eeniging op dit besluit terugkwam, zoo mogelijk door een referendum. Ziehier waarom.
Ons Hoofdbestuur heeft niet een circulaire van het Fransche comité ontvangen, dat met de voorbereiding belast was (Lettre no. 311205, P.S. du 13 décembre 1931), waarin werd medegedeeld, dat het vraagstuk van de geldelijke bijdragen - hoeveelheid en wijze van betalen - in de vergadering in 1932 te Londen te houden zou worden geregeld. Deze bevatte tevens de mededeeling, dat over de zoogenaamde entréegelden - die voor onze Vereeniging vooral de moeilijkheid waren - nader zou worden beslist. Het verloren raken van de circulaire is te betreuren, en ik meen, dat de stemming anders zou zijn uitgevallen, indien deze bekend was geweest.
Het blijkt thans dat officieel zeven landen zijn toegetreden tot de Fédération (waarbij Letland, Griekenland, toch zeker geen financieel sterke vereenigingen); dat de officieele toetreding van vier landen nog wordt ingewacht, terwijl ze officieus is verkregen; dat de V.S. zich nog zullen uitspreken; dat in het comité zitting nemen: Miss Forrest, mannen als Schade en Ansorge, Brandt, Roger, Cloudesley Brereton, Ibrovac, om er slechts enkele te noemen die bij de talrijke Hollandsche deelnemers - we vormden 10 procent der congressisten - toch nog welbekend zullen zijn; dat in het bestuur de toegetreden landen hun vertegenwoordigers hebben .... en dat Nederland, door zijn aarzeling en weigering, een plaats heeft verloren die, we weten het, voor ons was voorbehouden.
Een plaats die we als kleine, in den grooten oorlog neutraal gebleven natie zoo goed hadden kunnen vervullen.
Einde Juli zal te Londen het Bestuur vergaderen, zal de Fédération ten doop worden gehouden. Zal Nederland ontbreken onder hen die begrijpen, dat internationale samenwerking, zoowel voor practische kwesties van pedagogischen en didactischen aard, als voor de ideeële vraagstukken, waarvan toch ook onze ziel van menschen-vormend en menschen-opvoedend wezen vervuld is, in de eerste plaats wel dit: Hoe kunnen we medewerken om een herhaling van 1914 te voorkomen? noodig is.
En daarom moeten we toetreden tot de Fédération Internationale. We staan voor een vraag: doen we mee aan internationale samenwerking, ja of neen? Hebben we vertrouwen in de inspanning van ineengeslagen en elkaar sterk grijpende