Levende Talen. Jaargang 1932
(1932)– [tijdschrift] Levende Talen–‘Chaos’.‘Het is m.i. wel tijd, dat allen gezamenlijk trachten eenige orde te brengen in dezen chaos.’ Presies te zeggen in watvoor tijd we leven moge moeilik en gevaarlik zijn, nièt moeilik en beslist òngevaarlik is het, om op gezag van de vox populi (die de Vox Dei is) mee te verklaren dat ‘onze tijd een chaotiese’ is. Inhoeverre het kosmies-willen- | |
[pagina 319]
| |
zien der vroegere expressionisten hieraan debet is, laat 'k den heren tijdgeestkritici-filosofen gaarne over. ‘Onze tijd is chaos’, dus moet hij in al z'n komponenten chaos zijn, ergo ook en evenzeer is het ... onderwijs chaos, en minstens even-ergo: het onderwijs in de MoedertaalGa naar voetnoot1). Ja, voordat de chaos was, wat reeds het chaosje in het moedertaalonderwijs. (Zie Kalff's konstatering van veertig jaren her; zie die van Leest die de chaotisering dèrtig jaar geleden doet intreden). Aanvaarden we voor een wijl deze tijds- en vakdiagnose, en verdiepen we ons mèt de dokters in de oorzaken, die volgens de jongste kriticus zijn: ‘individuele metoden’ (blz. 6) en ‘de nieuwe taalwetenschap’ (blz. 7). Deze zouden leiden tot ‘willekeur’ (blz. 8) waartegen een middel dient gezocht. ‘De weg tot verbetering’ ziet de schrijver in het publiceren van de opvattingen over doel, leerstof en metode door de ervaren practici, en het opbouwend kriticeren ervan door de vak-kollegaas. Nu intresseert ons het eventuele geneesmiddel altijd minder dan de eventuele kwaal, zodat we onze aandacht uitsluitend wensen te bepalen tot het moedertaalonderwijs-chaotiese in z'n oorzaken. Kàn het liggen aan de ‘individuele metoden’? Mijns inziens is niets méér gewenst dan dat elk leraar zijn èigen, zijn eigen weloverwogen gang gaat. Alleen zó - op deze voorwaarde - kan zijn onderwijs resultaat geven. Wie toch nederlands aan 12-tot 20-jarigen te onderwijzen heeft, begint niet met iets spiksplinternieuws, maar bouwt voort op wat er voor drie-vierde al is. Hij stampt geen kennis in, evenmin trekt hij op het fundament van enkele axiomaas een wetenschapskonstruktie op. Slechts op verfijning en ver-vaardiging is zijn streven gericht. En mogen de beginselen een zaak van uniformiteit zijn, de uitvoering ervan is dat nooit. Daartoe is bezielde en bezielende individualiteit het eersten enig-nodige. Met dit voorbehoud natuurlik: de leraar dient dient het inzicht te bezitten dat spreken - schrijven - lezen negen-tiende van het ‘vak’ is, en dat hij dit trio in zijn lessen zó harmonies doet samenwerken dat uit hun wisselwerkingen | |
[pagina 320]
| |
taalkùnnen, taalvoèlen en taalproèven tot een betrekkelike (een adolelescenten) volmaaktheid komen. Studie van dikke taal-, discens- en docenspsychologie-boeken is nieteens nodig om het onderwijs voor de gesignaleerde ‘willekeur’ te behoeden. Men houde zich aan de Kern (9/10 N.B.) van de Zaak, en of men nu het eene-tiende literair-históries verwerkt, foneties of semasiologies, ortografies of biografies, dit kan nooit tot gevolg hebben dat er een ‘chaos’ in de bepaalde tak van onderwijs ontstaat. Wèl is uiterst wenselik dat de leraar-nederlands tot zijn leerlingen-nederlands in een direct-nederlandse relatie staat: dat zo min mogelik boeken en boekjes als makelaar voor dit (sinoniemen en spreekwoorden) als gids voor dat (literatuurkunde en -geschiedenis), als scherm en tussenpersoon voor weer-iets-anders (taalobservatie) intermediëren. Want vele gidsen, en op alle terreinen de divers-gespecialiseerden, zijn de dood voor de zelfstandigheid die we als leraar behoeven, èn voor de directetaaltraining en het smaak vinden in- en- voor taal door onze leerlingen. 't Lijkt mij onbestaanbaar dat een volwassen intellectueel de willekeur huldigt. Even nadenken doet hem duidelik zijn taak zien. Ongetwijfeld zal de ùitvoering ervan nog jaren-achtereen vèr bij zijn bedoeling achter blijven, maar dit is geheel iets anders dan ‘willekeur’. Bovendien wettelik-vereist, zijnde van hoger hand berekend dat het algemeen-belang (de schatkist) minder geschaad is bij een krukken door alle leraren gedurende enige(?) jaren dàn bij het stichten van een opleiding voor leraren. Weshalve Men voortgaat met ‘de aanstaande piloten voor de luchtvaart, rijtjes franse woordjes te leren’. Hoe ‘de nieuwe taalwetenschap’ oorzaak van chaos kan zijn, is me evenmin klaar. Zeker zal het konservatief of modern z'n invloed op het onderwijs hebben, maar voor wie de kern van z'n taak zien wil, is het onmogelik om in de middelbare school de (ouwe of nieuwe) taalwetenschap te dienen. Inzoverre het Oud en Nieuw de leraar-nederlands op zijn lessen influenceert, in zoverre moet 'k ook van invloed zijn op de leraar-grieks, de leraar-duits, de leraar-geschiedenis, de leraar-aardrijkskundeGa naar voetnoot1). | |
[pagina 321]
| |
En toch, dáár wordt het gebrek nièt, of niet in die mate, gesignaleerd! Verbetering van het taalonderwijs is altijd mogelik en nodig, maar men zoeke de ‘weg tot verbetering’ niet in een bestrijden van het z.g. euvel van de chaos. Vooral niet door metodiekboekjes te schrijven en leerboekjes te creëren. Want die veróórzaken de chaos wel niet, maar leiden zo gemakkelik tot enige chaotisering. Wie de kern in 't oog vat kan niet verwillekeuren: in taalonderwijs niet, en nergens niet. Maar gevaarlik is het, om (als Leest doet) een minutieus ‘program’ op te stellen. Om op de velerlei bij-zaken - gebruik van het woordenboek, mythologie, spraakkunst en bijbelkennis - scherp het licht te doen schijnen. Om op allerlei perifere punten (rand- en grenskwesties) in te gaan, terwijl hij toch ook weten kan dat zelfs in deze verpacifiste tijd grenskwesties grensgeschillen, casus belli, worden. Want, hoe goedbedoeld, het afbakenen van de terreinen der verschillende talen-leraren (nederlands, moderne en klassieke talen), het aangeven van zo-en-zo te collaborerenGa naar voetnoot1), werkt verwarrend, leidt af van de hoofdzaak: spreek-lees-schrijf, met doe-denk-genietGa naar voetnoot2). Wie het taalonderwijs verbeteren wil, werke aan verdieping van inzicht in: taal als functie van individu en gemeenschap; de taalontwikkeling van kind-jongeling-volwassene; in de grondslagen van z'n onderwijs dus. Hij helpe niet mee om door het roepen van chaos! chaos te maken. En dat ‘het publiek’ zich blijft afvragen: wat leert m'n zoon of dochter eigenlik bij die leraar-nederlands, kan ons koudlaten zolang het zelfs de slechtste moderne-taalleraar nog huldigt omdat hij hun kind zo'n massa vréémde woorden geleerd heeft! ‘Corrie, zeg 's wat soep, aardappel en dubbeltje in het frans, het duits, het engels en het grieks is?’ Er is géén chaos. Wel blijft verbetering mogelik door verheldering van inzicht in de grondslagen voor taal en taalonderwijs; allereerst door een leraarsopleiding. Voorlopig luidt het devies: Houd hecht de hoofdzaak vast!
schn. |
|