Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542) (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.50 MB)

tekstbestand






Editeur

Hans Beelen



Genre

non-fictie

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542)

(2010)–Anoniem Liesveltbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

¶ Hoe dat Abraham Gode ghehoorsaem was, Isaac sinen soone te offeren, ende daeromme weder dye beloofte ondtfinck.

Dat .xxij Capitel

1

Ga naar margenoot+NA dien dat dese dingen gesciet waren proefde God Abraham, Ga naar margenoot+ ende sprac tot hem, Abraham? Ende hi antwoorde, hier ben ic,

2

ende God sprac, Neemt Isaac uwen Ga naar margenoota eenigen sone dien ghi lief hebt, ende gaet henen in dat lant Mocla ende offert hem aldaer tot brantoffer op eenen berch dien ic v seggen sal,

3

Doen stont Abraam tsmorgens vroech op ende bereyde sinen ezel, ende nam met hem twee knapen, ende sinen sone Isaac, ende cloof hout tot brantoffer, hi stont op ende ginc henen ter plaetsen daer hem God af geseyt hadde.

4

Ten derden dage hief Abraham sijn ooghen op ende sach die stede van verde,

5

ende sprack tot sinen knape blijft hier met den ezel, Ic ende die knecht willen daer henen gaen, ende wanneer wi aengebeden hebben, so sullen wi weder tot v comen,

6

Ende Abraham nam dat hout totten brantoffer, ende leyt op sinen sone Isaac, mer hi nam dat vier ende het mes in sijn hant, ende die twee gingen tsamen

7

Ga naar margenoot+Doen sprac Isaac tot sinen vader, Abraham mijne vader, Ga naar margenoot+ Abraham antwoorde, Hier ben ic mijn sone, ende hi sprac, Siet, hier is vier ende hout, mer waer is dat scaep totten brantoffer?

8

Abraam antwoorde, Mijn sone, God sal toonen dat scaep totten brantoffer, ende die twee gingen met malcanderen.

9

Ende als si quamen aen de plaetse die hem God geseit had, stelde Abraham aldaer eenen outaer, ende hi leyde hout daer op, ende bant sinen sone Isaac ende leyde hem op den outaer bouen op dat hout,

10

ende recte zijn hant wt, ende vaette dat mes om sinen sone te slaen.

11

Ga naar margenoot+Doen riep hem die engel des HEREN vanden hemel ende seide Abraham Abraham Ga naar margenoot+ Hi antwoorde, hier ben ick

12

De engel seide en legt v hant niet aenden knecht, ende en doet hem niet, want nv weet ic dat ghi God vreest, ende en hebt niet gespaert uwen eenigen soon voor mi,

13

Doen hief Abraham zijn oogen op, ende sach eenen ram achter hem verwert inder hagen, met zijn hoornen, ende ginc henen ende nam den ram, ende offerden tot eenen brantoffer, in zijns soons stede

14

Ende Abraham hiet die stede, Ga naar margenoot+ Die HERE sal thoonen daer af seytmen noch heden op dezen dach. Op den berch daer die HERE thoonen sal.

15

Ende die Engel des HEREN riep Abraham noch eens vanden hemel ende sprac

16

Ic heb v mi seluen gesworen spreect die HERE, Nv ghi dat gedaen hebt, Ga naar margenoot+ ende en hebt uwen eygen sone niet gespaert,

17

dat ic v saet ghebenedien ende vermeerderen sal als die sterren des hemels, ende als dat sant aenden oeuer der zee, ende uwe saet sal besitten die poorten sijnder vianden,

18

Ga naar margenoot+ende door uwen sade sal alle volc der aerden gebenedijt worden, Ga naar margenoot+ om dat ghi mijnder stemmen gehoorsaem geweest hebt

19

Also keerde Abraham weder totten knapen, ende stont op ende togen te samen te Bersaba, ende woonde aldaer.

20

Nae desen gebuerdet dat Abraam gebootscapt wert, Siet Milca heeft ooc kinderen gebaert uwen broeder Nahor

21

Te weten Vz, den eersten geborenen sone, ende Bus sijn broeder ende Kemuel, van welcken die van Sirien ghecomen sijn,

22

ende Cesed, ende Haso ende Pildas, ende Iedlaph ende Bethuel,

23

mer Bethuel wan Rebeca, Dees acht gebaerde Milca Nahor Abrahams broeder,

24

Ende sijn concubijn ghenaemt Rehuma, wan ooc te weten Thebath, Gaham, Thahas ende Maacha.

margenoot+
A vers 1
margenoot+
Iudith. viij.c. Ho. xi.d

margenoota
Eenighen dat is uwen beminsten par. iiij.a ge. xiij d

margenoot+
B vers 7
margenoot+
Iu. viij. He. xi.d

margenoot+
C vers 11
margenoot+
mat. ij.c.

margenoot+
ec. xlij.d he. vi.d

margenoot+
Hier wordt Cristus belooft.

margenoot+
D vers 18
margenoot+
gal. iij.a


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken