Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542) (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.50 MB)

tekstbestand






Editeur

Hans Beelen



Genre

non-fictie

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542)

(2010)–Anoniem Liesveltbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Iosua trect metten volcke totter Iordaen, Die Leuiten worden geordineert voor henen te gaen. Die Iordaen stont aen deen side stille, ende hooch op verheuen, ende beneden vloeydet water wech, dat si droochs voets daer door ghinghen.

Dat .iij. Capittel

1

Ga naar margenoot+ENde Iosua maecte hem vroech op, ende si trocken wt Sittim, ende quamen aen die Iordane, hi ende alle die kinderen Israel, ende bleuen aldaer ouer nacht, eer si ouer trocken.

2

Mer na drie daghen gingen die officiers knechten door den leger

3

ende geboden den volc seggende, Als ghi sien sult de arck des verbonts des HEREN ws Gods, ende de priesters wt den Leuiten die arcke draghen, so trecket wt van uwen plaetsen, ende volget haer na,

4

also nochtans, dat tusschen v, ende haer ruymte si, by .ii.M. ellen. Ghi en sult haer niet genaken, op dat ghi weten moget, op welcken wech ghy gaen sult, want ghi en hebt dien wech noyt gegaen.

5

Ende Iosua sprac totten volc, heylighet v, wandt morghen sal die HEERE wat sonderlincx onder v doen. Ga naar margenoot+ Ga naar margenoot+

6

Ende totten priesteren sprac hi, draecht die arcke des verbonts ende gaet voor dat volc henen, Doen droegen sise, ende gingen voor dat volc.

7

Ende die HERE sprac tot Iosua, Heden wil ic beghinnen v groot te maken voor alle Israel, op dat si weten ghelijc ic met Mose gheweest ben, dat ic ooc also met v ben.

8

Ende gebiet ghy den priesteren, die die arcke dragen, ende segt. Als ghy voor int water der Iordanen coemt, so staet stille.

9

Ende Iosua sprac totten kinderen van Israel, coemt herwaert, ende hoort dat woort ons HEREN ws Gods ende sprac,

10

daer bi suldi mercken dat een leuende God onder v is, Ga naar margenoot+ ende dat hi voor v wt drijuen sal dye Cananiten, Hethiten, Heuiten, Pherisiten, Gergositen, Amoriten, ende Iebusiten.

11

Siet die arcke des verbonts, des heerscers, of domineerders, ouer alle lant, sal voor v henen gaen in die Iordane,

12

soe neemt nv .xij. mannen wten stammen Israel, wt elcken stam oft geslachte eenen.

13

Als dan die voetsolen der priesters, die des HEREN Arcke des heerscappers ouer alle lant dragen, hen lieden in des Iordaens water laten, so sal hem dat water der Iordanen vanden water dat van bouen nederwaerts vloeyt af trecken, also dat ouer eenen hoope stae.

14

Ga naar margenoot+Doen nv dat volck wt trock, wt sinen tenten, op dat si door die Iordaen souden gaen, ende dye priesters die die arcke des verbontds, voor den volcke henen droegen,

15

ende als si aen die Iordaen quamen, ende haer voeten voor int water staken (die Iordaen was vol aen alle haren oeueren van alderhande wateren des oogsts)

16

doen stont dat water dat van bouen neder quam, opgerecht ouer eenen hoope, seer verre vanden lieden der stadt, die ter siden Zartan leet, maer dat water dat totter zee nederwaert liep, totter soutzee, dat nam af ende veruloeyde, Also ginck dat volc ouer teghen Iericho,

17

Ende die priesters die de arcke des verbonts des HEREN droegen, stonden drooghe midden in die Iordane bereyt, ende alle Israel ginc drooch door tot dat allet volc ouer die Iordane quam

[afbeelding]

[pagina *]
[p. *]

Iosua richt .xij. steenen op de Iordane, tot Gilgal, tot eender ghedachtenisse.

Dat .iiij. Capittel.

1

Ga naar margenoot+ENde die HERE sprac tot Iosua, Ga naar margenoot+

2

neemt v .xij. mannen, wt elcken stam of geslachte eenen, ende gebiet,

3

ende segt hen, heft op .xij. steenen wter iordanen, vander plaetsen daer die voeten der bereyder priesters gestaen hebben, ende voertse met v, dat ghise in de herberge latet, daer ghi desen nacht logeren sult.

4

Doen riep Iosua .xij. mannen, die bereit waren vanden kinderen Israel,

5

wt elcken stam eene ende sprac tot hen. Gaet henen ouer voor Darcke des HEREN ws Gods, midden in die Iordane, ende heft elc eenen steen op zijn scouderen, na dat getal der stammen oft geslachten der kinderen Israel op dat si een teeken zijn onder v.

6

Ga naar margenoot+Als v kinderen namaels haren vaderen vragen sullen ende seggen, wat doen dese steenen daer,

7

dat ghi hen dan segt, hoe dat water der Iordanen af gescoort is voor die arcke des verbonts des HEREN, doen si door die iordane gingen, dat dese steenen den kinderen Israel een eewige gedachtenis souden sijn

8

Doen deden die kinderen van Israel, so hen Iosua geboden had, ende droegen .xij. steenen midden wter iordanen so die HERE tot Iosua geseit hadde, na dat getal der stammen der kinderen Israel, ende brachtense met hen in de herberge, ende lietense aldaer,

9

ende Iosua rechte xij. steenen op, midden in de Iordaen, daer de voeten der priesteren gestaen hadden, die die arcke des verbonts droegen ende zijn noch aldaer tot op desen dach,

10

Want de priesters die de arcke droegen, stonden midden in die Iordaen tot dat al voldaen wert, dat die HEERE Iosua geboot den volcke te seggen, gelijc Mose Iosua geboden had. Ende dat volc haestede ende troc ouer.

11

Doen nv dat volc altemael ouer gegaen was, Ga naar margenoot+ doen ginc die Arcke des HEREN ooc ouer, ende die priesters voor den volc, Ga naar margenoot+

12

Ende die Rubeniten ende gadditen, ende den haluen stam Manasse gingen gewapent voor die kinderen Israel, so Mose tot hen gesproken had,

13

bi .xl.m. strijtbaer mannen, bereyt totten heyr, gingen voor den HERE totten strijt, op dat velt Iericho,

14

In dyen dage maecte die HERE Iosua groot voor al Israel ende si vreesden hem gelijc si Mosi vreesden zijn leuen lanc,

15

ende die HERE sprac tot Iosua,

16

gebiet den priesteren die de arcke des getuygenis dragen, dat si wter Iordanen op gaen.

17

Also geboot Iosua den priesteren ende sprack, gaet op wt de iordaen,

18

ende doen die priesters die de arcke des verbont des HEEREN droegen wter Iordanen op gingen, ende met haren voetsolen opt drooghe terden, so quam dat water der iordaen neder in sijn plaetse, ende vloeyde gelijc te voren aen allen sinen oeueren.

19

Het was den tienden dach der eerster maent. Doe dat volc wter iordanen op ghinc, ende maecten haren leger in Gilgal, teghen dat Oosten der stadt Ierico

20

Ga naar margenoot+Ende die .xij. steenen, diese wt dye iordane genomen hadden, rechte Iosua op tot Gilgal,

21

ende sprac totten kinderen Israel, Als uwe kinderen naemaels haren vaderen vragen sullen ende seggen, wat willen hen dese steenen?

22

so sult ghijt hen te kennen geuen ende seggen. Ga naar margenoot+ Israel ginc drooch door die iordane,

23

doen dye HERE v God dat water der Iordanen verdroochde, tot dat ghi ouer ginct, gelijc als de HERE uwe God dede in die rode zee, dye hi voor ons verdroochde voor v, dat wi daer door gingen

24

op dat alle volcken opter aerden, die hant des HEREN souden bekennen hoe machtich si is, op dat ghi den HERE uwen God altoos sout vreesen.

margenoot+
A vers 1

margenoot+
B vers 5
margenoot+
le. xxv. Nu. i.d. i.re. xvi

margenoot+
C vers 10

margenoot+
D vers 14

margenoot+
A vers 1
margenoot+
Sibilla samia propheteerde omtrent deser tijdt seer claerlijc van Cristo. Deuter. xvij.a. Sibilla erithrea propheteerde in deser tijt van Christo. ende vanden rijcke der Ioden

margenoot+
B vers 6

margenoot+
C vers 11
margenoot+
lu. xxij f

margenoot+
D vers 20

margenoot+
ex. xiiij c


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken