Levende Talen. Jaargang 1933
(1933)– [tijdschrift] Levende Talen–De werkwoordsvorm op -ing.
| |||||||
[pagina 91]
| |||||||
onderwerp van onze diskussie is. Er is één groep van woorden op ing die klaarblijkelik moet worden uitgesloten: die welke in geen enkel opzicht met een werkwoord verwant zijn, noch in vorm noch in betekenis, zoals bedding. Ook de andere konkrete substantieven, al zijn ze van verba afgeleid, sluiten we uit, dus woorden als blacking, dripping, lining, covering, voorzover ze als concreta gebruikt worden. Ook de adjektieven op -ing vallen buiten ons bestek; we weten dat het gebruik van very in plaats van much de zuiver-adjektiviese funktie vaak aanwijst, zoals bij pleasing, promising, enz. Kunnen we nu zeggen dat het verbale ing gevormd wordt van werkwoorden? Dan sluiten we formaties uit als bird's=nesting, we've been cowslipping, en het type dressmaking. Daar is wel bezwaar tegen, want in een zin als Most children remember their first Channel crossing hebben we een ing dat moeilik van de verbale ings te scheiden is. Toch geloof ik dat we prakties doen met deze formaties voorlopig buiten te sluiten; hetzelfde geldt van ings met een meervoudssuffix: beatings en merrymakings (Hdbk. 1640). Wat houden we ten slotte over? De vormen op -ing die deel uitmaken van een volledig verbaal systeem, met stam en vorm op -ed erbij begrepen, voorzover de betekenis van het werkwoord in het verbale ing dezelfde is als in de beide andere vormen. Dit laatste moet er bij, want anders zouden we misschien de bovengenoemde concreta als covering insluiten. Nog een beperking: we zullen alleen rekening houden met hetgeen men spreekt, en de uitsluitend-literaire konstrukties buiten beschouwing laten: die moeten, als steeds, bij wijze van aanhangsel behandeld worden, omdat uitsluitend-literaire konstrukties een schimachtig bestaan voeren, en niet moeten worden verward of vermengd met het levende Engels.
* * *
Wanneer wij ons afvragen welke plaats de ing-vormen met de genoemde beperking innemen in de Engelse zin, dan kunnen wij onderzoeken: 1) hun funktie in de ev. syntaktiese groep, en 2) hun funktie in de zin als geheel. Voorzover ik zie, is er geen derde; want een onderzoek naar hun betekenissen, al zou het mogelik semantiese waarde hebben, zou in elk geval alle vormen moeten insluiten (de nominale zowel als de verbale), en eventuele resultaten zouden van semantiese, niet van grammatiese aard zijn. Tot een onderzoek van grammatiese aard zal ik mij nu in | |||||||
[pagina 92]
| |||||||
elk geval beperken, het veld vrijlatend voor wie er anders over mocht denken. Een onderzoek als wij nu ondernemen kan niet zonder gevaar voor eenzijdigheid de resultaten van voorgangers ter zijde laten; maar ook: ons onderzoek kan door het gewillig aanvaarden van de resultaten van onze voorgangers licht op dezelfde dwaalwegen geraken. Dit laatste, dat onze voorgangers, en wijzelf, met de behandeling van het ing op een dwaalweg zijn geweest, staat voor ieder wel vast. Want een heldere, bevredigende uiteenzetting zal wel niemand hebben gevonden; mij is er geen bekend. De traditionele behandeling, altans in ons land, onderscheidt de ings als behorende tot twee groepen die zo sterk gescheiden zijn dat ze tot twee woordsoorten gerekend worden, het gerundium en het tegenwoordig deelwoord. Daarmee moeten we eerst in het klare zijn, want de primaire vraag is: waarop deze klassifikatie berust. Het antwoord op deze vraag kan tweeledig zijn: histories en analyties. Het eerste is het eenvoudigst, en kan dus het best eerst behandeld worden. Niemand zou op grond van het gebruik van de verbale ings in het levende Engels op het denkbeeld gekomen zijn juist een twee-deling in te voeren; maar zulk een aanleiding was er in het Angelsaksies wel degelik: daar had men een tegenwoordig deelwoord op -ende, en een substantief op -ung, minder vaak -ing. De vormen waren dus volmaakt duidelik verschillend en dat was met het syntakties gebruik eveneens het geval. Zo bleef het in het vroege Middel-Engels, waar de deelwoorden wel -inde tot suffix hadden in het Zuiden, en in het Westen van de Midlands, terwijl de substantieven zo goed als uitsluitend -ing hadden of -ung, maar het verschil bleef er duidelik genoeg door. Een eeuw later, bij Chaucer b.v., is de toestand anders: -ung zowel als -inde of -ende zijn verdwenen, we hebben alleen maar meer de vorm op -ing. Over de vraag hoe dat gegaan is, zal ik hier niet spreken: het gaat ons niet aan, en ik zou er bovendien geen nieuws over kunnen vertellen. Ik konstateer slechts dat er sedert de 14e eeuw slechts één vorm is geweest in het Engels, die tegelijk de funkties vervulde van het Angelsaksiese tegenwoordig deelwoord en van het substantief op -ung. En in de loop van de eeuwen is het gebruik van die verbale vorm op -ing zo sterk toegenomen dat het nu één van de belangrijkste verbale vormen is in de konstruktie van de Engelse zin. De oorsprong van het gebruik van de vorm op -ing: uit een | |||||||
[pagina 93]
| |||||||
verbaal-adjektiviese en een verbaal-substantiviese, leidde er natuurlik toe de funkties van de vorm tot twee groepen te reduceren. En dat ging voor het oudere Engels in menig opzicht gemakkelik, zoals ook te verwachten was. Maar naarmate het gebruik van de vorm toenam, en konstrukties ontstonden die moeilik, of in het geheel niet, met de oorspronkelik-adjektiviese, of de oorspronkelik-substantiviese, te identificeren waren, geraakte men met de tweedeling meer en meer in moeilikheden. Bij de behandeling van de konstruktie van het type I am surprised at your brother agreeing to this stelde Sweet de term half-gerund voor; dit was natuurlijk een vooruitgang want het afzonderlike karakter werd er min of meer door erkend. Maar het was slechts een begin: feitelik was het een schoorvoetend opgeven van een onhoudbaar geworden tweedeling, zonder de onhoudbaarheid uitdrukkelik te erkennen. En het is niet de enige konstruktie die niet past in de twee-eenheid van deelwoord en gerund, zoals blijkt als men zich herinnert welke hopeloze pogingen Poutsma, en ikzelf in vorige drukken van mijn Handbook, gedaan hebben om toch de twee-deling door te voeren: men laat een gewoonte niet zo gemakkelik varen, ook wanneer de redelike grond ervoor is verdwenen. Niemand van u zal er m.i. in slagen duidelik te maken dat de vorm op -ing in een absolute adjunct (het klassieke Participium absolutum) in het levende Engels een deelwoord is: het is net zo min een deelwoord als een substantief, maar veel eerder een speciaal soort van predikatief gebruikte vorm, die van het predikatieve verbum op iz, en id, of in de stamvorm, voornamelik hierin verschilt dat er van tijds- en persoonsaanduiding helemaal geen sprake is. Maar persoonsaanduiding is er bij het preteritum evenmin, zodat ik me kan bepalen tot de afwezigheid van tijdsaanduiding; en als we bedenken dat de tijdsaanduiding bij het predikatieve werkwoord zeer gering is, wordt het duidelik dat het ing soms nauw verwant is met het predikatieve werkwoord, terwijl het karakteristieke van de andere gebruiksvormen, in overeenstemming met de oorsprong van de vorm, meest nietpredikatief is. Dat deze erkenning allerminst een nieuwigheid is, kan blijken als we de onovertroffen Mätzner opslaan: in deel 3 van zijn syntaxis (bl. 69), bij voorbeelden van het participium bij werkwoorden van beweging als I stood looking on, en bij transitieve werkwoorden als He began weaving them, merkt hij op dat we hier gebruikswijzen hebben die sterke gelijkenis | |||||||
[pagina 94]
| |||||||
vertonen met de infinitief, al zijn ze de moderne vertegenwoordigers van een Ags. deelwoord; en, gaat hij voort, ‘Hier berührt es sich zugleich so nahe mit dem gerundium dass eine strenge Scheidung von demselben unmöglich wird und beide sich in dem sprachbewusstsein vermischen.’ De moderne enthoesiasten over statiese grammatika kunnen hier zien dat bekwame voorgangers, al werkten ze voornamelik volgens de historiese methode, toch waarlik niet zo blind waren voor de feiten van het taalleven als zij maar al te vaak geneigd zijn te denken, en ... luidruchtig te beweren. Bij de behandeling van het gerundium definiëert Mätzner het zorgvuldig, en, zoals men zal opmerken zonder ‘historiese’ verblindheid voor de werkelikheid: de vorm op -ing is een gerundium ‘als die bezeichnung der durch den verbalbegriff bestimmten handlung mit beibehaltung der rektion oder bestimmungsweise des zeitworts, wo dieselbe sich nicht an einen substantivbegriff nach art einer attributiven bestimmung anzuschliessen vermag.’ (bl. 80). Het hoeft niet nader vermeld te worden dat Mätzner sommige zeer moderne konstrukties van het verbale ing in het geheel niet behandelt: ze zouden de geringe waarde van de tweedeling slechts duideliker hebben doen uitkomen. Wanneer wij het er nu over eens zijn dat de traditionele tweedeling ons niet in staat stelt een bevredigende beschrijving te geven van het feitelik gebruik in het levende Engels, moeten we de traditie opgeven, en trachten zonder die stok te lopen. Dat is niet zo eenvoudig voor wie onzer ook, want een stok is vaak een grote steun, behoedt ons maar al te vaak voor vallen waar onze eigen kracht zeker te kort zou schieten. Het is dus begrijpelik dat men de stok niet graag thuis laat, maar er zijn tijden dat het moet, en zo'n geval doet zich hier voor. Zoals ik zo even reeds heb aangeduid, zal ik niet trachten een klassifikatie van de ings te baseren op hun betekenis, maar op hun funkties in de syntaktiese groepen en in de zin. De bedoelde syntaktiese groepen die een verbaal ing bevatten zijn natuurlik steeds ‘nauwe’ groepen: in de losse groepen verschilt de funktie van een woord niet van die op zich zelf. In nauwe groepen kan een element het dominerende zijn, of het ondergeschikte; ook is het mogelik dat de twee elementen wederzijds geen bepaalde afhankelikheid vertonen, ofschoon van een losse groep toch geen sprake kan zijn. | |||||||
[pagina 95]
| |||||||
Wij krijgen dus deze indeling: Syntaktiese groepen met een verbaal ing
Om onduidelikheid door te grote abstraktie te voorkomen zal ik van deze drie gevallen een aantal typiese voorbeelden geven die de vakgenoot dadelik doen begrijpen waar het om gaat. Een volledige lijst van elk van de drie gevallen is in een handboek nodig, maar voor onze diskussie zou het slechts verwarrend werken. Het ing is dominerend element in deze gevallen, die ik citeer uit mijn Handbook, omdat zelf bedachte gevallen geen reële basis van een wetenschappelike diskussie kunnen vormen: (98 a) doing one's bit, putting one's shoulder to the wheel, proving the mettle of the women of England, certainly had its agreeable side; (100) Telling Roger's father is not making it public; (101) there can be no mistaking the doctor's speech. Het komt vaak voor dat een verbaal ing een dominerend element is van een sub-groep; die gevallen zijn zo volkomen parallel aan de juist geciteerde, dat ze er moeilik van kunnen worden gescheiden. Daartoe reken ik de groepen met een ing in voorzetselbepalingen en soortgelijke zonder voorzetsel: (75 a) trace the map by laying your paper on top; (76) what is the use in making plans?; (83) a fellow can make a reputation cooking peas. Het kan twijfelachtig zijn of het ing het dominerend element is van een sub-groep of van de héle groep: (84) Peter stood holding the letter in his hand. Feitelik dominerend is het ing in de progressief, die met het voorafgaande stood looking nauw verwant is. In al de aangehaalde gevallen is de konstruktie van het ing parallel aan die van een predikatief werkwoord: de begeleidende elementen zijn bijwoorden, objekten, enz. Maar er zijn andere gevallen: (139) The getting of Sophia's ticket to Bursley occupied them next; he was some kind of poor workingman, and you could see he was unhappy over this arguing; the influence which the mind has upon its (viz. the body's) sleeping and its waking. Men zou kunnen redeneren dat we hier niet met een verbaal ing te doen hebben, en de Duitse grammatici spreken hier dan ook van een derde soort: een verbaalsubstantief, terwijl ze de eerder genoemde gevallen tot de gerunds rekenen. Maar er is een bezwaar: we vinden het enkele ing, dus niet als lid van een | |||||||
[pagina 96]
| |||||||
syntaktiese groep, in presies dezelfde gevallen, en dan is de onderscheiding van gerund en verbaalsubstantief natuurlik uitgesloten; we zouden dus naast het deelwoord nog drie gevallen moeten onderscheiden niet alleen, maar ook benoemen. Ik vrees dat we door overvloed van handwijzers niet meer de weg zouden vinden, en geef er de voorkeur aan in alle drie gevallen van eenzelfde verbaal ing te spreken. Het tweede geval dat ik boven heb genoemd is het werkwoordelike ing als ondergeschikt element van een syntaktiese groep. Het is een geval dat in veel verbindingen voorkomt, en het in belang wint van het eerste. Ik hoef maar enkele gevallen te noemen om u dit te doen inzien; misschien vindt menigeen van u het overbodig. Het ing komt veel voor in voorzetselgroepen zonder verdere bepaling; dit is feitelik hetzelfde als in de boven behandelde sub-groepen: (75) to be frightened into apologizing; (76) what is the use of arguing? Maar het komt ook voor in bepalingen zonder voorzetsel: (83) we have no more time to waste idling about here; he neardly died laughing. Ook hier is het soms moeilik uit te maken welk element het dominerende is, zo bij werkw. van beweging: (84) Then I got in my car and went exploring. Het is onmogelik uit te maken in talloze gevallen of we het ing zullen rekenen tot dit geval of tot de sub-groepen van zo even; zo b.v. in deze zin: (86) She loved giving people the impression that she was adventurous. Hier is giving het dominerende lid van de sub-groep met de eropvolgende woorden, maar tegelijk het ondergeschikte lid van de hoofdgroep die met loved begint. Het is dus duidelik dat de klassifikatie van a en b (bl. 95) niet essentieel is. Maar soms is er geen twijfel: (95) a hunting and fishing savage; the seeming sleeper; etc. of ook met andere plaats: owing to the number of men waiting; owing to the friendship existing between the two captains. Wanneer het ing een ondergeschikt lid is van een groep kan men de gevallen klassificeren naarmate het ondergeschikt is aan een werkwoord, substantief, adjektief, bijwoord, voorzetsel; of deze klassifikatie veel nut heeft, waag ik te betwijfelen. Wel kan men hier evenals te voren twee gevallen onderscheiden: naarmate het ing meer een adjektiviese funktie heeft dan wel van bepalingen is vergezeld die men bij een predikatief werkwoord vindt, een soortgelijke onderscheiding dus als die waarop de Duitse klassifikatie van verbaalsubstantief en gerund berust. | |||||||
[pagina 97]
| |||||||
Ten slotte komen we tot het derde geval dat veel meer afwijkt van de twee totnutoe genoemde, dan de eerste twee van elkaar. De leden van de syntaktiese groep zijn niet aan elkaar ondergeschikt, maar staan eerder in de verhouding van subjekt en predikaat in de absolute bepalingen: (115) He ate improvised meals there, Charmian acting as cook; of: On Mrs Shorley telling her husband ...; ook in voorzetselgroepen: You mean to insist upon Betty apologizing personally? of als de groep subjekt van de zin is: Charles, however can poor Linda having it (the smallpox) possibly stop you? Verder in gevallen als de volgende: (107) He found himself hoping that his statement would be laughed at. Het is moeilik deze konstrukties te scheiden van die met een oblique pers. vnwd als deze: (108) I don't like him behaving like that; (109) my official duties at Crewe House prevent me being present. Feitelik blijft de verhouding van de delen dezelfde bij een possessief: (120) No mistake at all about its being picturesque over there; His coming down is really no excuse for his not writing on Saturday; of met een genitief: (121) She saw nothing in Mr. Fenwick's bringing her mother a beautiful sealskin jacket as a Christmas present. Essentieel gelijk is de konstruktie ook in het volgende voorbeeld: (123) When we reached Piccadilly Circus we separated, I finding my way to my lodgings, ... Er is altijd gepoogd het verbale ing te reduceren tot een van de welbekende rededelen; men probeerde dan de funkties te beperken tot die van een substantief en een adjektief. Allereerst is duidelik dat daarmee de laatste groep niet geklassificeerd is; die staat er zèker buiten. Maar de twee eerste zijn ook maar heel betrekkelik, d.i. in het geheel niet, als substantief of adjektief te beschouwen. In de eerste plaats geldt van de niet-predikatieve werkwoordstam vrijwel hetzelfde: is men van plan die (d.i. de oude infinitief) ook als substantief en adjektief te beschouwen, en er namen voor te bedenken? Daarmee komt men evenzeer in moeilikheden als men te maken krijgt met de konstrukties van het type I should like him to go, of I heard him go. Vgl. ook de Nederl. infinitief lopen en het verbaalsubstantief het lopen! De funkties van het verbale ing in de zin als geheel zijn vaak behandeld, zodat ik er kort over kan zijn. Als men uit het feit dat het verbale ing een subjekt of naamw. gezegde kan zijn, wil konkluderen dat het een substantief is, dan kan men dat ook | |||||||
[pagina 98]
| |||||||
doen van de infinitief, of van een bijwoord, want dat kan ook wel grammaties subjekt zijn; feitelik kan elk woord, of een zin, subjekt zijn. Met deze methode raakt men zeker in een moeras van willekeur. En van onze voorname taak: de beschrijving van de funkties van de vorm op -ing komt niets terecht. Ik wil daarvan een enkel voorbeeld geven. Men konstateert vaak dat het verbale op -ing onderwerp van een zin kan zijn en ‘dus’ een soort substantief, of ronduit een substantief, is. Maar er is een ernstig bezwaar: op deze wijze sluiten we de mogelikheid af om de vorm op -ing te interpreteren in de aangehaalde zin How can Linda having it possibly stop you? Bij de analyse van deze zin, vraagt men hoe de verhouding is tussen Linda en having. Het antwoord zal wel zijn die van een subjekt en een predikaat; maar nu weten wij dat deze verhouding bij een werkelik substantief, ook bij een verbaal substantief, alleen kan worden uitgedrukt door een genitief: het is zelfs de fundamentele funktie van de genitief! En in plaats van Linda's hebben we Linda. De laatste vorm sluit de interpretatie van het ing als een substantief volstrekt uit. In al de voorbeelden die ik totnutoe besproken heb, gaat het om het enkelvoudige ing. Maar we kunnen de door Poutsma (of een voorganger van Poutsma) als complex betitelde groepen: having seen, being seen, having been seen, niet uitsluiten. En de poging om iemand te overtuigen dat we het in deze groepen met substantieven of adjektieven te doen hebben zal wel niemand willen ondernemenGa naar voetnoot1). Wanneer men nu toch het verbale ing wilde reduceren tot een verbinding van de traditionele rededelen, dan zou men moeten beginnen te zeggen dat het dient als substantief, adjektief, bijwoord, infinitief, predikatief werkwoord. Dat daarmee iets gewonnen zou zijn kan ik niet inzien. En als men het nodig vindt voor al de funkties van het ing aparte namen te gebruiken, dan zal men, behalve gerund en participle en verbaalsubstantief, er nog verscheiden bij moeten fabriceren. En wat nodig of wenselik is voor het ing, is ook nodig of wenselik voor de infinitief: het | |||||||
[pagina 99]
| |||||||
zal een el dorado worden voor fabrikanten van nieuwe termen, en de heerlikheid is ook met de infinitief niet uit, want ook het deelwoord op -ed moet een beurt hebben. Wel niemand zal in ernst bereid zijn deze konsekwenties te aanvaarden. Het enige alternatief, en een alternatief dat mij heel aannemelik voorkomt, is: te erkennen dat het verbale zonder suffix (infinitief) of met een suffix -ing niet past in een van de vakjes voor de rededelen, en dus een eigen plaatsje vraagt. Wie zal het ze misgunnen?
e. kruisinga. |
|