Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542) (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.50 MB)

tekstbestand






Editeur

Hans Beelen



Genre

non-fictie

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542)

(2010)–Anoniem Liesveltbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Tvolck draecht rouwe, ende leget sijn cyeraet af, Mose slaet die tenten op, die HERE spreect met hem in eender wolc calomne.

Dat .xxxiij. Capittel.

1

Ga naar margenoot+DIe HERE sprack tot Mose, gaet ende trect van hier, ghi ende dat volc, dat ghy wt Egypten lant gheleyt hebt, in dat lant dat ic Abraham, Isaac ende Iacob gesworen heb, ende gheseyt Dijnen sade wil ict geuen,

2

ende sal mijnen engel voor v seynden, Hy sal wtstooten die Cananiten, Amoriten, Hethiten

[pagina *]
[p. *]

Pheresiten, Heuiten, ende Iebusiten,

3

in dat lant daer melck ende honich in vloeyt, want ic en sal met v niet op reysen, want ghi sijt een hartneckich volc, ic mocht v onder wegen te niete doen.

4

Als dat volc dese quade woorden hoorde, droegen si rouwe, ende nyemant en droech sijn cieragie aen hem

5

Ga naar margenoot+Ende die HERE sprac tot Mose, segt tot den kinderen van Israel, Ghi sijt een hartneckich volc, Ic sal eens onuersiens comen, ende verdoen v alle gader Ende nv legt uwe cieragie van v, dat ic wete wat ic v doen sal.

6

Aldus deden die kinderen van Israhel haer cieragie af voor den berch Horeb.

7

Mose nam die tente ende sloechse op, verde buyten den legere, ende hietse een tente des getuygenis ende so wie dat den HERE vraghen wilde, die moeste wtgaen totter tenten des getuigenis voor den legere.

8

Ende als Mose wtginc totter tenten, so stont alle tvolc op, ende een yegelic stont in zijnder tenten duere, ende sagen hem na, tot dat hi in die tente quam.

9

Ende als Mose in die tente quam, soo quam die calomne der wolcken beneden, ende stont inder tenten duere ende sprac met Mose,

10

Ende alle dat volc sach die calomne der wolcken, in die duere der tenten staen, ende stonden op, ende een yegelic bucte in sijnder tenten duere.

11

Ga naar margenoot+Die HERE sprac tot Mose van aensichte tot aensichte, gelijc een man met sinen vrient spreeckt, Ende als Mose weder keerde totten leeger, so en ghinc sijn dienaer Iosua die sone Nun die iongelinc niet wt der tenten,

12

Ende Mose seyde tot den HERE, Siet ghi segt tot mi, Leyt dit volc wech opwaerts, ende ghi en laet mi niet weten, wien dat ghi met mi seynden wilt, Ende ghi doch geseyt hebt, Ic ken v bi name, ende ghi hebt genade in minen oogen gheuonden.

13

Heb ic dan ghenade voor uwen oogen vonden, soo laet mi uwen wech weten, daer ic mede bekennen mach dat ic genade voor dijn ooghen vinde, ende siet doch dat dit volc uwe volc is

14

Die HERE sprac, Mijn aensicht sal voor v gaen daer mede sal ic v leyden,

15

Mose sprack tot hem, Oft uwe aensicht voor ons niet en gaet, so en leyt ons van hier niet opwaert,

16

Want waer bi soude men bekennen dat ic, ende uwe volc genade voor uwe oogen geuonden hadden, ten si dat ghi met ons ghaet, op dat ic, ende uwe volck wat sonderlincx worden voor alle volck dat op aertrijc is.

17

Die HERE sprac tot Mose, Dat ghi nv geseyt hebt, sal ic doen, want ghi hebt genade gheuonden voor mijn oogen, Ga naar margenoot+ ende ic kenne v met name.

18

Mose sprac, Laet mi dan v heerlicheyt sien,

19

ende hi sprac, Ic sal voor uwen aensichte alle mijn goet thoonen, ende ic sal laten aenroepen des HEREN naem voor v, Wyen ic genadich ben, dien ben ic genadich, ende wien ic ontferme, diens ontferme ic

20

Ende noch sprac hi, ghi en connet mijn aensichte niet gesien, Want geen mensce en sal leuen, die mi siet,

21

ende noch sprac die HERE, Siet, daer is een ruymte bi mi, daer suldy opten steen staen,

22

Als mijn heerlicheyt voorbi gaet, so sal ic v in des steens cloue leggen, ende ic sal mijn hant op v houden, tot dat ic voorby ben,

23

ende als ic mijn hant van v doe, suldi mi achter nae sien, mer mijn aensichte en sal niet ghesien worden.

margenoot+
A vers 1

margenoot+
B vers 5

margenoot+
C vers 11

margenoot+
D vers 17


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken