| |
Franse schoollectuur.
Pierre Mille, Féli et M'bala Eléphant.
André Demaison, Bêtes sur la Terre et dans le Ciel.
Jacques Bainville, Les Etonnements de Michou.
De uitgevers Calmann-Lévy te Parijs zonden ons bovengenoemde voortreffelijk uitgevoerde kinderboeken, die de Fransen ‘albums’ noemen, prachtig geïllustreerd, respectievelijk door A. Jacovleff, Mariette Lydis, Alain Saint-Ogan, klinkende namen allemaal, van schrijvers zowel als tekenaars; 't eerste prentenboek speelt in Kameroen, 't tweede is een dierenfabel, 't derde is, dat begrijpt men, een aardig stuk beschavingsgeschiedenis over de middelen van vervoer van de fiets, over de auto, tot de vliegmachine. Deze prachtwerkjes zijn wel niets voor de klasse, ook nog wat moeilijk voor bibliotheek voor de eerste-tweede klassen; misschien geeft men ze eens cadeau.
De uitgever Bourrelier & Co, Parijs blazen wat verse lucht door de soms zo ijselijk duffe franse kinderlectuur. Zij zonden o.a.:
| |
Emile Moselly, La Houle.
Dit is nog iets uit de oude doos, 1931. Van den fijnen schrijver van Le Rouet d'Ivoire, valt dit wat tegen: 't is 't oude gegeven: Antoine, 't jochie, wiens vader op zee gebleven is, wil ook zeeman worden, zijn moeder wil 't niet; de jongen gaat naar de fabriek; later ontmoet hij een nichtje van een ouden visser en wordt weer door de zee aangelokt: weer drukt een dreiging op 't leven van de moeder: haar zoon kiest weer de zee. 't Boekje is wel goed geschreven. Voor de bibliotheek, hoewel wat banaal.
| |
C. Santelli, L'escabeau volant (Collection Marjolaine),
bekroond met een 2e prijs door een jury voor de prijs voor kinderliteratuur ‘Jeunesse’, waarin o.a.: Mme Tinayre, G. Duhamel, Paul Fort, Paul Hazard
| |
| |
en Charles Vildrac zitting hebben. Bij gelegenheid van een prijsuitdeling aan het Lycée Montaigne stormt het zo, dat een stuk van een estrade, met een tent erboven gespannen de lucht in gevoerd wordt met een drietal leerlingen en laboratoriumknechtje en eindelijk terechtkomt op een andere planeet, waarop alleen apen schijnen te huizen, maar waarop ze ten slotte de uit twee personen bestaande bemanning vinden van een watervliegtuig, die een reis om de wereld deed, maar ook op de planeet met de apen terecht gekomen is. Zij kunnen niet meer opstijgen; ze hebben geen benzine meer. Ze zenden een duif uit, die zich bij de prijsuitdeling op de vliegende estrade had neergezet en door een van de jongens was meegenomen. De duif vertrekt met o.a. een geheim briefje van den jongen, die een middel aangeeft om de nieuwe planeetbewoners te redden. Inderdaad zendt de minister voor de Luchtvaart te Parijs enige duizenden postduiven terug, elk belast met een klein buisje vol benzine, en zo kan weldra het watervliegtuig het zestal gestranden weer naar Parijs voeren. Na het wat moeilijke begin, waarin over de bij ons onbekende prijsuitdeling verteld wordt, loopt 't verhaaltje aardig met fijne trekjes hier en daar, den schrijver van ‘L'adieu à l'enfance’ waardig. Om 't boekje te vullen volgt nog een heel gevoelig, fijn verhaaltje, dat wat te moeilijk schijnt voor kinderen, waarvoor ‘L'escabeau volant’ geschikt is: ‘La lettre’. ‘L'escabeau volant’ zou voor einde tweede, begin derde klasse geschikt zijn, schijnt ons.
| |
L'ours et le pacha, comédie-bouffe van Scribe, voor kinderen bewerkt door Ch. Vildrac en Henriette Pascar en
Le terrestre voyage de Jean de la Lune, féerie van G. Lambert, zijn twee deeltjes van de door de fa. Bourrelier uitgegeven: ‘Collection théâtrale pour la Jeunesse.’
't Eerste is een grappig dingetje, voorzien van alle toneelaanwijzingen, evenals het tweede, waarin personen voorkomen - er zijn er heel wat - als Moeder de Gans, Jean de la Lune, de Fee Morgane, Lancelot, Merlin enz. Uitvoerige beschrijving der costumes, maken 't gebruik gemakkelijk. Bij 't tweede kan ook muziek en dans worden ingelast uit Grieg en uit een albumpje met rhythmische dansen bij Bourrelier verschenen. Als men eens toneelstukjes zoekt schijnt in deze serie wel iets te zijn. Toneelstukjes zoeken voor de kinderen, waarvan hij zoveel houdt, is Vildrac wel toevertrouwd; het eerste verschijnt weldra in een nederlandse schooluitgave.
| |
Marie Colmont, Rossignol des Neiges. Bourrelier & Cie, Parijs.
Een aantrekkelijk boekje. In Parijs heeft zich, enkele jaren geleden, een commissie gevormd voor een ‘Prix Jeunesse’ onder voorzitterschap van prof. Paul Hazard. Dit kinderromannetje behaalde een eerste prijs. Het verbaast een beetje, dat de schrijfster ervan een Française is. 't Doet denken aan Noors of Zweeds werk. Er waait die frisse wind doorheen, 't Speelt in een niet genoemd noordelijk land van sneeuw en sparren en bergen. Men hoort de wind huilen en fluiten, sleden glijden over de besneeuwde wegen. De karakters zijn goed getekend: de kleine Karel met zijn rossige haardos, steeds snuivend omdat hij geen zakdoek heeft, die zich altijd boos maakt, moppert. Maar wat een moedige, fiere jongen! En Léni, arme ouderloze Léni, die haar dorp ontvlucht om aan de lieden in de grote stad haar nachtegalenzang te laten horen, die in haar kinderhartje de geheimzinnige
| |
| |
roep van de glorie hoort, die zoveel hoopt en zoveel lijdt; wat menselijk! Dan begint 't dramatisch verhaal van de zwerftocht van 't broze, eenzame kind naar 't onbekende leven. Ze bezwijkt er bijna aan. Maar Karel komt, met z'n vriend Eric, den houthakker, en hij redt Léni. Maar daar zitten ze weldra weer in 't nauw. En zo van voorval tot voorval, tot 't eind toe. Heus, er is iets van Andersen, van Selma Lagerlöf in. Als U dat een gebrek vindt, ja, dan moet U 't niet lezen en laten lezen. Meisjes zullen het verhaal misschien vooral mooi vinden. Maar voor jongens zijn Karel en zijn vriend Eric toch ook heel aantrekkelijk. Voor schoollectuur eind tweede-, derde klasse, maar nogal wat ‘moeilijke’ woorden, en voor de bibliotheek.
Amsterdam.
J. FRANSEN.
|
|