Uit de Tijdschriften.
Les Langues Modernes, no. 4 (Mai-Juin 1938).
Note pour les examinateurs de Langues Vivantes au Baccalauréat en 1938:
Het Bestuur herinnert aan de volgende bepaling van het Eindexamenreglement van 1928:
Het mondeling examen bestaat in hoofdzaak uit de verklaring van een tekst gekozen uit een der door den candidaat gelezen werken van het programma der hoogste klas.
Hiermee wordt niet eenvoudig een vertaling in het Frans bedoeld, maar wel een tekstverklaring met de verschillende grammaticale of letterkundige opmerkingen waartoe die tekst aanleiding kan geven.
Aan de candidaten van de afdelingen A' en B (dat zijn allen met uitzondering van de zuiver klassieke afdeling met volledig Latijn en Grieks) kunnen, maar uitsluitend naar aanleiding van de aldus verklaarde tekst, enkele vragen gesteld worden die betrekking hebben op de letterkundige geschiedenis en de beschaving van het volk waarvan de candidaat de taal heeft gekozen.
Bovendien omvat het mondeling examen noodzakelijk een gesprek in de vreemde taal.
J. Peyraube, Humanités et Humanisme:
Weerlegging van de antwoorden van twee leerlingen, die bij een enquête de directe methode te concreet of te technisch vonden en daarom de voorkeur gaven aan de studie der oude talen.