijdgenoten over haar gezegd en geschreven hebben. Maar vrijwel nergens komt Nelly Bodenheim zelf aan 't woord. Heeft zij zó afgeschermd geleefd dat er bv. geen interviews, brieven of aantekeningen voor publikatie beschikbaar waren? Daardoor zou dit eerste, grondig gedocumenteerde totaal-overzicht van 't werk van een nog altijd populaire illustratrice aan diepte hebben gewonnen. Een aanwinst voor elke vakcollectie.

- Beppego Popma-Kraan



illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Rian van de Sande

  • Alice Geradts

  • Anne de Vries

  • Wilma van der Pennen

  • Herman Verschuren

  • Tom Baudoin

  • Annerieke Freeman-Smulders

  • Beppego Popma