moet immers soms als den geschreven worden) en 2e, omdat we dit ter vertaling in het Duitsch b.v. noodig hebben.
Hoe bepalen wij nu den naamval?
In het Duitsch redeneert men:
der Sohn is nominatief; dus is het hier onderwerp.
dem Kinde is Datief; dus is het hier indirect object.
einen Apfel is Accusatief; enz.
Wij redeneeren nu precies andersom:
De zoon is onderwerp; dus is het Nominatief.
Het kind is indirect object; dus is het Datief, enz.
Met andere woorden: om een naamval te bepalen, beginnen we met den zin ‘redekundig’ te ontleden.
Wij vragen ons af, in wat voor betrekking een woord optreedt, en daaruit leiden wij dan den naamval af.
Hierna volgen dan eenige conclusies:
Een woord staat in den Nominatief, als enz.
Conclusies die getrokken worden uit door de leerlingen gegeven zinnen.
Voorbeelden van genitieven volgen, die elk afzonderlijk bekeken worden: Vaders hoed, tantes jurk, Jans boeken, Vondels gedichten, 's Keizers wil, het gezang der werklui, het afschieten der kanonnen, een bete broods, het Boek der Boeken, hij ging zijns weegs, hij is der zake kundig.
Waarbij dan weer de opmerking, dat deze genitiefvormen, voor zoover het geen overgeleverde vaste uitdrukkingen zijn, hoe langer hoe meer in de gesproken taal verdwijnen: Jans hoed - Jan z'n hoed - de hoed van Jan.
tantes jurk - tante d'r jurk - de jurk van tante,
dat de vorm des in de gewone gesproken taal heelemaal niet en in geschreven taal veel minder dan de vorm der voorkomt.
Dat de persoonlijke voornaamwoorden nog verscheidene naamvalsvormen bezitten kan later aan de orde komen.
Gaarne zou ik nu vernemen, of een dergelijke les de goedkeuring mag wegdragen van mijn collega's, dan wel of zulk een les niet bij het Nederlandsche-taalonderwijs behoort.
Wanneer ik het Geslacht behandel, ga ik evenzeer uit van het Duitsch en het Fransch; begin met op te merken, dat daar het Woordgeslacht nog wel leeft, dat het voor een Duitsch of