Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542) (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.50 MB)

tekstbestand






Editeur

Hans Beelen



Genre

non-fictie

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542)

(2010)–Anoniem Liesveltbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

¶ Isaac seyndt Iacob tot Laban, Iacob siet inden slape een leeder totten hemel verheuen, ende die Engelen daer op ende af clymmende, die HERE beuesticht hem sijn beloften Abraham ghedaen, ende toeseyt hem bystant, daer op doet Iacob een ghelofte.

Dat .xxviij. Capittel.

1

Ga naar margenoot+DOen riep Isaac sinen sone Iacob ende ghebenedide hem, ende gheboot hem segghende Neemt geen wijf vanden dochteren Chanaan,

2

mer gaet henen, ende reyst in Mesopotanien, tot Bethuel dijns moeders vader huys, ende neemt aldaer een wijf vanden dochteren Laban ws moeders broeder,

3

ende die almachtighe God gebenedie v, ende make v vruchtbaer, ende vermeerdere v, dat ghi wort een grote scare volcx,

4

ende hi geue v die benedictie Abrahams, v, ende uwen sade nae v, op dat ghi besitten moecht dat landt, daer ghi een vreemdelinc in sijt, dat welcke God Abrahammen gegeuen heeft,

5

Also liet Isaac Iacob reysen, dat hy in Mesopotanien trocke tot Laban Bethuels soon, van Syrien zijnre ende Esaus moeders broeder.

6

Ga naar margenoot+Als nv Esau sach, dat Isaac Iacob ghebenedijt hadde, ende laten reysen af, in Mesopotanien, op dat hi aldaer een wijf neme, ende dat hi in dien dat hi hem gebenedide, ende geboot ende sprac. Ghi en sult gheen wijf nemen vanden dochteren Chanaan,

7

ende dat Iacob sinen vader ende moeder gehoorsaem sijnde, reysde in Mesopotanien,

8

ende sach ooc dat Isaac sijn vader niet geerne en sach die dochteren Chanaan,

9

ghinc hi henen tot Ismael, ende nam bouen die wijuen die hi te voren hadde, Mahalath die dochter Ismael, des soons Abrahams die suster Nebaioth te wijue.

[afbeelding]

10

Maer Iacob reysde wt van Bersaba, ende reysde te Haran,

11

ende quam op een plaetse daer bleef hi al den nacht, Ga naar margenoot+ Want die sonne onder ghegaen was, nam hy daer eenen steen vander plaetsen, ende leyden onder sijn hooft, ende ginc ligghen slapen in die selue plaetse,

12

Ende hem droomde, ende siet, Een leere stondt opter aerden, die metten oppersten eynde den hemel raecte, ende siet, Die Enghelen Gods clommen daer lancx op ende neder,

13

ende die HERE stont daer op, ende sprack, Ick ben die HERE Abrahams ws vaders God, ende Isaacs God,

14

dat lant daer ghi op ligt, sal ic v, ende uwen sade geuen, ende v zaet sal worden gelijc dat stof der aerden, ende ghi sult wtgebreyt worden ten westen, oosten, noorden, ende ten zuyden. Ende door v, ende door uwen zade sullen alle geslachten gebenedijt worden.

15

Ende siet ic ben met v, ende ic sal v behoeden waer ghy henen trect, ende ic sal v weder in dat lant brenghen, want ic en sal v niet laten, tot dat ic doe alle wat ic v geseyt hebbe.

16

Als Iacob van sinen slape ontwaecte, sprack hy,

[pagina *]
[p. *]

Sekerlic is die HERE in dese plaetse, ende ick en wist dat niet,

17

ende vreesde ende sprac. Hoe veruaerlic is dese stede, Ten is hier anders niet, dan een huys Gods, ende een poorte ten hemel.

18

Ende Iacob stont des morgens vroech op, Ga naar margenoot+ ende nam den steen, die hi tsinen hoofde geleyt hadde, ende rechten op, ende goot daer olie op,

19

Ende hiet dese stede BethEl, ende daer te voren hiet dye stede Lus.

20

Ende Iacob dede een ghelofte, ende sprack, Ist dat God met mi sal sijn, ende my behoeden inden weghe, die ic reyse, ende broot te eten gheuen, ende cleederen aen te doen,

21

ende mi met vreden weder tot mijnen vader brenge, so sal die HERE mijn God sijn,

22

Ende desen steen die ic opgerecht heb, sal een Gods huys worden, ende al wat ghi mi geeft, daer af sal ic v die thiende gheuen

margenoot+
A vers 1

margenoot+
B vers 6

margenoot+
C vers 11

margenoot+
D vers 18


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken