| |
| |
| |
Uit de tijdschriften
Gesignaleerde tijdschriftartikelen zijn ter inzage bij het NBLC, boek en jeugd. Op aanvraag worden kopieën verstrekt, tegen een tarief van ƒ 0,50 of Bfr 10 per kopie als het aantal kopieën meer dan vijf is. Ook in de grotere openbare bibliotheken en in universiteitsbibliotheken zijn sommige tijdschriften aanwezig.
| |
Binnenland
Top 30 Bijenkorf
De Bijenkorf, in Nederland een bekend warenhuismerk, timmert aan de kinderboekenweg door onder meer in Amsterdam en Rotterdam Bijendorf Jeugdboekhandels te vestigen, en door het organiseren van een Bijenkorf Jeugdboekenmaand. In die maand werd ook De jeugdboeken top 100 allertijden uitgebracht. Janneke Vonkeman distilleerde daaruit voor Boekblad 40 (7 oktober) 1988 een Top 30 auteurs. De eerste vijf plaatsen bezetten Roald Dahl, Jan Terlouw, Enid Blyton, Thea Beckman en Piet Prins. Vonkeman verwondert zich over de onverwachte populariteit van Kruimeltje, Alleen op de wereld en Pietje Bell, en de bescheiden notering van grootheden als Astrid Lindgren en Annie Schmidt.
| |
Ellende met de lijst
Hans Neervoort reageert in Bzzlletin 159 op een artikel van Ruud Kraaijeveld in Bzzlletin 155. Het gaat over de Lijst: de literatuur- of leeslijst, door leraren dwingend opgelegd aan leerlingen, die met alle macht aan die dwang trachten te ontsnappen. Kraaijeveld biedt een noodoplossing: lezen moet leuk blijven of worden, en het gaat om de lezer, dus vraag alleen leuke boeken, en wat de schatten ervan vonden. De zachte aanpak, met heel veel begrip voor de leerling. Helemaal fout, vindt collegaleraar Neervoort. De enige panacee in die optiek is het afschaffen van de lijst, want leerlingen zullen altijd te moe of te lui blijven.
Maar dat meent hij niet serieus. Serieus meent hij dat literatuuronderwijs moet beginnen met een goede ‘leesbegeleiding’, dat ‘kan veel ellende voorkomen’. (Ongetwijfeld zal Kraaijeveld vinden dat dit naar hersenspoeling riekt.)
| |
Speerpunt lezen: mislukt?
In Didactief mei 1988 een zorgelijk artikel van Karel Stokking, Liesbeth Dekker en Frieda Leenders. Zij onderzochten voor het Interdisciplinair Sociaalwetenschappelijk Onderzoeksinstituut van de Rijksuniversiteit Utrecht (het ISOR) de effectiviteit van de nascholing die door het ministerie van Onderwijs & Wetenschappen in het kader van het zogenaamde zorgverbredingsbeleid werd opgezet; om te beginnen dus Speerpunt Lezen (zie ook En nu over jeugdliteratuur 1985/6). Uit het interimrapport van het ISOR, in het artikel samengevat, blijkt dat leerkrachten grote twijfels hebben over de effectiviteit van Speerpunt Lezen, en meer dan de helft van de ondervraagden oordeelt bovendien ongunstig over de kwaliteit van de nascholingscursussen, met name de eerste ronde daarvan.
| |
Wat is er aan de hand met de Pabo?
Dat is de echo van veel gemopper in de media, en naar aanleiding hiervan onderzochten Henk Blok en Gert Rijlaarsdam (Centrum voor Onderwijsonderzoek, Amsterdam) de taalbeheersing van PABO-studenten. Wat er onder meer mee is, is dat er minder is: van 90 PA's plus 50 OK's (opleiding tot kleuterleidster) begin jaren '80 tot 54 PABO's nu, waarvan 42 deel uitmaken van een hogeschool. Het aantal studenten daalde van ruim 25.000 naar 10.000, het aantal docenten van 3.400 naar 1.000. Het peil van de taalbeheersing is wellicht ook gedaald: voorjaar 1988 zweetten, op last van de Inspectie, 68 PABO-derdejaars over allerlei toetsen, en het resultaat was magertjes. Suggesties van Blok en Rijlaarsdam, in Didactief oktober 1988: effectiviteit onderwijs vergroten; een jaar langer opleiden of nascholing uitbreiden; propedeutisch jaar instellen; periodiek peilen. Het laatste is natuurlijk mede in hun eigen belang. Hoe je effectiever moet lesgeven bij minder middelen en grotere bureaucratie vermelden ze niet. Het rapport dat de auteurs in hun artikel samenvatten heet voluit Nederlandse taal- en letterkunde op de Pabo. Verslag van een onderzoek naar de stand van zaken met betrekking tot het onderwijs in de Nederlandse taal- en letterkunde op de Pabo. Rapport opgesteld door de Inspectie Hoger Onderwijs, kost ƒ 25,-, Staatsuitgeverij 1988, ISBN 90-346-1680-0.
| |
Alet Schouten
is onderwerp van het gebruikelijke auteursportret achterop en -in Jeugdboekengids, juli-augustus 1988. Geboren 1917 in Westkapelle, veel kinderjaren op Sumatra (Zoete meisjes en een tijger). Tekenopleiding in Amsterdam. Reist veel (vooral Ierland en Wales). Robert Baccarne schrijft genuanceerd over ‘een barokke taal, exuberante natuurbeschrijvingen en een teveel aan informatieve weetjes’ tegenover ‘een strak geconstrueerd, boeiend en spannend verhaal’.
| |
Christine Nöstlinger
wordt geportreteerd achterin Jeugdboekengids september 1988. Geboren 13 oktober 1936, in Wenen, en Weense is ze in hart en nieren gebleven. Kunstacademie, journalistiek, kinderboeken. Kinderboeken vele malen bekroond.
En zoals Marita de Sterck schrijft: ‘Ze heeft o.a. het patent op de meest drakerige moederfiguren uit jeugdboekenland.’ Slotconclusie: ‘Meer dan haar literair-technische kwaliteiten zijn vooral de filosofische onderbouw en de satirische inslag van haar verhalen de sterkste troeven. Nöstlinger heeft met haar werk duidelijk aangetoond dat probleemliteratuur voor kinderen en tieners niet noodzakelijk kommeren kwelboeken moeten zijn.’ Voorin het nummer een interview van Marita de Sterck met David McKee, dat uit 1986 stamt. David McKee: ‘Ik denk dat er in de meeste landen te weinig wordt gelachen.’ En op de vraag naar de moraal van zijn verhalen: ‘Ik heb doorgaans niet echt de bedoeling er een duidelijke les in te stopeen. Mijn verhalen groeien spontaan, ook de moraal erin. Maar omdat zedenlessen in mijn opvoeding zo'n belangrijke rol speelden, belanden ze haast automatisch in mijn boeken. I think I'm a very moral person (lacht uitbundig.)’
| |
Leerprocessen in kunstzinnige vorming
Het tweede nummer van de eerste jaargang van Kunsten & Educatie is een themanummer over leerprocessen, over wat je leert in de kunstzinnige vorming. Het onderzoek dat daarnaar verricht is wordt besproken door Folkert Haanstra en Lily van Oijen: ‘De directe rol die onderzoek naar effecten van kunstzinnige vorming in het legitimeringsdebat kan spelen, is bescheiden. De gevolgtrekking, dat eigenlijk nog niets is onderzocht of dat in ieder geval nog niets is aangetoond, is echter onjuist.’ Paul van Engelen belicht ‘ordeningskaders voor leerprocessen bij drama’ (met mooie schema's), Keith Swanwick en June Tillmann ‘de stadia in de muzikale ontwikkeling van kinderen’, vervolg op een eerste artikel hierover. Michael Griffin schrijft over ‘de invloed van de televisie op films van kinderen’.
Griffin bekeek 43 door kinderen gemaakte films, en zag dat zij zich grotendeels baseren op modellen ontleend aan de commerciële televisie. (Het artikel verscheen oorspronkelijk in Journal of Broadcasting & Electronic Media 29, 79-92, 1985.) CITO-medewerkers Peter Hermans en Diederik Schönau belichten ‘reflectieve beeldende vorming tussen scheppen en schouwen’, en doen daarin een voorstel voor esthetische vorming gebaseerd op ‘esthetische ervaring’; volgens de auteurs de enige manier om produktieve en reflectieve kunstzinnige vorming in één leerproces te verenigen. Kunsten & Educatie is een uitgave van het LOKV (Landelijk Ondersteuningsinstituut Kunstzinnige Vorming, Nederland), met medewerking van het Instituut voor Toetsontwikkeling CITO en het Instituut voor Leerplanontwikkeling SLO. Een abonnement (drie nummers per jaar) kost ƒ 58,- (particulieren ƒ 48,-), losse nummers ƒ 24,-. De redactie bestaat uit Vera Asselbergs, Paul van Engelen (SLO), Peter Hermans (CITO), René Kooyman (LOKV, hoofdredacteur), Jacob Oostwoud Wijdenes (SCO) en Astrid Verburgh (LOKV). De subtitel luidt ‘tijdschrift voor theorievorming’, en het tijdschrift op zich lijkt in de strijd geworpen in het ‘legitimeringsdebat’ dat in dit nummer behandeld wordt. Het is in deze no nonsense tijden meer dan nodig, moeten de kunstzinnig vormers gedacht hebben, om te betogen dat je met kunstzinnige vorming ook iets kan leren.
| |
Het nut van lezen
In Levende talen april 1988 vat Saskia Tellegen haar proefschrift samen. (Zie ook Leesgoed 1987/6 p. 233-234.) Het was een lezing gehouden voor de jaarvergadering van de Vereniging van Leraren van Levende Talen. Tevens kondigt ze volgend onderzoek aan: verschil in creatieve stijl bij scholieren, verschil in verbeeldingskracht en aard van verbeelding van scholieren. Verder in dit nummer een bespreking van leesmethoden voor het voortgezet onderwijs, Over en Weer, Taaldaden en Tekstlijnen, met de bedoeling er recente inzichten in het leesproces in terug te vinden. Dat lukte half. Tekstlijnen slaagde, Over en Weer zakte.
| |
Annie M.G. Schmidt
werd geïnterviewd in Oslo voor NRC-Handelsblad 14-10-1988 door Bregje Boonstra. Over de ontmoeting met Astrid Lindgren, die riep ‘Annie, I love you so much, where have you been all my life’, waarop Annie tranen in de ogen kreeg. De twee dames lagen elkaar buitengewoon goed. ‘We deelden samen een taartje. Alsof we zuster waren.’ Anders dan Constantijn Huygens (‘daar had ik voor het laatst op de HBS over gehoord’) is ‘Andersen een stuk van mijn leven, zoals Niels Holgersson of Oorlog en vrede. Dat zijn boeken waar ik zoveel van houd dat ik ze altijd weer herlezen heb.’ Aan Andersen ‘voel ik me erg verwant, hoewel ik niet geloof dat ik hem ooit heb nagedaan. Zo zijn er in mijn werk ook sporen te vinden van Lewis Carroll, Edward Lear en Erich Kästner. Dat is de toon waar- | |
| |
door ik beïnvloed ben.’ Volgen bespiegelingen over toekomst en verleden, en over de vorm: ‘Ik kan het niet laten om vorm te geven aan mijn gedachten, maar ik ben gebonden aan de manier waarop ik dat gedaan heb.’ Er zijn overigens uitgaven waar ze met gemengde gevoelens op terug kijkt, zoals de toch veelgeprezen Waaidorp deeltjes, en Van schuitje varen tot Van Schendel. (‘Wat een didactisch, opvoederig pestboekie!)
| |
Zittenblijven en lezen
In Pedagogische Studiën juni 1988 van M.J.C. Mommers en A. van Hooft-Aarnoutse een artikel over zittenblijven en lezen. Zij hebben van 1979 tot 1985 meer dan 500 leerlingen laten testen op leesprestaties, en wat blijkt is dat zittenblijvers gemiddeld lager scoren. Een van hun conclusies luidt dan ook dat rigoreus afschaffen van zittenblijven een toename van het aantal verwijzingen naar het speciaal onderwijs zou kunnen veroorzaken.
| |
Lezen in de klas
Het themakatern van PCO-Magazine 24-9-1988 is (niet toevallig voorafgaand aan de kinderboekenweek) gewijd aan het lezen van boeken opschool. Paula Ensink-Vegter wijst aarzelende leerkrachten op het belang ervan, Herman Kakebeeke geeft tips aangaande voorlezen (ontleend aan het invoeringsprogramma Voorlezen en leeskring, APS, Amsterdam), Coby Houdijk beveelt contact met de bibliotheek aan. PCO-Magazine is een uitgave van de Protestants Christelijke Onderwijsvakorganisatie.
| |
Korte geschiedenis van het basisonderwijs
Voor hen die het even niet kunnen bijbenen in School september 1988 een overzicht van de laatste decennia basisonderwijs in Nederland, bekeken vanuit 10 invalshoeken. Helaas geen afzonderlijke aandacht voor de ontwikkelingen in en rond het leesonderwijs, terwijl daarover toch heel wat te melden zou zijn geweest.
| |
Moeilijk lezende kinderen
In School & Begeleiding september 1988 een artikel van KPC-medewerker Ad van Laarhoven over het lezen van verhalen als hulpmiddel bij het leren lezen aan kinderen die daarmee moeite hebben. Zijn adviezen luiden, niet erg opwindend: met AVI-toetsen technische leesniveau meten, zicht krijgen op belangstelling kind, op grond van die gegevens boekjes aanbieden op een wijze die de kinderen ertoe brengt de boekjes uit te lezen.
| |
Leren uit informatieve boeken
Hoofdartikel in De Schoolmediatheek september 1988 is ‘Leren uit informatieve boeken’ van Ru de Ket. ‘Informatieve boeken’ is de in bibliotheken gangbare term voor non-fictie (documentaire boeken, de Franse term, zou beter zijn.). Hij beschrijft de wijze waarop een groep trachtte antwoorden op bepaalde vragen te krijgen en biedt wat nuttige tips. Elders in het nummer korte bijdragen over de Nederlandse kinderjury, over emancipatie in kinderboeken, en (van Rob van den Beld), enkele tips voor het inspreken van cassettebandjes.
| |
Problemen leerlinggericht literatuuronderwijs
In Spiegel 1988/1 een tussentijds verslag door Wam de Moor en Martin Thijssen over het in 1984 gestarte onderzoek naar ‘problemen van doventen moedertaal en vreemde talen in “leerlinggericht” literatuuronderwijs’. Het verslag behelst een uitgebreide schets van wat men onder leerlinggericht verstaat, afgezet tegen alternatieve noties, en een beschrijving van de werkwijze. Dus voorlopig nog niets over die problemen.
| |
ADION wordt DION
Op 12 oktober stelde de minister voor Onderwijs & Wetenschappen, (nog steeds) Wim Deetman, DION in werking: Documentair Informatiesysteem voor Onderwijsliteratuur in Nederland. Volgens de aankondiging herbergt dit systeem alle nederlandstalige publikaties op onderwijsgebied, waaronder ook audiovisueel materiaal. DION biedt onder meer de mogelijkheid op trefwoord (bijvoorbeeld leesonderwijs) te zoeken, en is een project van de drie Landelijke Pedagogische Centra, het Instituut voor Toetsontwikkeling CITO, het Instituut voor Toetsontwikkeling SLO, het Instituut voor Onderzoek van het Onderwijs (SVO) en het ministerie van O&W. Het systeem van dat minmisterie, ADION, zal binnen afzienbare tijd opgaan in DION. Dit en meer over DION in Uitleg 12-10-1988.
| |
Buitenland
Andersen medailles
Bookbird september 1988 staat geheel in het teken van de Andersen medailles, de prijzen van de International Board on Books for Young people (IBBY), en dat is geen wonder want Bookbird is het blad van IBBY, en als zodanig het enige echte internationale kinderboektijdschrift (schrijftaal Engels). Uiteraard in dit nummer dus een mooi openingsstuk over Annie M.G. Schmidt, winnares 1988 van de medaille voor auteurs. (Die voor illustratoren ging naar Dusan Kalláy.)
| |
Great debate about reading
Jeff Hynds, ex-directeur van het Diploma Course in the Teaching of Reading and Writing van James Polytechnic, nu freelance lezinghouder en publicist, mengt zich in Books for keeps september 1988 in wat kennelijk in Groot-Brittannië ‘the great debate about reading’ is, gevoerd in tot nog toe Child education november 1987, The English Magazine 20, How texts teach what readers learn (van Margaret Meek, Thimble Press 1988), en The Times Educational Supplement 8.7.1988, en handelend over lezen, leesonderwijs, het nut van leesmethodes, de beperktheid van leestests en dergelijke onderwerpen. Hynds betoont zich tegenstander van de ‘reading schemes’, althans hij vindt dat leesonderwijs meer dan dat is, want kinderen leren het best lezen als ze ook de zin van lezen zien. En dat lukt aardig als je ze ook eens ‘real books’ voorschotelt. In hetzelfde nummer portretten van Sid Fleischman en Janet Ahlberg.
| |
Oogst Bondsrepubliek
Zoals uw verslaggever trachtte in Leesgoed 1988/5 en 6 de najaarsoogst aan kinderboeken op nederlandstalig gebied te beschrijven, zo tracht men de oogst op duitstalig gebied in Bulletin Jugend + Literatur 10/88 te beschrijven. ‘Ein selten schöner Bilderbuchherbst!’, jubelt bijvoorbeeld Herta Verena Frank. Dus ook daar een enorme stapel prentenboeken. En ook in de Bondsrepubliek Krimi's voor kinderen.
| |
Gekrakeel rond een prijs
Wie meer wil weten over het gekrakeel rond de Deutsche Jugendliteraturpreis 1988 (zie Leesgoed 1988/5 voor de begunstigden) kan terecht in Fundevogel september 1988. De jury had de prijs, behalve aan Joke van Leeuwen en andere gelukkigen, ook toegekend aan Gudrun Pausewang voor Die Wolke. Dat zinde het ministerie voor Jeugd, Familie, Vrouwen en Gezondheid (echt waar) niet, het boek vond men daar veel te negatief. Pas op het allerlaatst ging het ministerie toch overstag, vooral ook omdat de jury niet wou wijken en zich gesteund wist door veel kinderboekmensen.
| |
Spiegel van het leven
Begin juni werd te Gwatt voor de 19e keer de Schweizerische Jugendbuchtagung gehouden, dit keer met het thema ‘Bücher, die das Leben schreibt - das Kinder- und Jugendbuch als Spiegel unserer Gesellschaft’. Twee lezingen zijn terechtgekomen in Jugendliteratur 3/1988. Malte Dahrendorf stelt zich de vraag welke betekenis de ‘inhoud’ (Inhalt) van jeugdliteratuur voor lezers, bemiddelaars en critici heeft, welke vraag wel moet leiden tot een reeks gratuïte uitspraken (critici moeten kinderboeken kennen, e.d.) en nebenbei ook nog tot drie nieuwe lezerstypes leidt: de intellectuele lezer, de U-lezer en de ‘Trivialleser’. De auteur Hans-Georg Noack heeft niet alleen geen moeite met de spiegel-gedachte, maar zou de jeugdliteratuur liefst tot ‘Bauplan einer künftigen Gesellschaft’ zien uitgroeien.
| |
Spelen met de cassetterecorder
is het thema van een aantal artikelen in Jugendliteratur ind Medien 3/88. Jörg Knobloch schrijft over de TKKG-cassettes van pennenfabrikant Pelikan; over Tim, Karl, Klöszchen en Gaby, vandaar, er zijn al 10 miljoen van die cassettes en 5 miljoen bijbehorende boekjes in Duitse boekwinkels liggen, op ZDF draait een serie en er zijn ook 12 speelfilms. Er zijn 3500 TKKG fanclubs, en er is een tijdschrift met een miljoen als oplage. Het spul schijnt in de klas gebruikt te kunnen worden.
Hoe je met cassetterecorders in de klas kan spelen legt Siegfried Heinemann uit; maak zelf je hoorspelen, en hoe dat kan wordt in diverse bijdragen uitgelegd, compleet met handleiding voor het maken van geluiden.
| |
Jeugdtheater: nieuwe tendenzen
Voor de dappere doorbijtertjes, die bladzijden vol Duitse bleke typlettertjes aankunnen, een themanummer over ‘Vom Kinderbuch zum Kinderstück; neue Tendenzen im Kindertheater’, Mitteilungen des Instituts für Jugendbuchforschung 2/1988. Het zijn de referaten van deelnemers aan een ‘Expertentagung’ (16 deelnemers) over dit onderwerp, die 3-5 december 1987 in Reichelsheim/Odenwald plaats vond.
| |
Maurice Sendak
In La revue des livres pour enfants herfst 1988 een interview van Michèle Cochet met Maurice Sendak, gehouden tijdens de internationale kinderboekenbeurs van Bologna (zie Leesgoed 1988/3 p. 129-131), waar een overzichtstentoonstelling van zijn werk te zien was. Sendak vertelt onder meer dat zijn vader hem altijd verhalen over verdwaalde kinderen vertelde, waarschijnlijk omdat hij zichzelf, als kersverse immigrant, verdwaald voelde, en dat dat invloed heeft gehad op de ouders in zijn werk. Verder in dit nummer veel aandacht voor geschiedenis (vooral de Franse revolutie) in kinder- en schoolboeken.
| |
Hoe tekst leert wat lezers leren
is de titel van een nieuw boek van Margaret Meek, How texts teach what readers learn (Thimle Press, 1988), en in Signal september 1988 borduurt Peter Hunt op dit thema voort door zich af te vragen ‘what do we lose when we lose allusion’, onderkop ‘experience and understanding stories’. Aan de hand van enkele citaten, die hij leerlingen voorlegde, zet Hunt een vertoog op dat er op neer komt dat gebrek aan ervaring een tekst moeilijker te snappen maakt. Een voorspelbare slotsom, maar met goede argumenten en voorbeelden.
| |
Techniek in beeld
Kay Vandergrift beschrijft in Youth Services in Libraries zomer 1988 het voorkomen en de rol van ‘technological images’ in kinderliteratuur. ‘One of the things technology does in this
| |
| |
high-tech/high-touch society, therefore, is push us back to literature as a humanizing and socializing balance to the steely, cool images of that technology.’ Literatuur, aldus Vandergrift, helpt de jonge lezer bij het vormen van een identiteit, doordat ieder zijn persoonlijke betekenis hecht aan een symbool. Vervolgens gaat hij na hoe in een aantal kinderboeken de moderne techniek verschijnt.
|
|