Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542) (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.50 MB)

tekstbestand






Editeur

Hans Beelen



Genre

non-fictie

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542)

(2010)–Anoniem Liesveltbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

¶ Iacob wort cranck. Ende hi gheeft Iosephs kinderen dye seegheninghe.

Dat .xlviij. Capittel.

1

Ga naar margenoot+DAer nae wert Ioseph ghebootschapt. Siet, v vader ic sieck, ende hi nam met hem beyde zijn sonen, Manasse ende Ephram?

2

Doen wert Iacob gebootscapt Siet, uwe soon Ioseph coemt tot v, ende Israel maecte hem sterck, ende sadt opt bedde, ende sprack tot Ioseph.

3

Die almachtighe God openbaerde mi te Lus, in dat lant Canaan, ende gebenedide my, ende sprac tot mi.

4

Siet, ic sal v laten wasschen, ende vermederen, ende sal v tot eenen hoop volcx maken, ende sal dit lant v eygen maken, ende gheuent uwen sade na v eewelic.

5

Nv sullen v twee sonen Manasse ende Ephram die v gheboren zijn in Egypten, eer ic hier in ghecomen ben tot v, mijn zijn, gelijc als Ruben ende Simeon,

6

mer die ghy na hen wint, sullen v zijn. Mer dese sullen gherekent zijn met uwe broeders namen in haer erfdeel.

7

Ga naar margenoot+Ende als ic wt Mesopotanien quam, sterf bi mi Rahel int lant Canaan opten wege, doen ic noch een velt weechs was van Ephrat. Ende ic begrorfse aenden weghe tot Ephrath, die nv Bethleem heet.

8

Ende Israel sach Iosephs sonen, ende sprack wie sijn dese? Ioseph antwoorde, Het sijn mijne sonen, die my God hier ghegeuen heeft.

9

Iacob sprac, brengtse hier tot mi dat icse gebenedije,

10

want Israels oogen waren swaer worden van ouderdom, ende en consten niet wel sien. Ende Ioseph brachtse tot hem Iacob custese, ende omhelsdese, ende sprack tot Ioseph

11

Siet, ick hebbe v aensicht gesien dat ic niet ghedacht en hadde, ende siet Godt heeft mi ooc uwe zaet laten sien,

12

ende Ioseph namse van sinen schoot, ende si vielen neder opter aerden op haer aensicht.

13

Doen namse Ioseph beyde, Ephram in zijn rechte hant, tegen Israels slincke hant, ende Manasse in zijn slincke hant, tegen Israels rechter hant, Ga naar margenoot+ ende brachtse tot Iacob.

14

Mer Israel strecte zijn rechte hant wt, ende leydese op Ephraim des ioncsten hooft, ende sine slincke op Manasses hooft, ende dedet wetende alsoo met sinen handen, want Manasses was die eerste geboren.

15

Ende hi gebenedijde Iosephs sonen, ende sprac. Die God voor den welcken dat mijne vaderen Abraham ende Isaac ghewandelt hebben, die God die mi mijn leuen lanck gheuoedet heeft, tot op desen dach,

16

die Engel die mi verlost heeft van allen quade, die gebenedijde dese knechten, dat si na mijnen, ende na mijnder vaderen Abrahams ende Isaac namen ghenaemt worden, dat si wassen ende veel worden opter aerden.

17

Maer doen Ioseph sach dat sijn vader dye rechte Ga naar margenoota hant op Ephraims hooft leyde, beuielt hem qualijcken, Ga naar margenoot+ ende vaette zijns vaders hant dat hijse van Ephraims hooft op Manasses hooft keerde,

18

ende sprack tot hem, So niet mijn vader, dese is dye eerste gheboren, legt uwe rechte hant op sijn hooft,

19

Maer Iosephs vader weygerde dat, ende sprack, ick weet wel mijn sone, Ick weet wel dat dese ooc sal worden tot een volc, ende sal groot worden, mer zijn ioncste broeder sal meerder worden, dan hi, ende zijn zaet sal vol volcx worden.

20

Also ghebenedidese Iacob in dien dage, ende sprac, Na uwe maniere moet Israel ghebenedijt worden, datmen segghe, God sette v ghelijck Ephraim ende Manasse, ende settede also Ephraim voor Manasse.

21

Ende Israel sprac tot Ioseph, Siet, ick sterue, ende God sal met v sijn, ende sal v weder brenghen in uwer vaderen lant.

22

Ick hebbe v een stuck landts ghegheuen, buyten uwen broederen, dat ic met mijnen sweerde ende boghe wt den handen der Amoriten ghenomen hebbe.

margenoot+
A vers 1

margenoot+
B vers 7

margenoot+
C vers 13

margenoota
hant opt hoot legghen was byden Hebreen, gemeyn als si gode wat offeren wilden. Leui. I b
margenoot+
D vers 17


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken