Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542) (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.50 MB)

tekstbestand






Editeur

Hans Beelen



Genre

non-fictie

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542)

(2010)–Anoniem Liesveltbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Die Israeliten worden vluchtich voor haer vyanden, om dat een vanden verbanden gestolen had, ende hoe hi gestraft wort

Dat .vij. Capittel.

1

Ga naar margenoot+MAer die kinderen van Israel ontgingen hen aen dat verbande. Want Acham die sone Charmi, des soons Sabdi, des soons Serab, vanden stamme Iuda, nam wat vanden verbanden, doen verbolch die gramschap des HEEREN, ouer die kinderen van Israel.

2

Doen nv Iosua mannen wt sandt van Iericho tot Ai, die bi Beth Auen leget, tegen dat oosten voor BethEl, ende sprack tot hen. Gaet op ende bespiet dat lant, ende doen si opgegaen waren, ende Ai bespiet hadden,

3

quamen si weder tot Iosua ende spraken tot hem En laet al dat volc niet opwaerts reysen, maer bi twee of drie dusent mannen, dat si opwaerts reysen ende slaen Ai, op dat hen al dat volc aldaer niet en vermoeye, want haerder is luttel.

4

Also trocken omtrent drie duysent mannen des volcs opwaerts, ende die vluchten voor die mannen Ai

5

ende die van Ai sloegen haerder bi .xxxvi. mannen, ende iaechdense voor de poorte tot Sabarim toe, ende sloegense den wech neder.

Ga naar margenoot+ Doe wert den volcke dat herte versaget, ende wert als watere,

6

Iosua verschoorde sijn cleederen, ende viel op sijn aensicht ter aerden, voor die arcke des HEREN, tot tsauonts, metten outsten Israel, ende wierpen stof op haer hoofden.

7

Iosua sprac. Ach HERE HERE, waerom hebdy dit volc ouer die Iordane gheleydt, dat ghi ons in die handen der Amoriten sout geuen, ons te verdoen O oft wi op geen side der Iordanen waren gebleuen, so wi begonst hadden.

8

Ach mijn HERE wat sal ick segghen, nv Israel sinen vyanden den rugghe keert?

9

Als dat die Cananiten hooren, so sullen si ons omuangen, ende ooc onsen name wtroyen vander aerden, wat wildi dan bi uwen grooten name doen.

[pagina *]
[p. *]

10

Doen sprack die HEERE tot Iosua, staet op waerom ligt ghi also op v aensicht?

11

Israel heeft hem besondicht, ende hebben mijn verbont ouerghegaen dien ic hen geboden hebbe. Daer toe hebben si vanden verbanden genomen, ende gestolen, ende verloochent ende onder haer gereescap geleyt,

12

De kinderen van Israel en mogen niet staen voor haren vyanden, maer moeten haren vyanden den rugge keeren, Want si sijn inden ban Ic en sal voortaen niet met v sijn, ist dat ghi den ban wt v niet en roeyt.

13

Ga naar margenoot+Staet op ende heylicht dat volc, Ga naar margenoot+ ende segt, heyliget v tegen morghen, want also seyt die HEERE die God Israel, Daer is eenen ban onder v Israel, daeromme en cont ghi niet gestaen voor uwe vyanden tot dat ghi den ban van v doet.

14

Ghi sult vroech toe gaen, den eenen stam na den anderen, ende welcken stam die HERE raken sal, dan sal hi voort comen, deen geslachte na dander.

15

Ende welc gheslachte die HERE raken sal, dan sal voort comen deen huys na dander. Ende welc huys die HEERE raken sal, dan sal voort comen deen huysweert na den anderen, ende die beuonden wort inden ban, dyen salmen met viere verbernen, met al dat hi heeft. Om dat hi dat verbont des HEEREN ouer getreden heeft, ende eene dwaesheyt in Israel bedreuen heeft.

16

Doen maecten hem Iosua smorgens vroech op, ende dede Israel voort comen, den eenen stam na den anderen, ende den stam Iuda wert geraect,

17

ende doe hi die geslachten in Iuda daer toe bracht, so wert dat geslachte der Serahiten geraect. Ende doen hi dat geslacht der Serahiten toebracht, deen huysweert nae den anderen, so wert Sabbi geraect oft beuonden.

18

Ende doen hi met sijn huys toegebracht wert, deen na den anderen, so werdt gheraect Achan die sone Carim, des soons Sabdi, des soons Serach wt den stamme Iuda.

19

Ende Iosua sprac tot Achan, mijn sone geeft den HEERE den God Israel die eere, ende geeft hem den lof, ende geeft mi te kennen wat ghi gedaen hebt, ende en loochent daer niet af,

20

Doen antwoorde Achan Iosua, ende sprac. Warachtelic ic heb mi besondicht aenden HERE den God Israel, also ende also heb ic gedaen.

21

Ic sach onder den roof, eenen costelijcken Babiloonschen mantel, ende twee hondert sikelen siluers, ende een gulden tonghe, vijftich sikelen weerdich in gewichte, dies geluste mi, ende nam dat, ende siet, het is in die aerde gedubt oft ouerscarret, in mijn tente, ende dat siluer daer onder.

22

Doen sant Iosua boden die liepen totter tenten, ende siet, het was gedubt in sijn tente,

23

ende brochtent tot Iosua, ende tot allen den kinderen Israel, ende scuddent voor den HERE,

24

doen nam Iosua ende alle Israhel met hem, Achan den sone Serah, metten siluer, mantel ende gulden tonghe, sine sonen, ende sine dochteren, sijn ossen, ende ezelen, ende scapen, sijn tente, ende al dat hi hadde, ende leydense op int dal Achor.

25

Ende Iosua sprac, Want ghi ons ghestoort hebt, so verstoore v die HERE in desen dage, ende si steenden hem, dat gantse Israel, ende verberndese met viere, ende doen sise gesteent hadden,

26

Ga naar margenoot+so maecten si daer eenen groten steenhoope ouer, die blijft tot desen dage toe. Also keerde hem die HERE vander verbolgentheyt sijnder gramscappen, daer af hiet die selue plaetse, dat dal Achor, tot op desen dage toe.

margenoot+
A vers 1

margenoot+
B vers 5

margenoot+
C vers 13
margenoot+
re. xx.b. nu. xi.d. i.re. xvi.

margenoot+
ij.regum xxvi. iud. ij.a.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken