Levende Talen. Jaargang 1939
(1939)– [tijdschrift] Levende Talen–Afrikaans in onze leesboeken.Een kwarteeuw is er verlopen sinds C.G.N. de Vooys de Tweede Taalbeweging bij het Nederlandse publiek inleidde (Afrikaner Taal en Poezie, Beweging Nov. 1913), en nog is het noodzakelijk dat er tot de leraren in het Nederlands een opwekking gericht wordt als in het vorige nummer. Voor een opstel in een Afrikaans tijdschrift onderzocht ik onlangs een aantal willekeurige bloemlezingen, merendeels voor de school bestemd, en vond ... verdachte cijfers, die niet pleiten voor de belezenheid der samenstellers! Zeven chronologisch gerangschikte bloemlezingen, waarvan er een, evenals twee litteratuurgeschiedenissen van andere schrijvers, het hele Zuidafrika niet vermeldt, leverden 58 Afrikaanse gedichten op, waarvan 48 verschillende. Hiervan waren er resp. 8, 7 en 6 ontleend aan de bundels Die Vlakte van Celliers, Oom Gert Vertel van Leipoldt, en Gedigte van A.D. Keet. Slechts twee samenstellers ontlenen ook aan een andere bundel resp. van Celliers en Leipoldt. Hoe het komt dat het veel onbelangrijker jeugdwerk van Keet door 6 gedichten vertegenwoordigd wordt, terwijl C.M. van den Heever, I.D. du | |
[pagina 170]
| |
Plessis, Th. J. Haarhoff en zelfs A.G. Visser met 0 (nul) werken figureren, wordt pas verklaarbaar als men bedenkt, dat de Gedigte van de eerstgenoemde in Amsterdam verschenen zijn. Van F. van den Heever trof ik één gedichtje aan, maar nergens dat lied van de in het wisselvallige Transvaalse klimaat verarmde boer (als men het leest, zal men mij het volledige aanhalen niet euvel duiden): In die Hoveld.
In die Hoveld, waar dit oop is en die hemel wyd daarbo,
Waar kuddes waaigras huppel oor die veld,Ga naar eindnoot1)
Waar 'n mens nog vry kan asemhaal en aan 'n God kan glo,
Staat my huisie, wat ek moes verlaat vir geld.
En als ek in die gange van die myn hier sit en droom
Van die winde, op die Hoveld, ruim en vry,
Dan hoor ek die geklinkel van my spore saal en toom,
Sawends als ek bees of skaap toeGa naar eindnoot2) ry.
Op die Hoveld, waar dit wyd is, waar jy baie ver kan sien,
(Die ylblou bring 'n knop dan in jou keel)
Staat my huisie nog en wag vir my, wag al 'n jaar of tien,
Waar die bokkies op die lei grafstene speel.
Maar als die tering kwaai word en ek hoor die laatste fluit,
Dan sweef ek naar die Hoveld op die wind
En soek dan in die maanlig al die mooiste plekkies uit,
Waar ek kleiosse gemaak het als 'n kind.
Op de leesboeken voor de lagere klassen is iets dergelijks aan te merken, daar is de bron al te dikwijls Melt J. Brink of President Reitz, terwijl er toch bij lateren bijv. zoveel prachtige natuurlyriek te vinden is, die het vooroordeel zou kunnen verzwakken dat er in het Afrikaans alleen maar grappige versjes (kunnen) bestaan. Bovendien wordt het meeste uit de Eerste Taalbeweging doorgaans geciteerd in de onmogelijkste spellingen, terwijl het zeker om verschillende redenen aanbeveling verdient, onze leerlingen geen andere dan de officiële schrijfwijs te laten zien (de ondergetekende stelt Heren bloemlezers graag zijn geringe kennis ter beschikking voor ‘gleichschaltung’ van volgende drukken). Inmiddels is het verwijt van Prof. Malherbe, dat Collega Godthelp opnam, op onze schoolboeken niet van toepassing. In geen een ben ik Sarie Marais of Dii Steweltjiis fan Sanni tegengekomen, en ook verder kon het toch eigenlijk nog wel slechter zijn; enkele werken verdienen bepaald hulde. Maar Prof. Malherbe zal zuchten: met de bloemlezingen zijn we er nog niet! | |
[pagina 171]
| |
Het is niettemin te hopen, dat het Voortrekkerseeuwfeest incl. de Dingaansvlucht, het bezoek van Prof. van den Heever en het artikel van Collega Godthelp nog belangrijke verbetering brengen; aan het laatstgenoemde zij het me vergund de volgende dingen toe te voegen. 1. Voor leerlingen van de hogere klassen, die nog niet in de Afrikaanse woordenschat thuis zijn, is het wenselijk geannoteerde uitgaven in de bibliotheek te hebben. Uitstekend is de W.B.-uitgave van Ampie; de inleiding en woordenlijst van Prof. Bokhorst zijn boven lof verheven, behalve dat het woordje darem ‘niettemin, toch wel’ nergens verklaard wordt. Is er geen behoefte aan zulke geannoteerde edities? 2. In de mij bekende openbare bibliotheken heeft men na 1914 niet veel meer aangeschaft, zelfs geen woordenboeken! Gelukkig hebben wij in Den Haag de Stam-Boekerij van het Algemeen Nederlandsch Verbond. 3. Als studiewerk voor de grammatica zal men heel veel hebben aan: Prof. Dr. M.R. Breyne, Afrikaans, eine Einführung in Laut-, Formen- und Satzlehre mit Literaturproben (Leipzig 1936, Otto Holtze's Nachfolger), dat voorts een voorbeeldige en zeer gevarieerde bloemlezing bevat. Helaas vindt men er geen opheldering over de uitdrukking der aspecten, die in het Afrikaans eigenaardigheden vertoont. 4. Wie het Afrikaans (en de Afrikaanders) grondig wil leren kennen, abonnere zich op het gezinsweekblad Die Huisgenoot, dat voor £ 1 per jaar iedere week 'n honderd bladzijden in huis brengt met verhalen, gedichten, populair-wetenschappelijke opstellen op allerlei gebied, wenken voor taalzuivering, damesrubriek, boekbesprekingen, anekdotes, advertenties, - kortom alle typen van schriftelijk taalgebruik. Die Brandwag kost 2/6 minder, maar heeft geringer omvang en wordt op goedkoper papier gedrukt.Ga naar eindnoot3) C.A. ZAALBERG. |
|