nieuwe bestuur wordt bij enkele candidaatstelling gekozen, en aldus samengesteld: Dr. A.J. de Jong, Voorzitter; de Heer R. van der Kley, Secretaris, en Drs. D.J. Galle.
De heer de Jong dankt de Heren Zijderveld en Kuitert voor al hetgeen zij voor de Nederlandse Sectie hebben gedaan en rekent ook verder op hun steun. Het voorstel van Dr. van den Ent neemt 't nieuwe bestuur gaarne over en bij acclamatie worden de Heren Zijderveld en Kuitert in de bedoelde Commissie gekozen.
De Heer Kuitert merkt op, dat Dr. v.d. Ent in zijn voordracht ook het verband van 't onderwijs in vreemde talen met het moedertaalonderwijs ter sprake beeft gebracht. Zou hij nu ook kunnen aangeven, op welke basis dat verband zou moeten worden opgebouwd? 't Schijnt immers wel, dat bij de opleiding voor de vreemde talen van heel ander standpunt wordt uitgegaan dan bij 't Nederlands. Dr. van den Ent antwoordt, dat die vraag van te wijde strekking is, dan dat hij er in de nu beschikbare tijd een afdoend antwoord op zou kunnen geven. Wel kan hij een enkele practische opmerking maken. Toen hij nog als leraar werkzaam was, behandelde hij soms als Nederlandse stijloefening de vertaling van een stuk uit een vreemde taal, nadat dit eerst op zijn verzoek door zijn collega in die taal in de klas was geëxpliceerd en zo ‘vertaalrijp’ was gemaakt. Van zo'n les heeft hij dan veel voldoening gehad.
Mej. Jongejan vraagt inlichtingen omtrent de ‘cijferkwestie’. Bij al het schriftelijk werk zou gelet moeten worden op het Nederlands en dat moet ook in de cijfers tot uitdrukking komen. Wie beslist nu in deze kwestie?
Dr. van den Ent antwoordt: ‘Het ministeriële voorschrift is imperatief. Alleen de wijze van toepassing, de mate van invloed die het Nederlands op het cijfer bij andere vakken moet hebben, is overgelaten aan degenen die het voorschrift hebben uit te voeren, dus aan de leraren.’ Hij meent, dat 't goed zou zijn, als de vergadering van leraren aan een school een gedragslijn zou vaststellen die allen zou binden.
Na rondvraag sluit de voorzitter te vier uur deze vergadering.
A.J. DE JONG.