Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542) (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.50 MB)

tekstbestand






Editeur

Hans Beelen



Genre

non-fictie

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542)

(2010)–Anoniem Liesveltbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

¶ Hi roept dat volc te samen tot Sichem, ende vertelt haer die weldaden Gods, Ende het verbondt wert met God vernyeut, Iosua sterft ende Eleazar.

Dat .xxiiij. Capittel

1

Ga naar margenoot+IOsua vergaderde alle die stammen Israel tot Sichem, ende riep die ouders van Israel, de hoofden, die rechteren ende officiers Ende doen si voor Gode ghecomen waren, Ga naar margenoot+

2

so sprac hi tot alle den volcke. Dus seyt die HERE, die God Israel, uwe vaderen woonden voortijts ouer gheen side des waters Tharah, Abrahams ende Nahors vader, ende dienden anderen Goden.

3

Doen nam ic uwen vader Abraham ouer geen side des waters, ende liet hem wandelen in alle den lande Canaan, ende vermeerderde hem sine zaedt, ende gaf hem Isaac,

4

ende Isaac gaf ic Iacob ende Esau, ende ic gaf Esau dat gheberchte Seir te besitten, Mer Iacob ende sine kinderen trocken neder in Egypten.

5

Ga naar margenoot+Doen seynde ic Mose ende Aaron, ende plaechde Egipten, Ga naar margenoot+ gelijc ic onder hen gedaen heb. Daer nae leyde icker v wt, ende v vaders wt Egypten,

6

ende doen ghi aen die zee quaemt, ende die Egyptenaers uwen vaderen na iaechden, met wagenen ende Ruyteren aen die Roode zee,

7

doen riepen si totten HEERE, die sette een duysternisse tusschen v, ende den Egiptenaren, ende leyde die zee ouer hen, ende bedectese, Ende uwe ooghen hebben gesien, wat ic in Egypten ghedaen hebbe, ende ghi hebt eenen langhen tijt inder woestijnen gewoont,

8

ende ic heb v gebracht in dat lant der Amoriten, die ouer gheen side der Iordanen woonden, ende doen si tegen v streden, gaf icse in uwen handen, dat ghi haer landt besaedt, ende vernieldese voor v.

9

Ga naar margenoot+Doen maecte hem Balak op, die sone Ziphor, der Moabiten coninc, ende streedt tegen Israel, ende hi seynde, ende dede Bileam den soon Beor roepen, dat hi v veruloecken soude,

10

Mer ic en wilde hem niet hooren, ende hi seegende v, ende ic verloste v, wt sinen handen.

11

Ende doen ghi ouer die Iordaen ghinct, ende tot Iericho quaemt so streden tegen v die borgeren van Iericho, die Amoriten, Pheresiten, Cananiten, Hethiten, Girgositen, Heuiten ende Iebusiten,

12

Mer ic ghafse in uwen handen, ende seynde Horsselen voor v henen, dye dreuense wt, voor v, die twee coninghen der Amoriten, Niet door v sweert, noch door uwen boge,

13

ende hebbe v een lant ghegheuen, daer ghi niet in ghearbeyt en hebt, ende steden dye ghi niet ghetimmert en hebt, dat ghy daer inne soudt woonen, ende eten vanden wijnberghen ende olyberghen, die ghi niet gheplant en hebt.

14

Ga naar margenoot+Dus vreeset dan den HERE, ende dient hem geheelijc ende oprechtelick, ende laet die goden varen, die uwe vaders gedient hebben, ouer gheen side des waters, ende in Egipto, ende dient den HERE, Mer nv belieuet v niet, dat ghi den HEERE dient,

15

so verkiest v heden wien ghi dienen wilt, den God, dien uwe vaders ghedient hebben, ouer gheen side des waters, oft den goden der Amoriten, inder welcker lant ghy woont, Mer ick, ende mijn huys willen den HERE dienen.

16

Doen antwoorde dat volc, ende sprac, dat si verre van ons dat wi den HERE souden verlaten, ende anderen goden dienen

17

Want dye HERE onse God heeft ons, ende onse vaders, wt den lande Egipti gheleydt, wt den diensthuyse,

18

ende heeft voor onsen ooghen sulcke groote teekenen ghedaen, ende ons bewaert op alle den wege, dien wi ghereyst zijn, ende onder allen volcken, door welcken wi gegaen zijn, ende heeft wt ghestooten voor ons, alle volcken, dye Amoriten die inden lande woonden, daeromme willen wi ooc den HERE dienen, want hi is onse God.

19

Ga naar margenoot+Iosua sprac totten volcke, Ghi en condt den HERE niet ghedienen, want hi is een heylige God, een stercke ende zeloers, die niet en verghetet die ouertredinge ende sonden,

20

mer als ghi den HERE verlaet, ende eenen vreemden God dient, so sal hi hem omkeeren, ende v qualick doen, ende v te nyete doen, na dien hi v goet gedaen heeft.

21

Dat volc sprack tot Iosua, Also niet, mer wi willen den HERE dienen.

22

Doen sprack Iosua totten volcke, Ghi zijt getuyghen ouer v, dat ghi v den HERE vercoren hebt dat ghi hem dienen soudt. Ende si seyden, Iae,

23

Ga naar margenoot+So doet dan van v die vreemde goden, die onder v zijn, ende neyget uwe herten totten HERE den God van Israel.

24

Ende dat volc sprac tot Iosua, Wi willen den HERE onsen God dienen, ende zijnder stemmen ghehoorsaem sijn.

25

Alsoo maecte Iosua opten seluen dach een verbont metten volcke, ende leyde hen insettinghen ende rechten voor, tot Sichem.

26

Ga naar margenoot+Ende Iosua screef dese hanteringhe int wetboeck Gods, ende nam eenen grooten steen, ende rechte dyen op aldaer, onder een eycke, die inden heylichdom des HEREN was,

27

ende sprac tot alle den volcke Siet, desen steen sal ghetuyghe ouer v zijn, want hi heeft ghehoort alle die redenen des HEREN, die hy met ons ghesproken heeft, ende sal een getuyge ouer v zijn, dat ghi uwen God niet en verloochent

28

Also liet Iosua dat volc, eenen yeghelijcken in zijn erfdeel.

29

Ende het geuiel na dese gheschiedenisse, dat Iosua die sone Nun, die knecht des HEREN sterf, doen hi hondert ende thien iaren out was,

30

ende men begroef hem inden palen zijns erfdeels, tot ThimnathSerat, die opten geberchte Ephraim leyt, Ga naar margenoot+ vant Noorden waert, aenden berge Gaas.

31

Ende die kinderen Israel dienden den HERE, also lange als Iosua leefde, Ende dye

[pagina *]
[p. *]

Ouders, die langhen tijt leefden nae Iosua, die alle die wercken des HEREN wisten, die hi aen Israel ghedaen hadde.

32

Die gebeenten Ioseph, die welcke die kinderen Israel hadden wt Egipten ghebracht, begroeuen si in Sichem, inden stucke velts, dat Iacob cocht vanden kinderen Hemor des vaders Sichem, om hondert penninghen, ende wert den kinderen Iosephs erfdeel.

33

Eleasar die soon Aaron sterf ooc, ende si begroeuen hem tot Gibeath Pinehas sijns soons, die hem ghegheuen was opt gheberchte Ephraim.

¶ Hier eyndet dat boeck Iosua.

margenoot+
A vers 1
margenoot+
Gene. xi a

margenoot+
B vers 5
margenoot+
Exodi xxiij.b

margenoot+
C vers 9

margenoot+
D vers 14

margenoot+
E vers 19

margenoot+
F vers 23

margenoot+
G vers 26

margenoot+
ex. xiij d


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken