‘nederlands’, en wel het duidelijkst bij het onderwijs in literatuur. Reeds het ‘vak’deel, de stof dus, geeft er aanleiding toe - immers, literatuur is als memorie- en leermaterie èn als schonekunst te onderwijzen - maar meernog door de leeftijd, de ontwikkelingsperiode waarin de leerlingen na hun 14e, 15e jaar verkeren.
Puberteit en adolescentie verhouden zich zeer typisch ten opzichte van de school. Ongetwijfeld is er bij de beste leerlingen een drang naar weten en inzien, waaraan door de verschillende vakken kan voldaan worden, maar er is ook - wederom bij de besten, en déze besten vallen met de eerstgenoemde niet geheel samen! - een drang naar het kennen van zichzelf. En het eigen-zelf trekt hun aandacht sterker nog dan de wetenschappelijke gebieden buiten ze. De urgentie van het een is - subjectief - gróter dan van het ander.
De school echter doet.... alsof haar neus bloedt, en eist de aandacht voor de diverse vakken van onderwijs. Ze kàn ook niet anders doen waarschijnlijk: aan huiselijk milieu en buitenschoolse instanties (kerk, klub en kamp) moet de leiding bij de rijping worden overgelaten. Wanneer deze echter hun taak niet kunnen (‘willen’ is te sterk) volbrengen, loopt een goede ontwikkeling gevaar. Wie helemaal geen kijk op zichzelf heeft, terwijl toch de behoefte daaraan zich sterk gevoelen doet, is met al zijn geleerdheid en algemene ontwikkeling een beklagenswaardig wezen. Dìt voor zichzelf en voor de maatschappij: hij is (wordt) niet wat hij krachtens zijn aanleg zou kunnen wezen. Juist de besten, die zich nooit met de moraal van de bijenkorf, de mierenhoop of van het.... fatsoen, zullen kunnen tevredenstellen, zij juist die de behoefte aan de volmaking der ziel, aan zedelijke autonomie gevoelen, zij zijn de stiefkinderen van ons onderwijs.
De leraar-nederlands nu staat t.o.v. deze constellatie in een zeer bijzonder en eigen parket, - vergeleken altans bij z'n collegaas. Beperken deze zich tot het vragen van zakelijke belangstelling van hun pupillen, de leraar-nederlands schwankt voortdurend tussen een zaak en mens, zaak òf mens, hun eis te geven. Uiteraard leidt zijn taak de literaire vorming reeds ertoe, aan het menselijke groter aandeel te schenken als aan het zakelijke: inhouden van boeken, literaire stromingen, jaartallen en faits divers, maar - hij zal nog verder deze richting uit gevoerd