Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542) (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.50 MB)

tekstbestand






Editeur

Hans Beelen



Genre

non-fictie

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542)

(2010)–Anoniem Liesveltbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Pharao veruolcht dat volck Gods, die HEERE beschermt die sine, die vyant met sijnder macht verdrinct hi.

Dat .xiiij. Capittel.

1

Ga naar margenoot+ENde die HERE sprac tot Mosen seggende,

2

Spreect met den kinderen van Israel ende segt dat si hen wat om keeren ende haer tenten opslaen, Ga naar margenoot+ tegen dat dal Hyroth, tusschen Migdol, ende dye zee tegen BaalZephon, ende aldaer tegen ouer die tenten opslaen aen die zee,

3

Want Pharao sal vanden kinderen van Israel seggen, Si en weten niet waer datse wten lande sullen comen, die woestine heeftse besloten.

4

Ende ic sal sijn herte verstocken, also dat hi v nae iagen sal, Ende ic sal aen Pharao geglorificeert werden ende in al sijnder macht, Ende die Egyptenaren sullen weten, dat ic die HERE ben, Ende dye kinder van Israel deden also.

5

Ende alst den Coninc van Egipten gebootscapt wert dat dat volc vloot, wert sijn herte ende sijnder knechten herte verandert tegen dat volc ende spraken, Ga naar margenoot+ waerom hebben wi dat gedaen, dat wi Israel hebben gelaten dat si ons niet en souden dienen?

6

Ende Pharao spande sijn waghenen aen, ende nam sijn volck met hem,

7

ende hi nam ses hondert wt ghelesen waghenen, ende al die wagenen die in Egypten waren, ende alle die hooftlieden van alle sinen heyre,

8

Want die HERE verstocte dat herte Pharaonis des conincx van Egypten, so dat hi die kinderen van Israel na iaechde, die daer door een hooghe hant waren wtghegaen

9

Ga naar margenoot+Ende die Egyptenaren iaechden den kinderen van Israel na, ende haesten hen te comen daer si gelogeert waren aen die zee, met rosschen ende wagenen, ende ruyteren, ende sijn macht, int dal Hiroth tegen Baalzephon.

10

Ende als Pharao nakende was, hieuen dye kinderen van Israel haer oogen op, Ende siet die Egyptenaren trocken hen van achter na, ende si vreesden seer, ende si riepen totten HEERE.

11

Ende si seyden tot Mose, En waren daer geen grauen in Egypten, dat ghi ons genomen hebt om dat wi inder woestinen steruen souden? Waerom hebdy ons dat gedaen, dat ghi ons wt Egipten geleyt hebt?

12

Ist niet dat wi v geseyt hebben in Egypten? Hout op ende laet ons den Egyptenaren dienen, want het waer ons beter den Egyptenaren te dienen, dan inder woestijnen te steruen,

13

Mose sprac totten volcke, En vreest niet, staet ende siet toe wat salicheyt dat dye HERE heden doen sal, Want dese Egyptenaren die ghi heden siet, en suldi nemmermeer sien tot inder eewicheydt,

14

Die HERE sal voor v strijden, ende ghilieden sult stille Ga naar margenoota swijgen

15

Die HERE sprac tot Mose. Wat roepti tot mi Segt den kinderen van Israel dat si reysen,

16

ende ghi sullet uwe roede op heffen, ende steect wt uwe hant ouer die zee, ende deyltse van malcanderen, so datter die kinderen van Israel in gaen, wech midden door, al drooghe,

17

Ga naar margenoot+Siet ic sal der Egyptenaren herte verharden dat si v nauolgen, so sal ic eere vercrijghen aen Pharao, ende aen sijn macht, ende aen sijn wagenen ende Ruyteren,

18

Ende die Egyptenaren sullen weten, dat ic die HERE ben, als ic eere vercregen hebbe aen Pharao, ende aen sinen waghenen ende ruyteren.

19

Doe verhief hem die enghel Gods die voor dye scharen van Israel ghinc ende hi stont achter huer, ende die calomne der wolcken die ooc voor haren aengesichte stont, quam ooc achter hen,

20

Ga naar margenoot+Ende quam tusschen die tenten der Egyptenaers ende Israhel. Het was eene donckere wolcke, ende si verlichte den nacht, dat sy binnen dier nacht, niet te samen en quamen.

[afbeelding]

21

Als Mose sijn hant recte ouer die zee, lietse die HEERE achter waert varen door eenen stercken Oosten wint, alle dien nacht, ende maecte die zee droge Ende die wateren deylden haer van malcanderen,

22

ende dye kinderen van Israel gingen daer in, midden in die zee opt drooge. Ende dat water was hen als mueren, ter rechter ende slincker hant,

23

ende die Egyptenaren volchden hen na, alle ros ende waghen ende Pharaos ruyters ginghen midden in die zee

24

Ga naar margenoot+Als nv die morgen wake quam, sach de HERE op die tenten der Egyptenaren, wt der vierigher calomne ende wolcken,

25

ende schoot hare scharen ende stiet die raderen van haren waghenen, ende worpse om met tempeest, Doen spraken die Egyptenaren, Laet ons vlien van Israel, die HERE strijt voor hen tegen die Egyptenaren,

26

Ende die HERE sprac tot Mose, Steect v hant wt ouer die zee, op dat dat water weder neer valle ouer die Egyptenaren, ouer haren wagenen ende ruyteren.

27

Doe stac Mose sijn hant wt ouer die zee, ende dye zee quam des morgens weder voort, in haren stroom, ende die Egyptenaren vloden hen teghen,

28

Aldus werpse die HEERE om, midden in die zee, Ende dat water quam weder ende bedecte die wagenen ende die ruyteren ende alle Pharaos macht, Ga naar margenoot+ ende alle die hen na gheuolcht waren in die zee, also datter niet een van dyen ouer en bleef,

29

maer die kinderen van Israel gingen drooghe midden door die zee, ende dat water was als mueren ter rechter ende ter slincker hant

30

Also holp die HERE Israel in dien dage, vander Egyptenaren hant,

31

Ende si sagen die Egiptenaren

[pagina *]
[p. *]

doot aenden oeuer der zee, ende die grote hant, die de HERE aen die Egyptenaren bewesen had, ende dat volc aensach den HERE, ende geloofden aen hem, ende sinen knecht Mosi.

margenoot+
A vers 1

margenoot+
gene. l.d io. xiij.g psal. c.iij i.cor. x.a

margenoot+
B vers 5

margenoot+
C vers 9

margenoota
Swigen, dat is in vreden rusten verwachtende dat wercke Gods esa. xxx.d

margenoot+
D vers 17

margenoot+
E vers 20

margenoot+
F vers 24

margenoot+
sap. x.d.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken