matig de nieuwste letterkunde te onthouden? Dat deze gevaarlike elementen zou bevatten voor de opvoeding stemt inl. niet toe. Hem persoonlik zijn de opvattingen van deze tijd liever dan die der Viktorianen. Er is ruimschoots goede, en ook niet te moeilike, lektuur te vinden. Voor klasse II bijv. Barrie, Milne, Davies, de la Mare. Voor klasse III: Wells, Bennett, Conan Doyle; toneel van Barrie en Milne. Voor de hogere klassen van Doorn's Anthology, van Kranendonk's Selections, Deel 5000 van de Tauchnitz Bibliotheek, verscheidene deeltjes uit de Albatross Serie, etc. Het moderne leeft in de jeugd en de jeugd moet van het moderne leven. Niet alle vormen der nieuwste letterkunde zullen van waarde zijn: zij dienen echter gekend te
worden. De wellicht mindere grootheid der hedendaagse schrijvers, het gemis aan genie en de rijkdom aan talent is een kenmerk van de jongste tijden dat op zichzelf belangrijk is om te behandelen. In de hoogste klas kan teruggegaan worden tot de Nineties, tot de Victorians, tot de Romantic Revival. Misschien ook tot Shakespeare, maar bij: hem blijft de taal een obstakel. Dit brengt inleider ertoe te wijzen op het grote voordeel van de hedendaagse letterkunde, t.w. dat de taal ervan ook hedendaags is. Hiermee is de praktiese beoefening gebaat. Inl. toont door enige voorbeelden aan hoe verouderd, en daardoor niet-leerzaam, taal en expressie zijn van 18de en 19de eeuwse schrijvers en dichters (Sheridan, Wordsworth, Dickens). Ten slotte vat inl. zijn konklusie samen in de volgende stellingen:
1. | De jeugd is meer ontvankelik voor het heden dan het verleden; de hedendaagse letterkunde knoopt aan hun ervaringen aan. |
2 | Er is minder ‘kennis’ nodig voor het begrip der tijdgenoten dan voor dat van 18de en 19de eeuwse schrijvers. |
3. | Levende letterkunde lokt eerder kritiek dan de ‘timehallowed’ literatuur. Hierdoor wordt eigen inzicht bevorderd. |
4. | De taal der levende letterkunde is gemakkelijker verstaanbaar. De praktiese beoefening is hiermee gebaat. |