| |
Franse schoollectuur.
Francis de Croisset, La Féerie cinghalaise (Ceylan avec les Anglais), Paris, Hachette, 1935.
In de Collection Hachette, ‘pouvant être mis entre toutes les mains’ is als herdrukje dit vrolijke reisverhaal verschenen, dat in korte hoofdstukjes ons van Italië naar Anuradhapura(!) voert. In grappige toneeltjes schetst de bekoorlijke fantasie van de Croisset ons episoden van zijn reis naar Ceylon; een paar bladzijden zijn hem vaak voldoende een guitig opgemerkt zedentrekje of een geestig portret voor ogen te plaatsen. 't Is een heel leesbaar verhaal geworden, dat in een schoolbibliotheek zijn plaatsje wel verdient.
| |
André Maurois, Les silences du colonel Bramble, Paris, Hachette, 1935.
Nog een nummer in de ‘Collection Hachette’. 't Bekende werkje van Maurois. Het zal onnodig zijn omtrent de inhoud iets mee te delen: we hebben het allen wel gelezen, met zijn levendige, soms wat karikaturale portretten van engelse officieren met hun eigenaardige opvattingen en humor, en hier en daar aardige of treffende of komische anecdoten. Voor de schoolbibliotheek. De ‘Collection Hachette’ ziet er in zijn keurige bandjes smakelijk uit.
| |
Pierre Benoît, Axelle, Paris, Hachette, 1935.
Hoe men over Benoît als romanschrijver mag oordelen, hij weet te boeien. In deze herdruk vinden we de roman, de idylle als u wilt, van een frans ingenieur, Dumaine, krijgsgevangen in Duitsland. Werkende op het landgoed Reichendorf, maakt hij kennis met Axelle de Mirbach die op het landgoed woont bij den grootvader van haar verloofde, een ouden half-geruïneerden generaal, afstammeling van pruisische baronnen.
De gevoelens der jonge mensen, die eerst koel zijn, krijgen langzamerhand
| |
| |
een ander, een teder karakter. Dumaine komt dan natuurlijk in een moeilijk parket. Als de duitse krijgsverrichtingen mislopen, sterft de oude generaal, die lange tijd, zoals een van Daudet's generaals, onwetend is gehouden van de ware toestand van zaken en voor wien de wapenstand na de vlucht van den keizer, een te grote schok is. Axelle's verloofde blijkt gesneuveld te zijn: de mogelijkheid op de vervulling van de wensen van de twee gelieven is nu gerechtigd en met de belofte, dat hij mag hopen en verwachten verlaat Pierre Dumaine Duitsland. Geheel zijn gevoelens van Fransman tegenover de Duitsers verbergen, is Benoît niet mogelijk geweest: ieder moet dan maar bepalen of dit een beletsel kan zijn om dit romannetje in de schoolbibliotheek te zetten.
| |
J. Jacquin et H. de Peslouan, Un train sifflait dans la nuit..., Paris, Hachette, 1935.
Claudette Michaud, dochter van den directeur van de Spoorweg-Maatschappij Parijs - Barcelona, heeft een schuchter ingenieur Henri Grassin lief, die haar ook liefheeft, maar haar hand niet durft vragen. Met moderne beslistheid lost Claudette zelf de moeilijkheid op: hun huwelijk wordt gesloten. Met de sneltrein Parijs - Barcelona vertrekken ze naar de Balearen: een misdadige aanslag wordt op de trein gepleegd, een aanslag waaruit het jonge paar echter ongedeerd, door Henri's koelbloedigheid, te voorschijn komt.
Het verhaal is vlot en boeiend geschreven, het zou jonge lezers wel pakken, maar wegens de aanslag gepleegd door leden van een uiterst-linkse partij, is het werkje in de schoolbibliotheek niet op zijn plaats.
J. FRANSEN.
| |
Magd. du Genestoux, Pipo et Pip, Bibliothèque Rose illustrée. Paris, Hachette, 1935.
Pip is een hond, Pipo deszelfs eigenaar. Pipo woont bij zijn voogd, M. Pougot, die veel van kaarten houdt en veel in café's verkeert met zonderlinge trawanten. Een zonderling soort voogd dus, die zich met zijn pupil weinig ophoudt. Derhalve is Pipo dan ook ongelukkig. Hij komt in kennis met andere lyceïsten en een gelukkige familie, die zich ook te Algiers is komen vestigen - want daar speelt het geval zich af - en nu begint ook voor Pipo le Hardy een gelukkiger leven; hij leert paardrijden, krijgt een paard cadeau omdat hij zijn vriendje het leven redt, wiens paard op hol slaat, enz. enz.
Ik weet niet, maar ik vind dat veel Franse schrijvers niet veel begrip hebben van kinderboeken schrijven: die kinderen zijn vaak zulke oude dametjes en heren. Een enkele maar, Vildrac bijvoorbeeld, in zijn ‘Ile rose’, treft de goede toon.
Deze geschiedenis die zich in Afrika afspeelt, zal mogelijk Franse lezers en lezeresjes meer boeien dan onze Hollandse.
| |
Jérôme Doucet, Mademoiselle Graindsel. Bibl. Rose ill., Paris, Hachette, 1936.
Ook hier weer dat wat ouwbakkene in dat kleine meiske, dat toen ze gedoopt werd een korreltje zout, dat op haar lipje zitten bleef, met haar tongetje er af schoof, en daarom haar bijnaam kreeg. Maar als je dan ook altijd in je omgeving een huisknecht ziet die Jean heet, en steeds ‘bon’ zegt en dus noodzakelijk tot de woordspeling ‘jambon’ leidt, en een
| |
| |
dienstbode die, als een spreekwoordenboek, altijd, bij iedere gelegenheid een spreekwoord te pas brengt, blijf dan maar eens fris en kinderlijk. En als je oom Alfred, de officier, dan ook nog een oppasser heeft, die zo slecht spreekt dat hij bijv. zegt: ‘Madame Machin est à la cure d'azote’ voor: ‘à la côte d'Azur’ dan lijkt het boekje mij voor de leeftijd die zulk toch nog al lastig Frans lezen kan, wel wat flauw. Overigens is de toon wel wat losser, dan in het bovengenoemde werkje.
| |
Colette Vivier, Colin-Maillard, Bibl. Rose ill., Paris, Hachette, 1936.
Dit boekje is dan toch wel kinderlijker en aardiger geschreven. 't Is wel voornamelijk voor meisjes leesbaar, want drie zusjes, Doucette, Thérèse en Lily spelen er een voorname rol in. Telkens is er een stuk dialoog tussen, dat wat meer actie in het verhaaltje brengt, waarin een door de kinderen met behulp van een buurjongetje Rémi samengestelde kindercourant, het kerstfeest, Robinson, de dierentuin te Parijs, de poppenkast e.d. een plaats hebben gekregen. De voorvalletjes zijn dichter bij het kinderleven zoals wij dat kennen: de jeugdige acteurs zijn niet zulke in kinderkleren gehulde filosoofjes gelukkig.
J. FRANSEN.
|
|