Levende Talen. Jaargang 1937
(1937)– [tijdschrift] Levende Talen–De symboliek bij Emile Verhaeren.Het poetisch oeuvre van E. Verhaeren behoort tot de geweldigste dichtwerken, ooit door enig dichter geschapen. Dat hij als Vlaming de franse taal gekozen heeft, moge misschien menig Flamingant betreuren, zijn werk is door die keuze een grote aanwinst voor de franse literatuurGa naar voetnoot1). Trouwens niet alleen de franssprekenden, ook, ja wellicht vóoral de Vlamingen mogen | |||||||||||||||
[pagina 93]
| |||||||||||||||
en moeten trots zijn op Emile Verhaeren, immers uit zijn dichtwerk rijst de ziel van ‘Toute la Flandre’. Ik zal niet treden in een historisch exposé, noch in een analytisch verslag van zijn ideeën; ik zal niet van bundel tot bundel ‘la plaine littéraire’ van Verhaeren met u doorkruisen, maar als een bij die zigzagsgewijze van bloem tot bloem haar honig zamelt, via verzen naar mijn voorkeur ‘par à travers’ son oeuvre enkele gedachten en gevoelens trachten te weven tot een geheel, waaruit de vonk van den vurigen Vlaming (op u zijn vereerders) moet overspringen tot de mede-belijdenis: C'est fête et joie en ma poitrine. De Symboliek bij Emile Verharen wil ik onderbrengen in 1o. zijn ruimtegevoel en 2o. zijn transponering van de werkelijkheid in een andere, vaak hogere, betere wereld. A. Dichters roepen gebeurtenissen op; gebeurtenissen, omstandigheden roepen dichters op, wanneer ge met hen zo vertrouwd zijt, dat associaties onvermijdelijk blijken. Emile Verhaeren is geboren in een dorpje dicht bij Antwerpen, in Saint-Amand aan de Schelde-oever. Voor mijn verbeelding zijn Emile Verhaeren en de machtige stroom onverbrekelijk aan elkaar verbonden: zoals de Schelde majesteitelijk zich kronkelt door het land - door zijn geliefde Vlaanderland, door ons geliefde Zeeland, baant zij zich breed een weg door het werk van Verhaeren. Met schoonheidsdronken blik heb ik vaak haar wateren zich zien rimpelen in duizenden schone, veelvervige vouwen, zie ik nog vaak haar oevers wijd van elkaar weglijnen, zie ik de hemel blauw of wattenbewolkt, helder of geheimzinnig daarboven koepelen. - Als aan de Scheldeboorden de blik de ruimten peilt en men zijn tors dompelt in de aandeinende vloed, kan men Verhaeren intenser genieten; dan gaan de gedachten spontaan naar den groten Scheldezanger. Hoe rechtstreeks, hoe simpel luidt zijn vers: Mon corps,
Il fut trempé dans le limon et l'eau;
Mon corps.
Il fut tanné aux vents de l'Escaut.
Reeds jong lokt hem de ruimte, in blijde herinnering aan zijn jeugd zegt hij: Bonnes heures chaudes et ardemment muries,
quand on partait en troupe, au loin, par les prairies.
| |||||||||||||||
[pagina 94]
| |||||||||||||||
Welk een weelderig Scheldegezicht weet hij te schilderen: Le bain était chauffé par l'ample été vermeil,
et la clarté y filtrait toute
si bien que l'eau semblait un morceau de soleil
tombé du ciel et enfoncé dans les verdures;
Dit beeld is de jonge dichter van de hem gemeenzame stroom bij gebleven. - En voor iederen Hollander, wonende aan dijk of duin, spreken de trantele verzen van Verhaeren: Un plongeon clair?
Et tout à coup, comme un grand cri dans l'air
et d'autres fois, c'était une mêlée
de gestes fous, de sauts brusques, de cris rageurs,
de jambes et de bras battant l'eau violée.
Dit kan Scheveningen zijn, ook ‘Le Zoute’; - het is Saint-Amand, liefelijk gelegen aan de buigende, groenbegroeide bermen der Schelde. En de dichter verlustigt zich nog wijsgerig in het jeugdogenblik waarin zijn zinnen genoegzaam werden gevoed met dit zuivere spel. On ne songeait à rien, sinon au flux de joie. Hij was dus vroegtijdig bezeten door de liefde voor de Scheldestroom. Hij zal het eenmaal uitschreeuwen: Escaut
Sauvage et bel Escaut
en zoals het eenmaal de wens is geweest van Chateaubriand begraven te worden in Saint-Malo, zijn geboorteplaats, gewiegd op het rythme van golven en stormen, drukte Emile Verhaeren de wens uit te mogen rusten aan de oevers van de Schelde, in het merkwaardige spontane vers pour te sentir, même à travers la mort, encor! De mooiste regel, naar mijn opvatting door den dichter aan de Schelde gewijd is deze: Avec le fleuve immense au bout de ma pensée. Hier spreekt een machtiger bekoring dan die der loutere aanschouwingsvreugd. De stroom is komen te liggen, komen te vloeien in en om zijn gedachtenwereld. De ‘grijze Schelde’ heeft hem ingegeven wat ik zou willen noemen zijn ‘ruimtegevoel’. De ‘immense stroom’ noemt hij de Schelde. En dat is niet hyperbolisch gezegd. De rivier is een prachtig brok natuur van | |||||||||||||||
[pagina 95]
| |||||||||||||||
Zuid-Nederland. - Heb ik misschien te lang stilgestaan bij Verhaeren en zijn Schelde-inspiratie? Voor mij is deze inspiratie zijn saut du tremplin geworden. Ik bedoel: het dichtwerk van Emile Verhaeren, breed en wijd, want mijdend engheid van vorm en van wezen evenals duisterheid en gewrongenheid, ontleent zijn openheid, zijn ruimte-symboliek aan de wijdten, aan de luchten, aan de einders van het vlakke Vlaamse land staande om de van verre gekomene, kronkelende, breedvoortvloeiende stroom. Of de dichter ons voert langs Vlaandrens vlakten of brengt in de brede gebieden van zijn verbeelding, overal staat om ze de ruimte en vlieden om ze de verten: er is doorkijk. Ziet V. de schepen schuiven over de Schelde, dan plaatst hij ze ‘sous les étoiles’-makend het vlak tot ruimte. Vlaanderens verleden versifiërend, ziet hij ganse scharen optrekken: De l'un à l'autre bout du monde et l'histoire. Hier zijn tijd en ruimte gerekt. Als jongen hoort hij de mensen zijn ouderlijk huis voorbij gaan. Zijn verbeelding vraagt de herkomst dier schreden. Ze komen aanschrijden eerst van ‘au delà de l'Escaut’ (van gene zijde der Schelde). Verhaerens geest maakt al dadelijk de geweldige sprong ‘du bout du monde’. Telkens keren zekere kenmerkende termen weer, als symboliek van zijn ongebreidelde behoefte aan ruimte, aan expansie - haast op het cliché-achtige af. Als andere dichters of prozaschrijvers gewagen van de behoefte om de vaste grond te verlaten, om de werkelijkheid te ontvluchten kleden ze hun symboliek meestal in gematigder termen. Enkele voorbeelden: Jacques Chardonne legt in zijn dit jaar verschenen roman Porcelaine de Limoges zijn hoofdpersoon Jean Barnery de volgende woorden in de mond: ‘Il lui (à l'homme) faut du soleil, du mouvement, mais pas trop, un bonheur mitigé’Ga naar voetnoot1). Alphonse Daudet is geestdriftiger in zijn Chèvre de monsieur Seguin (symbool van vrijheidsdrang) - voulant à tout prix le grand air et la liberté. Hoe beheerst is de toon van het prachtige l'Albatros van Baudelaire: ‘Le poète est semblable au prince des Nuées’. Maar bij Paul Fort is de drang naar ruimte al geweldiger en hij zegt in La Grande Ivresse ‘'k ga met ruimte mij bedrinken en laaf mijn hunkring met de koelte van de nacht’. Emile Verhaeren wint het van die allen, als poète de l'énergie doortuimelt hij de | |||||||||||||||
[pagina 96]
| |||||||||||||||
ruimten, de sferen met een prachtige durf. Hij is gegaan ‘très loin’, ‘là-bas’, ‘au fond des horizons’ (en dat heel vaak) ‘par à travers les plaines’, ‘par à travers l'hiver illimité du monde’. Is Paul Fort tevreden met ‘ruimte’, Verhaeren als ruimtekampioen wil ‘boire l'espace entier’. Aan de geliefde vrouw wil hij aanbieden ‘toutes les fleurs de l'aube’. Tot in 't graf wil hij die expansiviteit behouden ‘une flamme si forte - que les autres morts en sentiront l'ardeur’. Het ware niet moeilijk de uitwassen van die wezenstrek zijner poezie (want die zijn er) komisch te belichten. In Le Départ b.v. laat hij les gens niet alleen gaan à l'infini, maar ‘de l'infini à l'infini’. In Le Banquier stelt hij ons niet een persoon voor die zijn debiteuren en crediteuren in zijn stad, provincie of zelfs zijn land heeft Mais sa pensée, elle est là-bas au bout du monde en met de persoon krijgt ook het goud vleugelen son or ailé qui s'enivre d'espace. De dichter evenwel is zo geladen, zo gespannen, zo uitbundig ontwikkeld in het kokende gemoed van Verhaeren, dat het er fel, vlammend, vurig, overdadig uitbarst, waardoor zijn oeuvre vol is van krachttermen en van meervoudige zelfstandige naamwoorden, zodat het haast verbaast dat hij heeft kunnen schrijven le vent en la neige, maar stel u gerust; het heet al gauw le vent hurlant en la neige myriadaire. Is dat nu een zwakheid van Verhaeren's poetisch vermogen? Geenszins. Het is een consequentie van zijn systeem, van zijn ruimte-symboliek. Verwijt dan Corneille zijn passage in de Cid: Paraissez, Navarrois, Mores et Castillans etc. of aan Molière het gezegde uit de Médecin malgré lui ‘Nous avons changé tout cela’. Dit zijn de potenties en consequenties hunner biezondere geaardheid. En hebben we aan die geestesgesteldheid van E.V. niet te danken het prachtige beeld van de verten onzer verlangens: ‘Notre bonheur parcourt les mers de nos désirs’. Zoals de vlakten vlieden en de stromen vloeien laat Verhaeren zijn gedachten langs de vormen zijner verzen glijden: ‘Les tortueux chemins qui vont vers Je tombeau’. In zich dragende als herinnering het Scheldetafreel met daarachter het vlakte-perspectief, moet het ons niet bevreemden dat er bij den dichter plaats vindt een transpositie van werkelijkheidsaanschouwing naar innerlijke vizie. Ten bewijze: | |||||||||||||||
[pagina 97]
| |||||||||||||||
Door Liefde geleid bereiken zijn hart en dat van zijn geliefde (vrouw) ‘les bords de la ferveur du monde’. Zo is de keten der Liefde: ‘La chaîne qui lie au même anneau d'un port, nos deux barques! humaines’. Hoe staat zijn molen in het beroemde gedicht ‘Le Moulin’ als verpersoonlijking, als symbolisering van droefgeestigheid op verren achtergrond met droeve hemelen er boven en winterse vlakten er om heen: Le Moulin tourne au fond du soir, très lentement,
Sur un ciel de tristesse et de mélancolie;
B. Uit het voorgaande blijkt naar mijn mening duidelijk hoe de dichter zijn visuële indrukken aan zijn werk technies heeft dienstbaar gemaakt. Nu dringt zich aan ons de vraag op of de dichter met dat al tot een hogere symboliek is gekomen. Ik mag er wellicht hier even op wijzen dat ik mijn onderwerp heb genoemd De Symboliek bij Emile Verhaeren en niet het Symbolisme bij E.V. Dit zou een verstechnisch onderwerp zijn alleen thuishorend in een totaalstudie van den dichter. Toch moet ik er wel iets van zeggen. Verhaeren wordt meestal ingedeeld bij de franse dichters, die men symbolisten noemt; voor een deel van zijn werk gaat dat niet zonder geweldpleging. Krachtens zijn subjectivisme is hij hier en daar romanticus; uit hoofde van zijn picturale eigenschappen, waardoor hij zelfs de naam draagt van de Rubens der poezie, zou men hem ook parnassien kunnen heten. Is nu een symbolistisch dichter de schepper van een dichtkunst die louter opgaat in duistere symbolen, in hyperindividualisme (als Mallarmé) waarin de gedachte schuil gaat, haast onvindbaar achter ‘een opeenhoping van suggesties van woorden voortkomende uit analogieën van klanken ingegeven door de indruk van het ogenblik’, dus alleen verstaanbaar voor den vertolker en enkele ingewijden, dan hoort Verhaeren er niet bij. Wèl, indien we een gemeenschappelijke maatstaf nemen en zoals prof. Gallas het zegt in zijn voortreffelijke inleiding van zijn ‘Choix de poésies françaises II’: ‘de Symbolist vervangt de rechtstreekse weergave door het symbool en verkiest het vrije vers boven het regelmatige’. Het is bekend dat Verhaerens werk de bekende trekken vertoont van het symbolistisch ideaal: vormvrijheid (Prends l'éloquence et tords-lui son cou)Ga naar voetnoot1), welluidendheid (de | |||||||||||||||
[pagina 98]
| |||||||||||||||
la musique avant toute close)Ga naar voetnoot1) en het symbool (L'homme y passe à travers des forêts de symboles)Ga naar voetnoot2). Maar werkelijk symbolist in letterkundig-technische zin is hij voornamelijk, zo niet uitsluitend geweest in de bundels
Als men nu stil staat bij de symboliek in verband met het symbolisme van den dichter, moet erkend dat het symbolisme de symboliek van Verhaerens kunst op een ogenblik machtig is te hulp gekomen. Is hem ‘le milieu’ als gunstig geweest, nu ook nog ‘le moment’. Deze schoolse kwestie ter zijde latend, wil ik wijzen op de drieërlei symboliek, die m.i. aanwezig is in de dichterlijke schepping van Emile Verhaeren.
In deze triptiek liggen besloten de drie grote aanhankelijkheden van den dichter: Vlaanderen, de aangebeden vrouw, de mens, zijn broeder. 1o. Ik heb het reeds gezegd: het Vlaamse landschap is hem het symbool van de ruimte, van de losmaking van knellende banden geworden. Ik heb de overtuiging dat Verhaeren in het bergland zich gedrukt zou gevoeld hebben. Men vindt dat misschien belachelijk; toch zou zijn dichtwerk dan andere dimensies hebben gehad. Men zal zeggen, natuurlijk, verticaal in plaats van horizontaal. Voor mijn gevoel, ik ben nu zwaar partijdig door eigen voorkeur! - zou er in Verhaeren dan niet die vurige vaart, die frisse openheid, die vliedende verte, kortom die ruimte zijn geweest. Het opene land, de Schelde en de zee van Vlaanderens kusten hebben den dichter een innerlijk landschap gegeven van grote bewegingsmogelijkheden. Over al wat Vlaanderen betreft heeft hij in rijm gesproken: de kunst, de kust, de duinen (La Guirlande des dunes), de torens, de godsdienst, de zeden, (almanach), de oorlog (Les Ailes rouges de la guerre). Als wilskrachtige getuige heeft hij het landschap, aanvankelijk | |||||||||||||||
[pagina 99]
| |||||||||||||||
aanschouwd met schoonheidsdronken oog en mystieke neigingen, beschreven, om zo te zeggen literair-topographisch, daarna vergroot, verruimd, verzinnebeeld, omgeschapen tot een hogere werkelijkheid, waarin de dichter zienersgaven ontwikkelt. Dan kan hij schrijven Les Villages illusoires, Les Campagnes hallucinées, La Multiple Splendeur, welke namen reeds spreken voor zichzelf. La neige (mortuaire) wordt een onheilbrengend element; Le vent sauvage, de exponent van 's dichters extatische kracht (als de Mazeppa der romantiek); Le sonneur (de klokkenluider) het symbool van de koppige onversaagdheid te midden der ellenden; de beroemde Passeur d'eau brengt een symboliek ontleend aan wat V. in zijn omgeving heeft gezien (de veerman), worstelend met wind en golven, verliezende de ene riem na de andere, behoudend zijn taaie volharding als ook zijn roer breekt; hij staat daar met een riethalmpje tussen de tanden als de onverzettelijke strijder, die alle tegenstand, als V. zelf, moedig trotseert. L'arbre wordt een toonbeeld van ‘vie énorme et souveraine’, vertegenwoordigend verleden, heden en toekomst, een voorbeeld van multiple splendeur; immers luidt een versregel ‘il se plantait, dans la splendeur, comme un exemple’ en als de Pallieter van Timmermans, die zich werpt in de sneeuw en het water en de boom omarmt, zo doet het ook E.V. ‘je baisais le tronc noueux’, het landschap omgetoverd in levensliefde. Zijn zienersoog ontwaart ook gedroomde velden (Campagnes hallucinées), waarin stoeten bedelaars, dwazen, parias van allerlei aard optrekken naar andere oorden, om verwording en verarming te ontvluchten als in de beide gedichten Les Mendiants en Le Départ. Tenslotte is in dit raam bezien heel kenmerkend en schoon het gedicht ‘Vers la mer’ (uit Les Visages de la Vie). Daarin zijn werkelijkheid en symbool buitengewoon kunstig dooreengeweven. De zee - is het de Schelde, is het de Noordzee? - is alweer zoals de aanschouwing het geprent, gegrift heeft in 's dichters verbeelding, een geweldig krachtenspel, een machtig beweeg van vloeden en vlammen. Duidelijk is nu zijn voorkeur, waar ik op zinspeelde, voor het vlakke, in casu de zee: j'aurai vécu le mont, le bois, la terre - mais ô mer suprème enz. Bij 't ouder worden ziet hij de zee in jeugdige dartelheid; het is alles licht en leven, majesteit en kracht, wijd en zijd. Het leit- | |||||||||||||||
[pagina 100]
| |||||||||||||||
motiv is ‘il fait dimanche sur la mer’. Ze is hem levensvreugde en hij vraagt haar levensvernieuwing. Meer nog. Als de dichter is gestorven, wil hij dat de zee hem zal ontvangen, dat zijn dood zich zal oplossen in de levende kracht der elementen. In grootse symboliek wordt hij gedragen door ‘l'immensité des forces’, de eeuwen door om als ‘een nieuw moment’ te herleven ‘in de gouden ogen der onbewegelijke eeuwigheid’. Dat is aangrijpend: we staan hier op de scheiding van tijd en eeuwigheid, van theïstisch en pantheïstisch denken. Hier convergeren het Vlaanderen des Moines en het landschap der Multiple Splendeur. 2o. Wat schone liefdessymboliek heeft Verhaeren gevlochten door het landschap- en ideeënpanorama! Wat moeten we den dichter daarvoor danken! Welk een symphonische rust ademen zijn Heures claires, - d'après-midi et - du soir. De ruige rapsodie, met zware orchestratie, wordt er liefelijk, weldadig door afgewisseld. - Verhaeren wordt als visionnair vergeleken met Victor Hugo. Ook diens werk heeft een zuivermenselijke onderbreking en gevoelsdoorbreking gehad in de verzen, waarin 't gescheurde vaderhart klaagt. Zo is m.i. niet te loochenen dat in zijn drie bekende persoonlijke liefdesbundels de dichter V. zijn stem het diepst, het fijnst tot ons heeft gebracht. V. heeft de liefde voor de aangebeden vrouw weten op te voeren tot een kristallijnen sentiment, tot een klaar gebaar van oprechte eerlijkheid, van ‘gewijde majesteit’. Zijn de jeugdgedichten vervuld van een zwoele zinnelijkheid, de schone liefdesverzen van zijn veertigste jaar zijn ontdaan van hartstochtskreten. Mockel heeft er van gezegd: ‘hier is een tederheid zo diep dat ze twee wezens kan verenigen na een leven waarin de zielen voor altijd elkaar doordrongen hebben’Ga naar voetnoot1). Inderdaad de liefde symbool van volkomen begrijpen, van ‘heilig vertrouwen’ naar de dichter zelf zegt. Deze liefde is gaaf en innig, standvastig en kan zeggen: Non, mon âme jamais de toi ne s'est lassée! Om deze verzen alleen al verdient de dichter grote lof. Voor verscheurde en verwarde harten een evangelie van algemeen menselijke liefde. Ik durf voorspellen dat er niet weinige van deze verzen de tijden zullen tarten. | |||||||||||||||
[pagina 101]
| |||||||||||||||
3o. Tenslotte kom ik dan nog even tot wat ik genoemd heb de mensheidssymboliek. Als V. Hugo heeft ook Verhaeren zijn Misérables geschreven. De humanitaire droom heeft de hoogstontwikkelde symboliek den dichter ingegeven. Hij heeft gezien, gevoeld en uitgebeeld in wat men noemt zijn sociale verzen de strijd op maatschappelijk gebied, ook de strijd tussen het verarmende land en de grijpende stad. Van dit onderwerp zou de dichter haast een politiek hoofdstuk hebben gemaakt, ten ware hij er niet een symboliek aan had gegeven die ook degenen, die zijn politiek-maatschappelijk program niet onderschrijven, artistiek kunnen bewonderen. De tegenstelling land - stad, waarin de eerste grootheid is het muffe verleden, de tweede de draagster van een glanzende toekomst is als dogmatische stelling aanvechtbaar. Anno 1935 schrijft Felix Timmermans Boerenpsalm, het credo van den Vlaming die in het orkest van de Multiple Splendeur het register van vrome aanbidding niet afsluit. Verhaeren heeft dat bewust wel gedaan, maar vol eerbied. Hij heeft naar een criticus zegt zijn ‘adoratie’ verplaatst. Inderdaad de machtige mensenminnaar en levenwekker heeft op 't hoogste punt van zijn scheppingsdrift en zijn scheppingsvermogen zijn symboliek opgevoerd tot een omscheppen van de vaak lelijke werkelijkheid in een schoon getij, waarin het leven een nieuw aspect krijgt. De dichter heeft als mens overwonnen zijn geestelijk lijden, waarvoor hij de diagnose heeft gevonden, niet in de schaduwen van morgen maar in het licht van een nieuwe dag. En in zijn luisterrijke bundel ‘De veelvuldige Pracht’ heeft hij het politieke welstands- en veiligheidsideaal van zijn sociaalgerichte verzen uit vorige bundels opgeheven tot een geluksideaal, waarbij hij het heelal en deszelfs oppermachtige krachten in de armen sluit met een humanitaire liefde en een kosmische bedwelming. De ontwrichting van zijn zenuwstelsel, Verhaeren toegeschreven in de negentiger jaren, is hij dan wel zo radicaal te boven, dat hij, om - een aan Prof. Huizinga ontleende term te gebruiken - een zeker cultuurpessimisme is kwijt geraakt bij het aanschouwen van ‘un flot de splendeurs’, een vloed van luister die hem brengt tot een ongekende vreugde, tot een ‘ivresse vivace’. Iedereen laat zich dan meeslepen door de bezielende kracht, de hoge vlucht, de warme menselijkheid van den dichter. Prof. H zegt dat een cultuur hoogheid mist als zij mist de barmhartig- | |||||||||||||||
[pagina 102]
| |||||||||||||||
heid. Verhaeren is ongelimiteerd barmhartig. Wat 'n prachtwoord uit argeloze mond gesproken ‘J'aime l'homme et le monde’. De naastenliefde toch, is een gebod, waar velen last mee hebben. E. Verhaeren na gezegd te hebben, dat men moèt komen tot de grootst mogelijke solidariteit, doet de stap van het voorschrift naar de vervulling - kortweg j'aime l'homme. Hij schroomt niet de meest eenvoudigen op te sommen: de boeren, de houthakkers, de zeelieden en zo fel is zijn levensbegeren, dat hij nu Les Souffrants niet laat wegtrekken als in Le Départ, maar ze aanvuurt tot aanvaarding en aanschouwen van ‘la merveille des cieux’, het wonder der hemelen. En in Au passant d'un soir (Les Fl. hautes) richt de dichter zich tot ieder willekeurig mensenkind dat zijn broederdroom aanvaardt, of dat eerlijk met hem communiceren wil in de Scheppingswerkelijkheid. Ik wil eindigen met te wijzen op en te prijzen de frisse kracht, die er uit gaat van deze wilde, niettemin milde dichterpersoonlijkheid. Verhaeren heeft gegeven naast droom daad, heerlijke aansporing tot energie. Baudelaire heeft in een beroemde versregel de doem van de daadloosheid geformuleerd: d'un monde où l'action n'est pas la soeur du rêve (een heelal waarin de daad niet de zuster is van de droom). Verhaeren is een onverbetelijke optimist. Uit zijn rijkgeschakeerde symboliek komt tot ons de levensoverwinning, de waardevolle overwinning van den strijder die veel geleden heeft, die uit de smeltkroes van eigen lijfslijden en zieleschokken vernieuwd, verjongd, verzekerd is te voorschijn gekomen. Zijn opgaaf aan ons is te streven naar een ideaal van onderling begrijpen, van gerechtigheid. Als eenmaal die schone droom van den dichter wreed wordt verstoord in 1914, hoont hij degenen, die de Haat brengen in plaats van ‘le grand cri d'amour miraculeux’. De dichter keert dan simpel van de gouden trap der verbeelding weer tot zijn roerende liefde voor zijn geboortegrond. Men zal begrijpen dat ik me aangetrokken gevoeld heb tot het vertalen van enkele zeer schone gedichten van Verhaeren. Met De Wind heb ik zijn natuursymboliek, met De brandende hooibergen zijn landschapssymboliek, met Chaque heure où je pense zijn liefdessymboliek willen erenGa naar voetnoot1). | |||||||||||||||
[pagina 103]
| |||||||||||||||
De dichter heeft ons nagelaten een woord, waarvan zijn leven de symboliek is Seul existe celui qui crée. ‘Alleen hij leeft, die schept, die iets eigens doet,’ ons zo doende een les gevende van heilige oorspronkelijkheid. L'abreuvoir.Ga naar voetnoot1)
(Uit Les Flamandes.) En un creux de terrain aussi profond qu'un antre,
Les étangs s'étalaient dans leur sommeil moiré,
Et servaient d'abreuvoir au bétail bigarré,
Qui s'y baignait, le corps dans l'eau jusqu'à mi-ventre.
Les troupeaux descendaient, par des chemins penchants;
Vaches à pas très lents, chevaux menés à l'amble,
Et les boeufs noirs et roux qui souvent, tous ensemble,
Beuglaient, le cou tendu, vers les soleils couchants.
Tout s'anéantissait dans la mort coutumière,
Dans la chute du jour: couleurs, parfums, lumière,
Explosions de sève et splendeurs d'horizons;
Des brouillards s'étendaient en linceul aux moissons,
Des routes s'enfonçaient dans le soir, infinies,
Et les grands boeufs semblaient râler ces agonies.
De drenkplaats.
In groeve van den grond, zo diep als een spelonke,
verstilden zich de vijvers in een vlammend vlak,
de drenkplaats van het vee met kleurig-bonte schonken,
dat baadde en 't lijf tot aan de buik in 't water stak.
De kudden kwamê omlaag langs zacht glooiende wegen;
met trage stap de koe, geleid in telgang 't paard,
wijl zwarte en rosse rundren vaak 't geloei gepaard
naar wegzinkende zon de halzen rekkend negen.
't Vervaagde al gewoon in 't avondlijk gericht,
in 't vallen van de dag: koeleuren, geuren, licht,
uitbarstingen van sap en prachtige kimmenverven;
om 't graan spreidden zich nevelen als dodenwaden,
verzonken eindloos in den avond wegenpaden,
't leek of de bonkigê ossen reutelden dit sterven.Ga naar voetnoot2)
M. STEVENSE. |
|