van de kou, omdat de hele wereld door een sneeuwdeken toegedekt wordt. Maar in het hol van de beer, die net nog niet in winterslaap ligt, is het heerlijk warm en beschut.
En omdat ze zo mooi kunnen vertellen over het verre Afrika mogen ze daar blijven van deze beer. Ze vertellen, en vertellen over palmen, over woestijn, en zwarte mensen, totdat het voorjaar komt en ze het berehol kunnen verlaten. Nu vertelt de beer de hele zomer aan iedereen in het bos de mooiste verhalen over Afrika, en verheugt zich alweer op de winter in zijn hol samen met muis en haas.
Dit vriendelijke verhaal werd verlucht met quasi-naïeve aquarellen in een Oosteuropees aandoende decoratieve stijl, die echter niet consequent werd toegepast.
Niet alleen vogels (en bejaarde mensen) willen de wintersneeuw ontvluchten door naar het zuiden te gaan, dat is ook het geval met sommige sneeuwpoppen in prentenboeken. In Theo de sneeuwpop van Sylvia Loretan met illustraties van Jan Lenica (De Vries-Brouwers) neemt deze sneeuwpop zelfs de trein op weg naar verre landen met palmen. Maar in de trein op weg naar het zuiden begint hij al te smelten. En aangekomen in het warme land is er van Theo alleen nog maar een plasje water over. Maar... dat water verdampt en gaat naar boven in een zachte, witte wolk. De wind blaast de wolken naar het Noorden en de druppels veranderen in sneeuwvlokken. Dan begint het te sneeuwen en maken kinderen van deze sneeuwvlokken weer een nieuwe sneeuwpop.
Een prettig en positief verhaal voor kleuters, die het smelten van de sneeuw en hun sneeuwpop toch vaak als iets verdrietigs ervaren. De aquarellen van de bekende Poolse graficus Lenica zijn uiterst simpel van vorm en expliciet van kleurstelling. Hij gebruikt een zware, bewegelijke contourlijn om zijn onderwerpen aan te geven. Er zijn een paar interessante pagina's in kleur bij (zoals van mensen op een station en de sneeuwpop in de trein) die sterk doen denken aan de Poolse affichekunst, maar het geheel is toch wat wisselend van niveau.
In Lieve sneeuwman van Gerda Marie Scheidl met illustraties van Józef Wilkon (De Vier Windstreken, ƒ 22,50 / Bfr 450) is de sneeuwpop knorrig omdat hij zo graag bloemen wil zien, maar ze niet vindt in de sneeuw. Dus gaat ook hij op pad en zoekt overal naar bloemen, in het dennebos en in de stad. Tot hij 's nachts in een ‘huisje’ komt, waar het heel warm is, maar waar ontzettend veel bloemen staan. In deze warme bloemenkas voelt hij zich die nacht heel gelukkig. De volgende morgen veegt de kweker wat er van de sneeuwman over is naar buiten. Dan komen de kinderen en die maken van de resten oude sneeuw en nieuwe sneeuw een andere sneeuwman. Eentje die niet knorrig kijkt, maar die blij glimlacht omdat hij de bloemen gevonden heeft, en gelukkig aan ze terugdenkt. Aardig verhaaltje dat helaas door Wilkon matig werd geïllustreerd.
De sneeuwpop in Een sneeuwpop aan de wandel van Mira Lobe met tekeningen van Winfried Opgenoorth (Altamira, ƒ 19,90 / Bfr 398) heeft de oplossing voor het probleem van smeltende sneeuwpoppen gevonden (nee, niet de vrieskist).
Deze sneeuwpop stapt ook op, en drijft uiteindelijk op een ijsschots de rivier af naar het Noorden! Daar is het voor sneeuwpoppen goed toeven, en is ze een lang leven beschoren temidden van de ijsberen. Van de besproken sneeuwpopboeken is dit prentenboek waarschijnlijk het minste.
Een weinig boeiend verhaaltje, dat het eigenlijk alleen moet hebben van dat wensvervullende einde, met daarnaast zwakke, bloedeloze illustraties die alleen in de tekeningen van de sneeuwpop in de stad, en op een ijsschots lángs de stad, even overtuigen door een enthousiaste en vlijtige weergave van allerlei details.
Een kerstman heeft geen staart en andere wintergedichten (Oberon, ƒ 16,95 / Bfr 335) is de Nederlandse titel van een sneeuwige gedichtenbundel van John Bush en illustrator Peter Weevers. Voor Nederland herschreef Jan-Simon Minkema de vriendelijke, ouderwets aandoende gedichten over aangeklede diertjes in het bos, die kleine avontuurtjes beleven in de wintertijd. En dat deed hij beslist niet onverdienstelijk; ze ‘bekken’ lekker - wat natuurlijk belangrijk is bij het voorlezen - en hij heeft leuke oplossingen gevonden bij het transponeren naar de Nederlandse situatie. De prettig, wat traditioneel aandoende gedichten doen het dan ook goed naast de zéér Engelse, zeer traditionele illustraties van Peter Weevers. Voor de liefhebbers!
In Hoe de Kerstman aan een knecht kwam (De Vier Windstreken, ƒ 22,50, Bfr 450) vertelt Kathrin Siegenthaler ons in een vertaling van Willem Wilmink. Het is een wat oubollig verhaaltje over een eenzame houthakker die een beetje een ‘outcast’ is in het dorpje in het dal. Tot hij op een avond de Kerstman ziet en hem binnenvraagt voor een kopje thee.
Nadat hij de houthakker verlaat, gaat de kerstman op weg naar het dorpje in het dal. Onderweg gaat ongemerkt de zak met cadeautjes stuk, zodat alle pakjes van de arreslee vallen. Maar wie holt in het donker achter de kerstman aan en raapt alle cadeautjes op, en redt zodoende het kerstfeest? Precies! De houthakker! En dan accepteren de mensen in het dorp hem wat meer.
De decembermaand heeft - net als de lente met die eeuwige lammetjes - ook zo zijn eigen cliché's. Dat geldt voor de kerstliederen die een eeuwig leven schijnen te hebben, voor verhalen, maar ook voor de tekeningen (denkt u maar aan de kerstkaarten van meneer Pieck, om maar te zwijgen van al zijn zwakke epigonen). En dat laatste geldt zeker ook in fikse mate voor de illustraties van Marcus Pfister bij dit zeer geijkte kerstverhaaltje. Waren de tekeningen in zijn prentenboeken over Pit, de pinquin tenminste nog origineel (alléén die ogen), in dit prentenboek kunnen we over zijn aquarellen gerust het oordeel ‘kitsch’ uitspreken.
Of mag kitsch misschien met kerst?