Levende Talen. Jaargang 1939
(1939)– [tijdschrift] Levende Talen–Leerboeken.André Armandy, Le trésor des Iles Galapagos. Nieuwe Franse Leergang voor Gymn. en Middelb. Onderwijs onder red. van L. Wijma. Aanteekeningen van L. Kollmann en L. Wijma. Uitg.: P. Noordhoff, Groningen, 1938. Prijs: ƒ 0,85; geb. ƒ 1,10.Het verhaal dat de heeren Kollmann en Wijma ons, met hun uitvoerige aanteekeningen, voorzetten als een nieuw deeltje in de hier reeds meermalen met lof door ons aangekondigde serie, begint natuurlijk met een dreigend failliet. De jonge edelman Maxence de l'Esclide verkeert in berooide omstandigheden, omdat hij wat al te royaal heeft geleefd (hetgeen hem niet belet, charmant en sympathiek te zijn) en omdat hij weigert, gehoor te geven aan den dringenden raad van een schatrijke tante, te trouwen met een minstens even schatrijke Amerikaanse ten einde zijn blazoen opnieuw te vergulden. Ten gevolge van deze weigering maakt hij zich, met zijn trouwen vriend Didier Dramont en twee beproefde zeelieden aan boord van een plezierbootje, de ‘Grèbe’, als wij dat zoo mogen noemen: uit de voeten; zij gaan naar de Galapagos-eilanden, waar een schat verborgen ligt. Na ontzettende moeilijkheden, waarvan wij niet heel veel te hooren krijgen omdat de uitgave aanzienlijk werd bekort, bereiken zij het aan Ecuador toebehoorende eiland en vinden er inderdaad de schat: gouden sieraden, kostbaar genoeg om alle Amerikaansche erfgenamen knock out te slaan. Onderweg hebben de jonge heeren een beeldschoone Creoolsche, Madge Rocheray, aan boord genomen, die op weg was naar een haar onbekenden oom, haar voogd, en gouverneur van een der eilanden. Deze Madge is zóó mooi dat zij achteraf de verliefdheid van een Keizer op een Creoolsche, genaamd Joséphine de Beauharnais, verklaarbaar maakt. Wat voor een Napoleon goed genoeg was, kan een de l'Esclide niet versmaden. Natuurlijk trouwen zij op het laatst, want de rijke tante is ook geroerd door Madge's mooie oogen. Het is een vlot en afwisselend verhaal waarin veel gevochten en samengezworen wordt en waarin een ontvoerde deurwaarder, Mr. Tanche, de belachelijke rol speelt. Het mooiste is, dat Maxence de gouden schat versmaadt om de Creoolse schat te kunnen behouden, zooals Verne's held Phileas Fogg zijn geliefde prefereerde boven de gewonnen weddenschap. De deugd, in casu de jeugd, wordt beloond. Wij gunnen het haar van harte. En wat onze jeugd, nl. de schooljeugd wie de leider van deze serie het boekje toebedacht, betreft, | |
[pagina 398]
| |
die zal er op aangename wijze veel woorden uit leeren, naar onzen smaak wat onevenredig veel scheepstermen, maar dat hindert niet; die vergeten ze wel weer. Ook zullen zij er in de practijk niet heel veel aan hebben, te onthouden dat ‘un taret’ een paalworm is. Woorden en uitdrukkingen als ‘un taux passablement élevé’, ‘un huissier’, ‘les prodigalités’, ‘relever le moral’, ‘la saisie’ etc. staan wel in iedere dictionnaire, maar waren in het los bijgevoegde woordenlijstje niet misplaatst geweest. M.J. PREMSELA. | |
E. de la Rivière, Grammaire Française à l'usage des candidats l.o. et m.o., présentée sous forme de questions et réponses. Uitg.: W.J. Thieme & Cie, Zutphen, 1939. Prijs: ƒ 4,95, geb. ƒ 5,75.Een boek van volle 400 bladzijden, dat nog door een ‘supplément idiomatique et morphologique’ gevolgd zal worden. Volgens de titel is het bestemd voor de candidaten L.O. en M.O. Als men op de grote uitvoerigheid let zou men denken dat de schrijver vooral de laatsten op het oog heeft gehad, maar daarvoor staan er toch ook weer te veel elementaire dingen in. De hele opzet heeft iets wijdlopigs en elementairs, waaraan ten dele de catechetische vorm zeker schuld is, alsmede de afdeling over uitspraak met zijn ‘alphabet phonétique simplifié’ dat mij maar matig bevallen kan: de aanduiding àn (àm) voor de nasale a bijvoorbeeld is uiterst gevaarlijk, gezien de toch reeds bestaande neiging om een n of m te laten horen, de schrijfwijze aa (nog wel voor palatale en velare a beide) suggereert onvermijdelijk een lange a, enz. Het komt mij bovendien juister voor grammaire en idioom wat strenger te scheiden dan hier gedaan is. Ondanks het beloofde supplement staat hier al heel veel in, dat soms wel aardig is om te weten, maar de aandacht van de hoofdzaak afleidt of den leerling door de veelheid van stof moet doen duizelen. De voorbeelden zijn voor het grijpen, als typering van mijn bezwaar noem ik hier alleen de opmerking over substantieven als kleuraanduiding, waarin men o.a. vindt (p. 158): ‘céladon (vert pâle). Céladon: amant timide, personnage de l'Astrée, fameux roman de d'Urfé. bleu Wallis (du nom de l'épouse du duc de Windsor, ex-roi d'Angleterre).’ De wijdlopigheid toont zich ook in de eindeloze onderverdelingen, die het zelfs den aandachtigen lezer doet schemeren voor de ogen. Soms is het mij slechts met moeite, soms helemaal niet gelukt de draad vast te houden en de bedoeling van den schrijver te raden. Ik heb het billijk gevonden speciale aandacht te wijden aan de drie hoofdstukken, die de ‘Introduction' in 't bizonder noemt: verbes impersonnels, verbes pronominaux, pronoms personnels absolus. Met het eerste kan ik mij over het algemeen, afgezien dan van de ook hier soms hinderlijke uitvoerigheid, wel verenigen, maar merk toch op dat est in: Il est recommandé d'appliquer la nouvelle orthographe’ (p. 271) geen koppelwerkwoord, maar hulpwerkwoord van de lijdende vorm is (er wordt aanbevolen, niet: het is aanbevolen), en dat in het antwoord op de vraag: ‘De quelles manières se construit falloir?’ (p. 270) wel een aantal voorbeelden met onderverdeling wordt gegeven, maar het essentiele niet gezegd is. Groter zijn mijn bezwaren tegen de ‘Verbes pronominaux’. Hier staat in de definitie: ‘Ce sont les verbes accompagnés d'un pronom complément (cursivering van mij) désignant | |
[pagina 399]
| |
le sujet’ (p. 258) en op de volgende bladzij vindt men: ‘Se forme alors une seule idée avec le verbe: il n'est pas du tout l'objet de l'action (il n'est ni complément direct ni complément indirect).’ Hoe moet de student deze uitspraken te samen doen rijmen? Ik vermoed dat de schrijver in de definitie met ‘pronom complément’ bedoeld heeft: pronom qui a la forme d'un complément, maar dan had hij dat moeten zeggen. In het hoofdstuk over de Pronoms personnels eindelijk ben ik er met de beste wil niet in geslaagd zijn bedoeling te vatten als hij schrijft (p. 187): ‘Il résulte de ce qui précède sous 2. et 3. que les pronoms à employer absolument, indépendamment des fonctions, sont les suivants: moi, toi, soi, lui, elle; nous, vous, eux, elles (cursivering van mij). Ik kan natuurlijk zo niet doorgaan met alle hoofdstukken en bepaal mij dus hier tot deze opmerkingen. Ik vrees dat de leerlingen bij het bestuderen van deze grammaire heel wat moeilijkheden zullen ondervinden, meer dan nodig is, en kan dan ook tot mijn spijt dit werk geen aanwinst voor onze grammaticale literatuur achten. K.J. RIEMENS. | |
I. Cransberg, Dr. R.G.C. Belz und D. Poort, Laut- und Sinnverwandtes. Deutsch-Holländisches Idiom für L.O.-Kandidaten, Zweite Auflage. Uitg.: W.E.J. Tjeenk Willink, Zwolle. Prijs: ƒ 3,25, geb. ƒ 3,60.Zoals reeds uit de bewerking van de eerste druk en van andere werkjes van deze schrijvers was te verwachten - ik vestig ook op het onlangs verschenen idioomboekje Vom Alltag, bewerkt door I. Cransberg en D. Poort de aandacht -, wordt in de nieuwe druk aan de candidaten voor Duits L.O. een uiterst zorgvuldig bewerkt en degelijk hulpmiddel bij hun studie van het idioom geboden. Het gewoonlijk bij zo'n handleiding geplaatste voorbehoud is hier overbodig; de schrijvers zeggen zelf al in het Vorwort: ‘eigne Lektüre soll doch schieszlich die Hauptquelle idiomatischer Kenntnisse sein.’ De indeling in drie groepen: A. Lautverwandte Wörter (Homonyme), B. Wortgruppen, C. Sinnverwandte Wörter (Synonyme) is dezelfde gebleven, maar elk onderdeel is zeer nauwkeurig bijgewerkt en met vb. uit de laatste tijd verrijkt, terwijl op andere plaatsen zoveel werd geschrapt of verkort, dat het de bewerkers gelukt is, ruimte te winnen voor een klein Hilfsbuch, waarin de belangrijkste voorbeelden in de Ndl. vertaling worden gegeven en vragen en andere oefeningen ter toepassing de contrôle op het geleerde vergemakkelijken en de inhoud beter doen beklijven. De praktische bruikbaarheid van het werk wordt door dit Hilfsbuch nog aanmerkelijk verhoogd. Het spreekt van zelf, dat men bij het doorlezen wel iets vindt, dat men anders zou wensen, b.v. weinig gebruikte of verouderde woorden: blz. 92 di. Fährde, Fahrnis, en vooral gevaarlijke voorbeelden als op bl. 105: Die Witw seines Bruders musz er auch aushalten en dgl. liever niet hier zag o opgenomen, terwijl men weer op andere plaatsen een woord of zin zou willen toevoegen: 217: der Deichkörper (het dijklichaam), 50: loses Getreide (niet in zakken), 104: bij behäbig in de bet. welvarend een voorbeeld geven (ik vond daarvoor onlangs: Nach Norden wurden die äcker fruchtbarer und die Dörfer gröszer und behäbiger, Hans Künkel), maar dergelijke opmerkingen doen aan de waarde van het boek geen afbreuk. - Met een naamval ben ik het niet eens: gesetzt der Fall (blz. 129) lijkt mij geen gebruikelijk Duits. Ik kan mij wel begrijpen, dat een Hollander hier de nominatief zou willen gebruiken (in de tijden van de humanistische taal- | |
[pagina 400]
| |
beschouwing kwamen verbindingen als gesteld zijnde, o.a. in de briefwisseling tussen de Gebr. van Leeuwarden en Huydecoper, herhaaldelijk voor), maar de Duitser gebruikt hier geregeld de accusatief. De absolute Partizipialkonstruktion gesetzt den Fall, waarschijnlijk uit lat. abl. posito casu, is van uit de wetenschappelijke in de omgangstaal terecht gekomen en heeft zich daar in deze onveranderlijke vorm vastgezet. Het is echter zeer wel mogelijk, dat deze, hier tussen haakjes toegevoegde, verbinding door een drukfout wordt ontsierd. Deze zou dan een van de weinige zijn, die ik heb gevonden. Het boek verdient, met de grootste nadruk te worden aanbevolen. JOH. HEEMSTRA. | |
Rektor J.J. Kenter und Dr. H. Pradel, Neuzeitliche deutsche Wirtschaftsterminologie für Berufsschulen, Berufstatige und ‘Practijk’-examen. Zweite, völlig umgearbeitete Auflage. Uitg.: J. Noorduyn en Zoon, N.V., Gorinchem.In deze inderdaad geheel omgewerkte tweede druk is in vele opzichten aan de vroeger tegen dit werkje geuite bezwaren tegemoetgekomen. De woorden en uitdrukkingen zijn thans alphabetisch gerangschikt, de indeling is practischer geworden, de oefenstof is aanmerkelijk uitgebreid met goede vertaalstukken. Een en ander heeft de omvang met ruim 20 blz. doen toenemen. Dat men, om niet al te uitvoerig te worden, de tekstanalyse, de etymologische aantekeningen en het hoofdstuk over Fremd- und Lehnwörter heeft laten vervallen, betekent geen verlies voor de bruikbaarheid van het werkje. Voor de H.B.S. A heeft het sedert de nieuwe wet op het M.O. geen nut meer, voor Handelsdagscholen is het vermoedelijk te uitvoerig. Deze inrichtingen zijn dan ook terecht uit de ondertitel verdwenen. Voor Handelsavondscholen en particuliere opleidingen voor het practijkexamen betekent het echter in deze nieuwe vorm een nuttige aanwinst. C.E.M. BALVERS. | |
Dr. A. de Fouw Jzn., Duits in het kweekschoolexamen. Uitg.: J.B. Wolters - Groningen, Batavia.Er behoort moed toe, zo van de zijde van den schrijver als van die van een uitgever om in deze tijd - nu men toch bezwaarlijk van een bloeiend ‘kweekschoolbedrijf’ kan spreken - iets te doen verschijnen speciaal voor het onderwijs op kweekscholen - en toch wordt een nieuw werkje - 100 blz. - op de overvoerde markt gebracht - ten dienste van genoemde instellingen en wel speciaal voor de vertaling Duits-Hollands in de hoogste klasse. De schrijver wenst zijn boek te doen gebruiken naast de bestaande grammatica- en idioomboekjes en geeft naast elke vertaling (40 in totaal) een reeks opgaven op grammaticaal en idiomatisch gebied. De leerlingen - zo stelt de schrijver zich voor - worden door de bijgevoegde oefeningen gedwongen zich steeds meer rekenschap te geven van de vroeger opgedane grammatica-kennis, deze zal dus paraat blijven en verdiept worden. Met het oog op het te verwerken idioom zal telkens naar het woordenboek moeten worden gegrepen - dit laatste zeker een niet te onderschatten voordeel. Bij het doorlezen van dit boekje kunnen we met de keuze der stukken | |
[pagina 401]
| |
accoord gaan. Deze liggen op bijna elk gebied (wereld)geschiedenis, geographie, economie, reisbeschrijving en in verschillende zeer uiteenlopende tijdvakken: we vinden lezenswaardige onderwerpen uit de laatste decenniën (Wilson, de N.S.D.A.P., Maarschalk Foch) en daarnaast gelukkig ook Wallenstein (6-7). Zelfs heeft de methodiek een plaatsje gekregen in No. 8 (der Zeichenunterricht). Enkele opmerkingen moeten ons echter uit de pen: 1. waarom zijn nergens de auteurs vermeld? 2. waarom zijn niet meer mooie fragmenten uit roman of novelle opgenomen en dit vooral om als aangename verpozing te dienen naast de behandeling van meest wetenschappelijke onderwerpen? En nu de oefeningen. Deze zijn verdeeld in vertaal- en invuloefeningen en ..... niet gering van omvang; bij oef. 10 en 26 b.v. elk drie blz. Hoewel we over 't algemeen vorm en inhoud kunnen waarderen, komt deze vraag bij ons op: waar wil men met het toch al zo overladen programma in het laatste zeer korte cursusjaar de tijd vandaan halen deze zeer omvangrijke stof door te werken? (Van zelfstudie stellen we ons met alle respect voor de ijver onzer leerlingen, niet te veel voor - de tijd is voor hen hèèl kort). Men vergete in verband met het bovenstaande toch niet, dat een zeer belangrijk deel van de tijd beschikbaar moet blijven ten einde de leerlingen behoorlijke routine eigen te maken in het schriftelijk vertalen. Niettemin, we kunnen dit boekje voor onze kweekscholen aanbevelen - de docent staat immers boven de methode! Daarnaast achten we het zeer goed bruikbaar voor a.s. candidaten l. o. J.N. MAZEE. | |
Hans Peters, Der rote Dietrich. Ein Ferienabenteuer mit Zeichnungen von H. und R., Tertianer. Für den Schulgebrauch erläutert und herausgegeben von G.J. van Aalst. Uitg.: P. Noordhoff N.V. - Groningen - Batavia, 1939. Prijs: ƒ 0,60.De Tertianer Georg brengt zijn vacantie door op de boerderij van zijn oom. Het spoorzoeken en de romantiek van het Indianenspel worden werkelijkheid, als de dievenbende, die de streek onveilig maakt en op de boerderij zelfs een inbraak pleegt, door de speurlust en de schranderheid van Georg gepakt wordt. Leerlingen van de derde en vierde klas zullen dit spannende verhaal met plezier lezen. Het zal graag uit de schoolbibliotheek geleend worden en door het handige woordenlijstje het zelf lezen buiten de klas bevorderen. Wij zouden echter niet graag zien, dat dit genre de hoofdschotel ging vormen bij de klasselectuur, b.v. in de derde klas. J. VAN DER LIGT. | |
Dr. L. Verkoren, Test Papers Dutch - English for Candidates L.O. Uitg.: W.J. Thieme & Cie., Zutphen. Prijs: ƒ 1,-.Dit boekje bevat 55 pagina's, waarvan 31 worden ingenomen door de examenopgaven Nederlands-Engels van 1919-1939. De overige 24 pagina's bevatten stukjes ter vertaling, als oefenstof bij hoofdstukken uit de spraakkunst, b.v. The articles - Gender, number and Cases - The adjective - Numerals - Infinitive mood (?) - etc. De woordenschat die een candidaat voor de Lager Acte Engels gerekend | |
[pagina 402]
| |
wordt te bezitten is betrekkelijk klein - vandaar dat het wel eens moeite kost om - zonder in herhalingen te vervallen - een enigszins geschikt stuk ter vertaling samen te stellen. De stukjes die schrijver ons hier voorlegt zouden als examenstukken over het algemeen te moeilijk zijn. Men oordele slechts; gevraagd wordt de vertalingen van uitdrukkingen en woorden als: Het materiaal moet met de grootste omzichtigheid behandeld worden - Ben Johnson (sic!) deed dit portret vergezeld gaan - ze konden zich een strengere winter herinneren, met name die van 1890-'91 - er was een keerzijde aan de medaille - sajet - een weldadige stilte - ontluikende bloemen - dan keek hij om en schudden wij elkaar de hand (voorbeeld van slecht Nederlands) - bij uitstek - al naar dat de brandweerlieden met het werk opschoten enz. enz. Nu kan het natuurlijk geen kwaad dat de a.s. candidaten ook eens woorden en uitdrukkingen onder ogen krijgen die wat van de gebruikelijke L.O. woorden afwijken, maar bovengenoemde zijn te moeilijk. Er is een methode van opleiden die hierin bestaat dat men leerlingen na enige tijd niets anders meer dan examenopgaven laat schrijven. Wat andere vertaalstof - zoals die gegeven wordt in dit werkje - kan goede diensten bewijzen. Jammer dat de schrijver b.v. in het hoofdstuk handelend over het Gerund zich bijna uitsluitend bepaalt tot verbaal-abstracta. Juist zinnen van het type: Het zal U verwonderen dat Jan daarheen gaat - Ik was zeer verheugd toen men mij mijn kamer liet zien, leveren ieder jaar weer grote moeilijkheden op. Ook de oefening over de hulpwerkwoorden had wel wat langer kunnen zijn (shall en will worden gemedenGa naar voetnoot1)) en het lijkt me overbodig een hele oefening te wijden aan de Subjunctive mood. Enige oefeningen over de Lijdende Vorm zouden zeer wenselijk geweest zijn - zinnen die een dergelijke vorm ter vertaling bevatten zijn altijd een struikelblok voor vele candidaten. De verslagen der examencommissies zijn in dit opzicht leerzaam. Het werkje kan - zij het dan ook in bescheiden mate - zijn diensten verlenen bij de vorming van toekomstige candidaten, mits het worde gebruikt onder deskundige leiding. J.J. VAN HELDEN. | |
James Hilton, Good-bye Mr. Chips, annotated by Dr. H. de Groot. Uitg.: J.M. Meulenhoff, Amsterdam. Prijs:?Dit kleine boekje - ‘portret van een leraar’ - bevat de levensloop van een docent aan een Engelse kostschool. Over 't algemeen is het een alleraardigst verhaal met veel fijne humor. Volgens het voorbericht krijgt de jeugd inzicht in Engelse toestanden, speciaal in 't leven aan (!) een ‘public school’, ook nog wat ‘general information’ omtrent gebeurtenissen en personen die de aandacht trokken in de laatste 50 jaar. Ik waag het echter te betwijfelen of de leerlingen het werkje erg interessant zullen vinden; persoonlijk heb ik het met veel genoegen gelezen, maar ik hoop voor den bewerker dat de jeugd geen tekenen van verveling vertoont bij het lezen ervan; het zou jammer zijn. Een boekje van 19 pagina's verklarende aantekeningen heldert moeilijkheden op. De aantekeningen zijn in 't Nederlands - een quaestie van auteursrecht. Hierdoor wordt en passant de moeilijkheid ondervangen die | |
[pagina 403]
| |
collega Zwager in zijn lezing op de Januari-vergadering 1.l. toelichtte. Men schijnt tegenwoordig weer de voorkeur te willen geven aan een los boekje boven het drukken van aantekeningen onderaan de bladzijde of in de marge; iets nieuws is dit niet: de oude Velhagen und Klasing-uitgaven waren evenzo ingedeeld. Moge het werkje de ontvangst ten deel vallen die het verdient. | |
E.E. Cowper, The Island of Secrets. Adapted and annotated by Dr. W. Scholten. Uitg.: Robijns en Cie, Wageningen. Prijs: ƒ 0,90.Dit verhaal is bewerkt volgens hetzelfde beginsel als ‘The Red House Boys’ dat besproken is in Levende Talen no. 96. De wijze van bewerking is weer uitstekend - de verklarende aantekeningen zijn in de marge afgedrukt en er is veel zorg besteed aan het bijbrengen van de juiste uitspraak. Niet alle leerlingen zullen echter na zes maanden - zoals de bewerker in het voorbericht zegt - het werkje kunnen begrijpen; het lezen en behandelen van het moeilijke eerste hoofdstuk zal heel wat van den docent vergen. Zinnen zoals: Mrs. Penrose, the nurse, generally called ‘Penny’ had made a rule that Mr. Punnett the butler (chef-huisknecht), or Mr. Sheard (3 uitspraken) the chauffeur, or Mr. Widger, the kindest of gardeners, or ever Tom Tavy the boy, who was but sixteen, might any one of them take charge, but the children must on no account go out alone of The boat-house stood on piles, and the stage of it ran out over the water and backward to the bank, blijven, ook na uitleg, zeer moeilijk voor een leerling die zes maanden Engels heeft gehad. Bij het doorlezen van het boekje heeft het mij getroffen hoe onoverzichtelijk de tekst wordt door het grote aantal gespatieerde woorden en de menigte aantekeningen in de marge en noten onderaan de bladzijden. Het bezwaar zal wel moeilijk te ondervangen zijn; een troost is dat de leerlingen voor wie dit boekje bestemd is van dit alles doorgaans niet zo'n last hebben. J.J. VAN HELDEN. | |
F.C. Bennett, Engels schrijven, oefeningen in het vertalen en stellen voor de hogere klassen van Gymnasium, Hogere Burgerscholen A en B, Lyceum, Kweekschool, enz.Dit boekje is, zoals de titel aangeeft, bestemd voor de hogere klassen van de hierboven genoemde inrichtingen van onderwijs. De H.B.S. A zal echter wel de enige school blijken te zijn, waar men het boekje gebruiken kan. Op Gymnasium, H.B.S. B, Lyceum en Kweekschool zal men met de geringe tijd, welke aan de moderne talen is toebedeeld, voor oefeningen in het vertalen Nederlands-Engels en het stellen maar weinig gelegenheid hebben. Zeker niet zoveel, dat een afzonderlijk boek nodig is. En de vertaalstof Engels-Nederlands bestaat slechts uit brieven en een tweetal prospecti. In hoofdstukken verdeeld, geeft het werkje een aantal brieven en enige vertaalstukken, waarvan slechts een beperkt aantal betrekking heeft op eenvoudige handelstransacties (hoofdst. 7 en 12 en gedeeltelijk hoofdst. 9). Tenslotte zijn enkele bladzijden gewijd aan het maken van verslagen. De schrijver heeft zich dus gehouden aan wat in het Februari-nummer 1938 | |
[pagina 404]
| |
door Dr. Habbema geschreven werd over de eindexameneisen voor de moderne talen op de H.B.S. A. Wat de brieven betreft is de schrijver over het algemeen erin geslaagd een aantal brieven, met veel opgaven ter uitwerking, te verzamelen over, voor de leerlingen, interessante en nuttige onderwerpen: het bespreken van hotelkamers, met daarbij een aardige beschrijving van de werkzaamheden van de Londense brandweer, het kopen van radio-onderdelen in Engeland, het bestellen van boeken met een goed voorbeeld van een prospectus met leveringsvoorwaarden enz. van een warenhuis, een Engelse firma, die een Nederlandsen advocaat opdraagt voor haar in rechten op te treden tegen een Nederlandsen debiteur, enz. enz. Terwijl het werkje zeker niet de indruk maakt van te handels-technisch te zijn voor de H.B.S. A, vindt men toch de noodzakelijke handelstermen op prettige wijze gegeven. Jammer is het, dat in de persoonlijke correspondentie tussen een Engels en een Nederlands meisje te veel ‘slang’ voorkomt, b.v. ‘what a sell that they did not send on your letter at once’, en ‘please step on it, for I shan't sleep a wink until I know that you know’. Waarschijnlijk heeft de schrijver de bedoeling gehad een brief op te nemen, die typisch is voor correspondentie tussen meisjes, die zakdoekjes kopen van 5/6 per stuk. Het hoofdstuk ‘Ingezonden Stukken’ geeft aardige voorbeelden van dit soort lectuur in de Engelse kranten. Wat het laatste hoofdstuk ‘Verslagen’ betreft, zou het mijns inziens beter geweest zijn, indien eerst enige uitgewerkte verslagen waren gegeven, teneinde den leerlingen duidelijk te maken wat er met een verslag bedoeld wordt. Enkele aanwijzingen voor het maken van een verslag, zoals een enkele maal ook voor de brieven zijn gegeven, zouden de waarde van dit boekje, dat, met zijn slechts 58 bladzijden, veel goeds bevat voor het onderwijs in de 4e en 5e klas der H.B.S. A, nog verhoogd hebben. W.G. HARTSTRA. |