De NBLC enquête ‘Makkelijk lezen’
Naar aanleiding van de Hilversumse enquête vatte de commissie ‘Makkelijk lezen’ het plan op een landelijke enquête te houden naar de bevindingen van kinderen met het etiket ‘Makkelijk lezen’. Het formulier kreeg een ander aanzien en kinderen kregen meer ruimte hun eigen opmerkingen te lanceren. Ook is gesleuteld aan de vragen: het was niet zeker of de Hilversumse formulering voldoende begrijpelijk was voor de doelgroep. Via het Info-bulletin van het NBLC vroeg de commissie de medewerking van jeugdbibliothecarissen en op verzoek kregen zij een model van het formulier toegezonden (zie enquêteformulier 2, oorspronkelijk A4 formaat). Om meer inzicht te krijgen in de leeservaringen van kinderen met leesproblemen werd ook de mogelijkheid geboden kinderen de school te laten noemen die zij bezoeken; aan de bibliothecarissen werd gevraagd in te vullen wat voor soort school dat was. Zo zou na te gaan zijn hoe leerlingen van deze scholen boeken met het etiket waardeerden.
Net als in Hilversum waren veel formulieren onbruikbaar door onvolledig, onjuist of onleesbaar invullen. Lang niet altijd werden alle vragen beantwoord, vaak werd gebruik gemaakt van de mogelijkheid meerdere antwoorden te geven, of commentaar te leveren.
De tellingen zijn recent op het NBLC verricht. Door de korte tijd die mij restte voordat dit artikel bij de redactie binnen moest zijn moet ik volstaan met een selectie van de resultaten, zonder verdere beschouwingen of conclusies (het interpreteren van dit soort cijfers is overigens ook mijn vak niet).
In totaal zijn er uiteindelijk 478 vignet- en 337 niet-vignetboeken geteld, samen dus 815. Van de vignet-boeken werd 5.4 % en van de niet-vignetboeken werd 8.0 % niet uitgelezen.
De verdeling over de scholen was: basisschool 722 formulieren; MLK 28; LOM 25; en andere schooltypen 53. (Doordat vragen soms niet, soms niet alle gelijkelijk beantwoord zijn, verschillen de totaaltellingen steeds).
Van de antwoorden op de vier in de enquête gestelde vragen is in de kaders een kleine selectie per vraag weergegeven. Een kleine toelichting is daarbij wellicht nodig. Omdat veel kinderen per vraag meerdere antwoorden ingevuld hebben, overstijgt het aantal antwoorden bijna altijd het aantal kinderen dat geantwoord heeft. Onder iedere kolom staat het aantal antwoorden; dit aantal is op 100% gesteld. Het getal tussen haakjes daarnaast geeft in percentages weer de verhouding antwoorden/respondenten.
Omdat je nogal eens hoort dat het etiket stigmatiserend zou werken (wat de cijfers niet bevestigen) volgt hierna een representatieve selectie uit wat kinderen hierover te zeggen hebben:
- | leuk, want vroeger pakte ik altijd boeken die ik nooit uitlas |
- | handig voor kinderen die niet zo goed kunnen lezen (vele malen in verschillende bewoordingen, altijd met een positieve toon) |
- | dat zag ik nog geeneens, die plakker |
- | dat vind ik een handig lampje |
- | ik vind het meer voor de kleintjes (enkele malen) |
- | heel vervelend, want ik mag ze niet zoveel lezen |
- | ik weet niet wat het betekent |
- | ik zoek de oranje plakkers af tot ik een lekker leesboek vind |
- | dat vind ik wel vervelend want ik kijk er steeds naar en dat wil ik niet. |
De enquête biedt ook de mogelijkheid een analyse per titel uit te voeren. Het totaal aantal formulieren bedroeg, zoals gezegd, 815 en had betrekking op 230 verschillende titels. Gemiddeld werd iedere titel dus door ongeveer 2, 5 kind gelezen. Niet alle boeken echter werden even vaak gelezen. Sommige titels noemen de kinderen maar 1 keer, andere titels tref je 5, 8, 10, 15 keer aan. De vignetboeken zijn gemiddeld door 5, 4 kind gelezen, de nietvignetboeken door 2, 2 kind.
Deze verschillen in leesfrequentie per titel kunnen ontstaan zijn doordat kinderen en volwassenen het probleem kennen en weten dat er gemakkelijk toegankelijke boeken in series uitgegeven worden; zeer veel vignetboeken zijn juist afkomstig uit die series. Daarnaast kan een doelgericht aanschafbeleid van de bibliotheken een rol spelen: waar meer boeken met vignet aanwezig zijn, kunnen meer boeken met vignet geleend worden. Ook blijkt het dat kinderen hechten aan een bepaalde serie en zoeken naar andere delen daaruit.
Hierop duidt een commentaar, gegeven bij de vraag ‘Waarom heb je dit boek gekozen?’ Dat antwoord luidde: ‘Die van Zoeklicht wil ik allemaal wel lezen’. Dat deze enquête een lager percentage aangeeft voor niet-vignetboeken komt voornamelijk door de gewone kinderboeken, beplakt met etiket. Deze boeken werden slechts 1 of 2 maal gelezen, een enkele maal drie keer. Iedere bibliotheek heeft kennelijk andere ideeën over de leesbaarheid van gewone kinderboeken en dat leidt tot een grote spreiding van titels en dus een lagere leesfrequentie per titel.
Dat dat niet altijd zo hoeft te zijn blijkt uit de resultaten van Hilversum. In de NBLC-enquête zijn in deze categorie 75 titels geteld, gelezen door 89 kinderen (Roald Dahl en Guus Kuijer zijn auteurs van wie enkele boeken 2 keer gelezen werden). In Hilversum telden we 41 titels die minstens twee keer uitgelezen en goed gewaardeerd werden (o.a. meerdere titels van Dahl, Dubelaar, Hazelhoff, Kromhout, Kuijer).
Na een aantal jaren ‘vrij plakken’ zal de commissie ‘Makkelijk lezen’ zich moeten beraden over nut en onnut van deze vrijheid. Onterecht geplaatste etiketten - zo blijkt uit reacties van begeleiders van moeilijk lezenden - wekken wrevel en relativeren de betekenis van alle andere boeken met etiket. Hierdoor kan het vertrouwen in het vignet verloren gaan. Met name voor leerlingen uit het buitengewoon onderwijs zou het een dubbele teleurstelling kunnen zijn als een vignetboek hen boven de macht gaat.
Er is - voor verwerking in dit artikel - te weinig tijd om beide enquêtes te vergelijken en te analyseren. Verschillen zijn wellicht te verklaren uit een andere rang-