de kommissie substitueert voor de feitelike praktijk die ik besproken heb, blijft mijn opmerking juist. Men oordele zelf: het wettelik vastgestelde A-programma verklaart in de eerste alinea als eis:
‘Grondige kennis van de verschillende onderdeden der spraakkunst van de hedendaagsche taal.’
Het B-programma zegt in de eerste alinea:
‘Grondige kennis van de verschillende onderdeden der spraakkunst ook op historischen grondslag.’
Geen enkel jurist of hij zal erkennen dat de afzonderlike vermelding van de historiese grondslag in het tweede programma die eis uitsluit in het eerste, daaraan voorafgaande. En de Duitse kommissie? Die verklaart tot tweemaal toe dat ook voortaan op het A-examen historiese grammatika zal worden gevraagd.
Op de wetenschappelike zijde van mijn betoog zal ik in het volgend nummer terugkomen; dat is de hoofdzaak die niet bedolven mag worden onder de bijzaak van de wetsovertreding.
e. kruisinga.
* * *
Ik ben de Redactie van ‘Levende Talen’ er dankbaar voor, dat zij mij in de gelegenheid heeft gesteld, bij het stukje van de heer Kruisinga enige opmerkingen te maken: de polemiek kan daardoor in tempo niet weinig worden versneld.
De Heer Kr. suggereert een verschil tussen het toekomstig programma der Duitse A-commissie en de feitelike practijk. In wezen bestaat dit verschil niet: de commissie heeft de bestaande toestand alleen scherp geformuleerd, om misverstanden bij examinator en examinandus te vermijden. Dat sluit in, dat er wel eens bij het A-examen vragen op histories gebied zijn gesteld, die streng genomen niet binnen deze formulering vallen, en ik vermoed, dat de heer Kr. op zulke vragen doelt. Nu beperkt geen enkel examen zich strikt tot de stof, en vragen, die iets daarbuiten vallen, zijn vaak heel instructief voor de commissie. Alleen mag de candidaat er geen schade van ondervinden. Nu werden uit de aard der zaak zulke verdergaande vragen alleen gesteld bij candidaten, bij wie het examen er aanleiding toe gaf, die blijkbaar kennis en inzicht op dit gebied bezaten en die dus van zulke vragen voordeel konden trekken. Trouwens, de commissie beschouwde en beschouwt deze historiese interpretatie als facul-