Van Deyssel overigens vertaalde Akedysseril, 'n Wagneriaans geschrift van den Wagnerenthousiast Villiers de l'Isle Adam, wagnerisme dus uit de tweede hand. Behoort ook Cola Rienzi van Verwey tot deze sfeer? Hij was anti-Nietzsche. Ook Huysmans, de vriend van Ary Prins, was 'n aanbidder van Wagner, wat zeer aannemelijk is, daar hij volkomen onmuzikaal moet zijn geweest. Gide, wiens overeenkomst met Couperus ik elders beschreven heb, iemand uit 't milieu van al die enthousiasten, wendt zich al vroeg van Wagner af, hoe sterke Duitse sympathieën hij overigens bezat.
Gide was Nietzschéen, en dat is ook Couperus zonder wellicht veel van dezen groten filozoof te hebben gelezen. Op pag. 86 van Eline Vere stelt hij ons Eline's leraar, 'n oude brompot, voor als Wagneriaan, maar hij zelf houdt 't met Eline en de Zuidelijke opera. Als hij later te München de Wagnerfeesten bijwoont, tracht hij zo feestelijk en onpersoonlijk over zijn muziek te praten, om des te scherper (hij die nimmer kritiek wenste te oefenen) de literaire pretenties van dien lawaaierigen Teutoon te ontmaskeren. Als hij later de opera heeft overwonnen, luistert hij wel nog naar Verdi, voor wiens gratie hij nog gevoelig is, hij had echter 'n afkeer van de malle germaanse goden, (waarvan zijn vriend Emants toch nog 'n kritische Godenschemering schiep). Alle mystische zwijmel was den klaren Latijn antipathiek en hij gebruikt de germaanse helden dan ook slechts ironisch in zijn Zwevende Schaakbord.
In 'n rede van Prof. D. Cohen trof mij de volgende zinsnede: ‘In Couperus is een der Ouden weer opgestaan.’ Het is inderdaad als we zijn antieke epopeeën lezen, alsof hij overal bij is geweest. ‘Hij heeft de Oudheid niet geheel begrepen,’ zeide Cohen, hij heeft alles aanschouwd, gelijk de aristocratische geschiedschrijving dat deed: vanuit een aristocratisch oogpunt, hij heeft iets, niet alles gezien van 't bezitloze volk met zijn onmetelijke ellende.
Ook hierin dus gelijkt hij op Van Deyssel en Kloos, ook zij zagen de wereld Horatiaans-hooghartig en soms wreed, maar toch waren Kloos en Van Deyssel moderner, de man Couperus was 'n verdwaalde, geenszins een der Ouden maar 'n figuur uit de Renaissance, 'n Nietzscheaanse Uebermensch, 'n Burckhardtse condottiere in ons triest regenachtig klimaat, 'n moordenaar, 'n hetaere, 'n dief, 'n prelaat, 'n koning en 'n komediant.